ECLI:NL:TGZRSGR:2011:YG1338 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2010-108
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2011:YG1338 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-08-2011 |
Datum publicatie: | 23-08-2011 |
Zaaknummer(s): | 2010-108 |
Onderwerp: | Grensoverschrijdend gedrag |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klaagster verwijt de arts dat hij niet heeft gehandeld zoals het een behoorlijk arts betaamt aangezien hij niet de benodigde afstand tussen arts en patiënt in acht heeft genomen en er (seksueel) grensoverschrijdend handelen heeft plaatsgevonden tijdens/na de behandelrelatie. Schorsing voor zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. |
Datum uitspraak: 23 augustus 2011
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A ,
wonende te B,
klaagster,
tegen:
C , arts,
werkzaam te B,
de persoon over wie geklaagd wordt,
hierna te noemen de arts.
1. Het verloop van het geding
Namens klaagster heeft mr. K. Lammers-Roselaar, advocaat te Rotterdam een klaagschrift met bijlagen ingediend, dat is ontvangen op 25 juni 2010. Namens de arts heeft mr. P.J. Roelse, advocaat te Amsterdam, op de klacht gereageerd, waarna repliek en dupliek hebben plaatsgevonden. Bij brief van 21 december 2010 heeft klaagster het College meegedeeld geen gebruik meer te maken van de diensten van haar advocaat. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 28 juni 2011. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De arts werd bijgestaan door mr. Roelse voornoemd.
2. De feiten
Klaagster heeft zich vanwege schouderklachten op 6 januari 2010 gewend tot de arts. Zij is vier maal door de arts behandeld, te weten op 6 januari 2010, na een intakegesprek en lichamelijk onderzoek, en vervolgens op 13, 20 en 28 januari 2010. Tijdens de derde en vierde behandeling op 20 januari, respectievelijk 28 januari 2010 is klaagster door de arts verzocht op haar rug te liggen en heeft de arts ten behoeve van onderzoek en behandeling haar onderbroekje een stukje naar beneden gedaan. Op 28 januari 2010 kon de behandeling worden afgerond. Tijdens vorengenoemde consulten was klaagster op verzoek van de arts ontkleed op haar onderbroekje en bh na.
Enkele uren na de vierde behandeling heeft de arts een sms-bericht gestuurd naar het mobiele privé-nummer van klaagster waarin hij meedeelde dat hij was vergeten haar nekoefeningen mee te geven, die zij kon vinden op een internetsite, en voorts een persoonlijke opmerking maakte. Sindsdien zijn meerdere persoonlijke, flirtende sms-berichten tussen de arts en klaagster gewisseld.
Vanwege klachten in verband met een val is klaagster op 17 februari 2010 wederom behandeld door de arts. Voorafgaande aan de behandeling hebben de arts en klaagster met elkaar koffie gedronken en een persoonlijk gesprek gevoerd. In de praktijkruimte hebben seksuele handelingen plaatsgevonden.
Na dit consult hebben de arts en klaagster het sms-contact gecontinueerd.
Op 16 maart, 30 maart en 14 april 2010 hebben de arts en klaagster seksueel contact gehad.
Op 18 april 2010 heeft de arts via een sms-bericht kenbaar gemaakt de relatie met klaagster te beëindigen.
3. De klacht
Klaagster verwijt de arts dat hij niet heeft gehandeld zoals het een behoorlijk arts betaamt, aangezien hij niet de benodigde afstand tussen arts en patiënt in acht heeft genomen en er (seksueel) grensoverschrijdend handelen heeft plaatsgevonden tijdens/na de behandelrelatie.
Meer specifiek verwijt klaagster de arts
1. dat hij tijdens de behandelingen in januari 2010 persoonsgerichte opmerkingen heeft gemaakt en een spanning heeft opgebouwd door dichter tegen haar - slechts gekleed in een onderbroekje en bh - aan te gaan staan, haar onderbroekje een stukje naar beneden te doen - de tweede keer verder dan de eerste keer - om haar te behandelen wat ervoor zorgde dat de spanning nog meer werd opgevoerd en door haar na verschillende behandelingen bij vertrek over haar rug te wrijven;
2. dat hij enkele uren na de laatste behandeling op 28 januari 2010 in een sms-bericht met een mededeling over nekoefeningen die zij op internet kon vinden een persoonsgerichte opmerking heeft gemaakt en er daarna “werk van heeft gemaakt” door seksueel getinte sms’jes te sturen en sms-contact met haar op te bouwen, en tenslotte
3. dat hij tijdens het consult op 17 februari 2010 haar zeer persoonlijk en opgetogen heeft onthaald met aanbieding van een kop koffie en een persoonlijk gesprek en daarna zich tijdens en na de behandeling aan haar heeft opgedrongen en seksuele handelingen heeft verricht. Na de behandeling heeft de arts volgens klaagster het sms’en gecontinueerd en seksueel contact met haar gehad op 16 en 30 maart en 14 april 2010.
4. Het standpunt van de arts
De arts ontkent dat hij tijdens en na de behandelingen van klaagster haar op enig moment op een ongewenste en/of seksuele wijze heeft benaderd. Hij heeft gedaan wat hij als arts moest doen en steeds uitgelegd wat hij ging doen en om welke reden. De arts voert aan dat voor een zorgvuldig onderzoek, goede beoordeling en medisch juiste behandeling in een geval als het onderhavige de schouders, rug, heup en bekken van de patiënt voor de arts goed zichtbaar dienen te zijn hetgeen niet het geval is wanneer een patiënt de kleding aanhoudt. Om klaagster goed te kunnen onderzoeken en behandelen moest zij zich derhalve uitkleden tot op het ondergoed.
De arts licht toe dat hij tijdens het derde consult, omdat klaagster meedeelde meer pijn rond haar rechterheup te hebben, haar heeft verzocht op haar rug te gaan liggen om naar de stand van het schaambeen te kunnen kijken en de stand van de symfyse goed te kunnen beoordelen. Hiertoe diende ook het schaambeen enigszins te worden ontbloot en het onderbroekje dus een stukje naar beneden te worden gedaan. Tijdens het vierde consult gaf klaagster aan dat het goed ging en de klachten nagenoeg verdwenen waren. Wel had ze nog last van napijnen. De arts heeft toen de stand van de schouderkop en bekken, het beenlengteverschil en de symfyse opnieuw gecontroleerd en geconcludeerd dat alles recht stond en de behandeling kon worden afgerond en er geen nieuwe afspraak meer gepland hoefde te worden. Dat hij met bijbedoelingen ten afscheid over de rug van klaagster zou hebben gewreven ontkent de arts.
De arts erkent dat hij sinds 28 januari 2010, na de laatste behandeling, contact heeft gezocht met klaagster via sms hetgeen volgens de arts na enkele sms’jes van algemene aard is uitgemond in diverse flirtende sms’jes over en weer.
De arts erkent voorts dat hij voorafgaand aan de behandeling op 17 februari 2010 eerst koffie heeft gedronken met klaagster, volgens de arts omdat hij van mening was dat gesproken moest worden over het sms-contact tussen hen. De arts ontkent evenwel zich tijdens en na de behandeling aan haar te hebben opgedrongen en seksuele handelingen te hebben verricht. Hij heeft verklaard dat na de behandeling en nadat klaagster zich had aangekleed, klaagster en hijzelf in de praktijkruimte naar elkaar zijn toegelopen en er een vrijage heeft plaatsgehad. Daarna hebben zij het sms-contact gecontinueerd en hebben zij opnieuw met elkaar afgesproken en seksueel contact gehad op 16 maart, 30 maart en 14 april 2010.
De arts heeft op 18 april 2010 zelf aan klaagster bericht dat hij de kortstondige affaire niet langer wilde continueren.
De arts neemt zijn verantwoordelijkheid in deze. Hij heeft stappen gezet om in de toekomst in dergelijke situaties sterker te staan en onder meer in de praktijk folders neergelegd voor nek-, rug- en buikspieroefeningen, maar ook folders die ingaan op de professionele relatie tussen arts en patiënt.
5. De beoordeling
Voor een goede beroepsuitoefening is noodzakelijk dat de arts te allen tijde een professionele distantie jegens zijn patiënt in acht neemt. Het aangaan van een seksuele relatie is onder alle omstandigheden ontoelaatbaar in de professionele behandelrelatie tussen arts en patiënt. Ook verbale of lichamelijke intimiteiten, seksuele toespelingen of seksueel contact horen niet thuis in de relatie arts patiënt. Er is immers geen sprake van een gelijkwaardige positie, aangezien de patiënt voor de medische behandeling afhankelijk is van de arts. Het aangaan van een seksuele relatie gedurende de behandelrelatie leidt bovendien tot een onaanvaardbare vermenging tussen behandeldoelen en persoonlijke gevoelens waardoor de arts de noodzakelijke professionele distantie kwijtraakt. Dit brengt met zich mee dat de arts, alvorens een relatie met een patiënt aan te gaan, de behandelrelatie met de patiënt dient te verbreken en de zorg voor de patiënt dient over te dragen aan een andere arts. Na beëindiging van de behandelrelatie dient de arts eerst een afkoelingsperiode van aanmerkelijke duur in acht te nemen.
Ten aanzien van klachtonderdeel 1 overweegt het College dat partijen van mening verschillen over hetgeen zich heeft afgespeeld tijdens de vier consulten in januari 2010. Klaagster verwijt de arts dat hij tijdens de behandelingen persoonsgerichte toespelingen heeft gemaakt en op verschillende manieren, verbaal en lichamelijk, een spanning heeft opgebouwd. De arts ontkent dat hij tijdens en na de behandelingen klaagster op enig moment op een ongewenste wijze en/of seksuele wijze heeft benaderd. In de orthomanuele geneeskunde, de professie van de arts, staat behandeling van verschillende klachten van het bewegingsapparaat, zoals rug- en nekpijn en schouder- en armklachten, centraal. Voor beoordeling van de stand van de schouders, rug en bekken en voor de behandeling van een patiënt is het noodzakelijk dat de patiënt zich ontkleedt tot aan het ondergoed. De arts behandelt een patiënt in de orthomanuele geneeskunde veelal met zijn handen, waardoor de arts dichtbij de patiënt staat. Het verweer van de arts ter zake van dit onderdeel ontmoet daarom bij het College geen bedenkingen. Nu de lezingen van partijen hierover verschillen kan niet worden vastgesteld dat de arts andere dan beroepsmatige bedoelingen heeft gehad.
Het eerste klachtonderdeel moet daarom als ongegrond worden afgewezen.
Ten aanzien van het tweede en derde klachtonderdeel overweegt het College dat op grond van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht kan worden vastgesteld dat sinds 28 januari 2010, na beëindiging van de behandelingen, een affectieve en vervolgens seksuele relatie tussen de arts en klaagster is ontstaan. Het College is van oordeel dat dit had moeten worden voorkomen. Het was onverstandig van de arts om sms-berichten aan klaagster te sturen die andere onderwerpen hadden dan passend waren. Voorts had de arts bij het eerste daarop volgende contact op 17 februari 2010 met klaagster moeten bezien in hoeverre hun relatie aan een behoorlijke uitoefening van de praktijk van de arts in de weg stond. De arts had daarbij de conclusie moeten bereiken dat hij ervan af moest zien om klaagster verder te behandelen en haar moeten verwijzen naar een andere arts. Dat de arts dit niet heeft gedaan en in de daarop volgende contacten verdergaande seksuele contacten met klaagster heeft gehad, moet de arts ernstig worden aangerekend. De arts heeft derhalve in strijd gehandeld met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) had behoren te betrachten. Hieraan doet niet af dat de arts maatregelen heeft genomen om in de toekomst sterker te staan. Wat betreft de op te leggen maatregel is het College van oordeel dat een vergaande maatregel passend is, nu het de arts helder had moeten zijn dat het een arts niet past om voortbouwend op een behandeling een sms-contact te starten waarbij professie en privé door elkaar worden gehaald en vervolgens een kortdurende seksuele relatie aan te gaan. Na te melden maatregel wordt daarom passend en geboden geacht.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:
Legt op de maatregel van schorsing van de inschrijving van de arts in het BIG-register voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, onder de bijzondere voorwaarde dat de arts zich binnen de gestelde proeftijd niet schuldig maakt aan enig tuchtrechtelijk verwijtbaar gedrag op het gebied van de professionele afstand die de arts jegens zijn patiënten behoort te bewaren en bepaalt dat deze schorsing zal ingaan op de datum dat deze beslissing kracht van gewijsde zal hebben gekregen.
Deze beslissing is gegeven door: mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. M.E. Hon é e, lid-jurist, F.G.A.J. Hakvoort-Cammel, R.H.P. van Beest en A.J.M.F. Janssen, leden-artsen, bijgestaan door mr. I.C.M. Spitters-Vermeulen, secretaris, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 augustus 2011.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te
's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.