ECLI:NL:TGZRSGR:2011:YG1443 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2010-074c

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2011:YG1443
Datum uitspraak: 25-10-2011
Datum publicatie: 25-10-2011
Zaaknummer(s): 2010-074c
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klaagster verwijt de verloskundige dat tijdens het telefonisch spreekuur aan klaagster een verkeerd advies is gegeven en klaagster ten onrechte niet is onderzocht.

Datum uitspraak: 25 oktober 2011

 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C, verloskundige,

wonende te B,

de persoon over wie wordt geklaagd,

hierna te noemen de verloskundige.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift is ontvangen op 29 april 2010 en een aanvulling daarop op 23 augustus 2010. Namens de verloskundige is een verweerschrift ingediend door mr. M.C. Hoorweg-de Boer, als juriste verbonden aan Stichting VvAA rechtsbijstand te Utrecht. Klaagster heeft gerepliceerd en heeft voorts bij faxbericht van 16 november 2010 een uitspraak van de klachtencommissie van de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV) toegezonden. Vervolgens is gedupliceerd. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 30 augustus 2011. Klaagster is verschenen en namens de verloskundige is mr. Hoorweg-de Boer verschenen. Zij hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

2. De feiten

 2.1      De verloskundige is werkzaam in een groepspraktijk waar vier verloskundigen en twee assistentes werkzaam zijn (hierna: “de praktijk”). De praktijk houdt op werkdagen telefonisch spreekuur van 12.30 uur tot 13.00 uur.

2.2       Klaagster stond in verband met haar zwangerschap onder controle van een verloskundige van de praktijk.

2.3       Op 26 maart 2010 heeft klaagster een 20-weken echo laten maken bij twee echoscopisten van het ziekenhuis te D. Klaagster heeft toen gemeld dat zij last had van vochtverlies. De echoscopisten hebben op de echo geen bijzonderheden gezien en hebben klaagster geadviseerd contact op te nemen met haar verloskundige.

2.4       Klaagster heeft later die dag telefonisch contact opgenomen met de praktijk. Daarna heeft zij telefonisch contact opgenomen met haar huisarts en gevraagd of hij iets kon voorschrijven tegen vaginale afscheiding. De huisarts heeft klaagster laten weten dat dit tot na het weekend kon wachten.

2.5       Op 30 maart 2010 om 6.50 uur zijn bij klaagster de vliezen gebroken en heeft zij al het vruchtwater verloren. Zij is toen opgenomen in het ziekenhuis. De volgende dag, op 31 maart 2010, heeft klaagster hoge koorts gekregen waardoor de bevalling kunstmatig moest worden opgewekt. Klaagster is later die dag bevallen van een levenloos dochtertje. Bij klaagster is een bacteriële infectie, staphylococcus aureus, geconstateerd.

3. De klacht

Klaagster verwijt de verloskundige dat tijdens het telefonisch spreekuur van de praktijk op 26 maart 2010 een verkeerd advies is gegeven. Klaagster heeft rond 13.00 uur naar de praktijk gebeld en gemeld dat zij veel vocht verloor, zodanig dat het langs haar benen op de grond druppelde en er een plasje water op de grond ontstond. Klaagster weet niet wie zij aan de telefoon heeft gehad, maar degene die zij sprak - mogelijk een assistente - had tijdens het gesprek overleg met iemand anders. Deze andere persoon moet de verloskundige zijn geweest omdat zij degene was die op het tijdstip van het telefoongesprek het telefonisch spreekuur hield. Klaagster kreeg tijdens het telefoongesprek te horen dat het normaal is dat een zwangere vrouw last heeft van afscheiding en dat zij daarvoor een afspraak bij de huisarts kon maken. De verloskundige, die in ieder geval op de achtergrond aanwezig was bij het telefoongesprek, heeft niet onderkend dat sprake kon zijn van verlies van vruchtwater en heeft klaagster ten onrechte niet onderzocht.

4. Het standpunt van de verloskundige

De verloskundige is van mening dat haar geen tuchtrechtelijk verwijt treft. Volgens de verloskundige heeft klaagster de assistente van de praktijk aan de telefoon gehad. Deze assistente herinnert zich het telefoongesprek met klaagster en herinnert zich voorts dat zij op dat moment alleen in de praktijk aanwezig was. Het telefoongesprek moet daarom aan het eind van de middag hebben plaatsgevonden. Volgens de verloskundige heeft de assistente niet tegen klaagster gezegd dat afscheiding normaal is en dat contact kon worden opgenomen met de huisarts. De assistentes van de praktijk hebben duidelijke instructies ten aanzien van telefonische vragen van cliënten; zij doen geen inhoudelijke triage en verwijzen voor medisch-inhoudelijke vragen altijd naar een verloskundige. De assistente geeft cliënten twee opties om in contact te komen met een verloskundige, namelijk door het telefonisch spreekuur van de praktijk tussen 12.30 uur en 13.00 uur te bellen of door contact op te nemen met de dienstdoende verloskundige via de semafoondienst. Nu de verloskundige geen telefonisch advies aan klaagster heeft gegeven en de verloskundige voorts kon en mocht vertrouwen op de geprotocolleerde werkwijze van de assistente, is geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. 

5. De beoordeling

5.1       Voordat de klacht inhoudelijk kan worden beoordeeld dient duidelijk te zijn wat de feitelijke gang van zaken is geweest ten aanzien van het telefoongesprek dat klaagster op 26 maart  2010 met de praktijk heeft gevoerd. Partijen verschillen daarover van mening. Wat betreft het tijdstip waarop het gesprek heeft plaatsgevonden stelt klaagster dat dit ongeveer 13.00 uur is geweest. Zij heeft er in dit verband niet alleen op gewezen dat toen het telefonisch spreekuur van de praktijk plaatsvond en dat zij juist daarom op dit tijdstip heeft gebeld, maar heeft voorts een overzicht overgelegd van de telefoongesprekken die op 26 maart 2010 zijn gevoerd vanaf de telefoonlijn van haar werkgever waar zij op dat moment was. Op dat overzicht is vermeld dat om 13.02 uur die dag een gesprek van 4:31 minuten is gevoerd met een afgeschermd telefoonnummer dat niet volledig is weergegeven, maar dat begint met: 0118-47****. Onbetwist is dat het telefoonnummer van de praktijk met diezelfde cijfers aanvangt. Naar het oordeel van het College heeft klaagster hiermee voldoende aannemelijk gemaakt dat zij inderdaad rond 13.00 uur naar de praktijk heeft gebeld.

5.2       Vervolgens komt de vraag aan de orde met wie klaagster heeft gesproken en wat de inhoud van het gesprek is geweest. Ook op dit punt lopen de meningen van partijen uiteen. De verloskundige kan zich geen gesprek met klaagster herinneren. Zij heeft ook geen aantekening van een gesprek met klaagster gemaakt, zulks terwijl zij aantekeningen pleegt te maken van telefonische consulten. Klaagster zelf weet niet met wie zij heeft gesproken omdat degene die zij sprak zich niet heeft voorgesteld.

Hoewel de door klaagster in deze procedure geschetste gang van zaken overtuigend is, zijn er naar het oordeel van het College onvoldoende objectieve aanknopingspunten op grond waarvan haar lezing van de feiten, met name over de inhoud van het telefoongesprek, als de juiste kan worden aangenomen. Het College heeft aldus geen aanleiding meer waarde te hechten aan de lezing van de feiten zoals door klaagster gesteld dan aan die van de verloskundige. Nu het College niet kan vaststellen met wie het bewuste telefoongesprek is gevoerd noch wat de inhoud daarvan was, kan evenmin worden vastgesteld dat de verloskundige een persoonlijk tuchtrechtelijk verwijt treft ten aanzien van het gevoerde telefoongesprek.

5.3       Hoewel de verloskundige gelet op het voorgaande geen persoonlijk tuchtrechtelijk verwijt valt te maken, moet worden aangetekend dat de telefonische bereikbaarheid van de in de praktijk werkzame verloskundigen verbetering behoeft. Uit hetgeen door de verloskundige naar voren is gebracht volgt dat cliënten in beginsel slechts een half uur per (werk)dag een verloskundige van de praktijk te spreken kunnen krijgen (namelijk tijdens het telefonisch spreekuur tussen 12.30 en 13.00 uur). Buiten het telefonisch spreekuur krijgen cliënten van de assistente te horen dat voor dringende vragen via de semafoondienst contact opgenomen kan worden met de verloskundige, doch dat overigens tijdens het telefonisch spreekuur contact moet worden gelegd. Cliënten dienen daarbij zelf te beoordelen of hun vraag dringend is. De praktijk werpt daarmee een te hoge drempel op voor rechtstreeks contact met de verloskundige en verlangt ten onrechte van haar cliënten dat zij immer in staat zijn te beoordelen of hun vraag dringend is, hetgeen zeker bij zwangerschappen met de daarbij mogelijke, voor de zwangere vrouw niet steeds te onderkennen, acute problemen van onvoldoende zorg getuigt. Het College geeft in overweging de bereikbaarheid van de verloskundigen van de praktijk te verbeteren.

Daarnaast was indertijd de praktijkorganisatie in zoverre ontoereikend dat degene, die de telefoon beantwoordde, haar naam en functie niet noemde. Dit is ongewenst, zoals in dit geval is gebleken en zoals de verloskundige onderkent. Hier is inmiddels verbetering in aangebracht.

De gang van zaken ontmoet bij het College kortom de nodige bedenkingen, maar nu niet vastgesteld is kunnen worden wat er precies is gebeurd en dat de verloskundige hiervan een tuchtrechtelijk verwijt treft, zal de klacht afgewezen moeten worden.

5.4       Om redenen aan het algemeen belang ontleend, zal publicatie worden gelast van deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage:

wijst de klacht af.

Gelast publicatie van deze beslissing in de Staatscourant en bepaalt dat deze beslissing ter publicatie zal worden aangeboden aan Het Tijdschrift voor Verloskundigen en Medisch Contact, een en ander op voet van het bepaalde in artikel 71 Wet BIG.

Deze beslissing is gegeven door: mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter, mr. M.E. Honée, lid-jurist, M.M.C. Visser-Boonman, I.A.H. Mourits en F.C.D. Buist, leden-verloskundigen, bijgestaan door mr. V.J. Schelfhout-van Deventer, secretaris, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 oktober 2011.

voorzitter                                                                                          secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.