ECLI:NL:TGZRSGR:2011:YG1500 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2010-119b

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2011:YG1500
Datum uitspraak: 15-11-2011
Datum publicatie: 15-11-2011
Zaaknummer(s): 2010-119b
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de tandarts op ondeugdelijke wijze implantaten te hebben geplaatst en geen goede prothese te hebben geleverd. De prothese zat ook niet goed vast zat aan de ongewijzigde implantaten. Voorwaardelijke schorsing voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren, ingaande op de datum dat de beslissing kracht van gewijsde zal hebben verkregen.

Datum uitspraak: 15 november 2011

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C, tandarts,

wonende te B,

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen de tandarts.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift is ontvangen op 7 juli 2010. De tandarts heeft op de klacht gereageerd, waarna klaagster heeft gerepliceerd en de tandarts heeft gedupliceerd. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 20 september 2011. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

2. De feiten

Op 8 december 2010 heeft de tandarts bij klaagster vier implantaten in haar bovenkaak geplaatst met een sinuslift rechts en links. De tandarts was toen in loondienst werkzaam bij de D te E. Een van de geplaatste implantaten werd daarna vanwege peri-implantitis vervangen. De implantaten stonden niet recht en de prothese was esthetisch niet juist. Ook nadat de tandarts de prothese had laten aanpassen door het tandtechnische laboratorium, was de positie van de voortanden en de vorm niet goed. De tandarts zegde daarom toe een nieuwe prothese te laten maken. Dat is niet gebeurd. Klaagster is daarna door verschillende tandartsen en een tandtechnicus gezien, maar de problemen zijn niet verholpen.

3. De klacht

Klaagster verwijt de tandarts dat hij de implantaten op een ondeugdelijke wijze heeft geplaatst. Na de plaatsing gaf klaagster aan de tandarts aan dat zij last had van één van de implantaten, omdat deze schuin en diep was ingebracht. Bij twee implantaten zat het uitstekende gedeelte (het abutment) los, hetgeen klaagster meerdere keren bij de tandarts heeft laten aandraaien.

Klaagster is niet tevreden over de vervaardigde prothese. De prothese zat na plaatsing niet zoals het hoorde. De protheserand zat maar tot de helft van de omslagplooi, zodat haar lip bij glimlachen daarboven bleef hangen, en de tanden stonden te ver naar voren. Hierop stuurde de tandarts de prothese terug naar het laboratorium. Toen de prothese terug kwam schrok de tandarts van het resultaat. De tanden stonden veel te ver naar binnen.

Sindsdien is klaagster bij meerdere tandartsen geweest. Een nieuwe prothese zat ook niet goed vast aan de ongewijzigde implantaten. Om alsnog voldoende houvast voor een prothese te verkrijgen, moeten de implantaten vervangen worden en eventueel uitgebreid met extra implantaten. De kosten daarvan kan klaagster niet betalen. Ondanks toezeggingen van de directeur van de D om de problemen te (laten) verhelpen gebeurde dat niet. Klaagster heeft onnodig veel pijn geleden, haar gezicht is ontsierd en zij ondervindt veel last bij het eten.

4. Het standpunt van de tandarts

De tandarts koos in overleg met klaagster voor een sinuslift, omdat er sprake was van veel botverlies verticaal en sagittaal en het niet mogelijk was om de regio 13-23 te implanteren. Een implantaat is vervangen vanwege peri-implantitis. Omdat klaagster geen ideale kaak had zijn de implantaten niet optimaal recht geplaatst, hierbij is echter een marge toegestaan, waarbij een prothese nog steeds past. De vorm en de positie van de voortanden van de vervaardigde prothese waren niet goed. De tandarts was het niet eens met het techniekwerk van het laboratorium, maar was door zijn werkgever de D verplicht om daarmee te werken. Nadat de tandarts in juni 2010 bij D stopte, sprak hij met een collega af dat de prothese opnieuw gemaakt zou worden. Het is de tandarts niet bekend hoe het daarna is gegaan. Dat inmiddels meerdere tandartsen klaagster hebben behandeld is van invloed op de beoordeling van de behandeling bij de tandarts. De tandarts werkte in opdracht van D en moest dingen accepteren die invloed hadden op het werk en kon niet zelfstandig de problemen oplossen. De tandarts vindt dat D verplicht is de schade te regelen.

5. De beoordeling

5.1 De klacht van klaagster bestaat in de kern uit twee onderdelen, te weten ten eerste dat de tandarts de implantaten niet deugdelijk heeft geplaatst en ten tweede dat de tandarts geen goede prothese heeft geleverd.

5.2. Het College komt op grond van de stukken - waaronder de foto’s van de kaak na plaatsing van de vier implantaten - en uit hetgeen door partijen en door de tandarts ter zitting naar voren is gebracht, tot de conclusie, dat de tand­arts de implantaten bij klaagster niet deugdelijk heeft geplaatst. De implantaten staan te ver naar achteren en zijn strategisch niet zodanig gepositioneerd om als goede basis voor een prothese te kunnen dienen. Het ontbreken van voldoende bot kan geen argument zijn voor implantaten of de wijze van plaatsing daarvan. Van de tandarts had verwacht mogen worden dat hij zo nodig bot zou hebben aangemaakt en binnen de marges van de parallelliteit verschillen zou blijven. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.

5.3. De tandarts heeft in de stukken en ter zitting toegelicht dat hij niet tevreden was over de algemene kwaliteit van het door hem ingeschakelde tandtechnicus geleverde werk, maar dat hij door zijn toenmalige werkgever verplicht was om met deze tandtechnicus samen te werken. Dit verweer kan de tandarts niet baten. In de regel is een tandarts verantwoordelijk voor de door de tandtechnicus via het tandtechnisch laboratorium aan hem voor een patiënt geleverde werk. Voor een uitzondering op deze regel is hier geen plaats. Dat het inschakelen van een bepaalde tandtechnicus door een werkgever is verplicht, doet daaraan niets af. De tandarts heeft bevestigd dat het voor klaagster geleverde werk niet deugdelijk was, maar dat D dit probleem dient op te lossen. Hiermee gaat de tandarts voorbij aan zijn eigen verantwoordelijkheid voor zijn patiënten.

5.4. Uit het vorenstaande volgt dat de klacht van klaagster gegrond is. Bij de oplegging van de maatregel overweegt het College dat de tandarts in de stukken en ter zitting duidelijk heeft gemaakt de noodzaak tot verbetering van de implantaten niet te zien en niet verantwoordelijk te zijn voor de levering van een ondeugdelijke prothese door de tandtechnicus. Hiermee heeft de tandarts laten blijken te weinig inzicht te hebben in zijn verantwoordelijkheden als tandarts voor de behandeling van een patiënt. Het College is gelet op de laconieke houding van de tandarts van oordeel dat een voorwaardelijke schorsing voor de duur van twee maanden noodzakelijk is. Daarmee wordt mogelijk gemaakt dat, indien de tandarts zich opnieuw schuldig maakt aan tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, de thans op te leggen voorwaardelijke schorsing alsnog wordt omgezet in een onvoorwaardelijke schorsing.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

Legt aan de tandarts op de maatregel van schorsing van de inschrijving in het register voor de

duur van twee maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, ingaande de

datum dat de beslissing kracht van gewijsde zal hebben verkregen, onder de voorwaarde dat de

tandarts voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig maakt aan tuchtrechtelijk handelen.

Deze beslissing is gegeven door: mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, mr. M.W. Koek, lid-jurist, H.C. Teune, H.W. Luk en M.M.L.F. Smulders, leden-tandartsen, bijgestaan door mr. C.G. Versteeg, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 november 2011.

voorzitter secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.