ECLI:NL:TGZRSGR:2011:YG1233 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2010-246

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2011:YG1233
Datum uitspraak: 19-07-2011
Datum publicatie: 19-07-2011
Zaaknummer(s): 2010-246
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de tandarts dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door zonder informatie vooraf over een wortelkanaalbehandeling en de risico’s en de kans op het afbreken van een instrument en over de mogelijkheid om in plaats daarvan de kies te trekken bij klaagster wortelkanaalbehandelingen heeft uitgevoerd. Klacht ongegrond.      

Datum uitspraak: 19 juli 2011

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C , tandarts,

werkzaam te D ,

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen de tandarts.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift is ontvangen op 13 december 2010. De tandarts heeft op de klacht gereageerd, waarna partijen hebben gerepliceerd respectievelijk gedupliceerd. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 24 mei 2011. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

2. De feiten

Klaagster kwam voor het eerst begin 2007 naar de praktijk van de tandarts voor periodiek

preventief onderzoek. Na onderzoek constateerde de tandarts dat een aantal elementen

carieus waren en behandelingen nodig waren. Daarna verscheen klaagster in mei 2008 met

pijnklachten in de regio 38/48.

Op 26 september 2009 wendde klaagster zich met hevige pijnklachten rechts onder bij haar

gebit via de spoedlijn tot de tandarts. De tandarts heeft toen een wortelkanaalbehandeling

uitgevoerd van element 46.

Deze behandeling is op 10 november 2009 zonder problemen afgerond.

Op 7 september 2010 verscheen klaagster met pijn aan element 37. Na onderzoek constateer-

de de tandarts een irreversibele pulpitis en werd een wortelkanaalbehandeling uitgevoerd.

De behandeling werd op 1 november 2010 afgerond. Bij het vijlen van de wortelkanalen, brak in het mesiobuccale kanaal een deel van het Pro Taper instrument af, waarna

de behandeling met handinstrumenten werd afgerond. De tandarts heeft klaagster over het

afgebroken instrument en de mogelijke gevolgen en eventuele herbehandelingen bij

problemen geïnformeerd. De tandarts stelde voor het instrument te laten zitten en klaagster

ging daarmee akkoord. 

Op 11 november 2010 verscheen klaagster met haar vriend in de praktijk voor een gesprek

over de laatste declaratie. Klaagster gaf daarbij aan dat zij gezien de gevolgen achteraf bezien

liever extractie in plaats van wortelkanaalbehandelingen zou hebben gekozen. Na dit gesprek

heeft klaagster alle vervolgafspraken geannuleerd.

3. De klacht

Klaagster verwijt de arts dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door zonder overleg op 26 september 2009 en 7 september 2010 wortelkanaalbehandelingen uit te voeren. De tandarts heeft klaagster van te voren niet geïnformeerd dat in plaats daarvan extractie mogelijk was en niet ingelicht over de risico’s en de kans op het afbreken van een instrument. Indien klaagster de keuze had gehad, had zij de kiezen laten trekken.

4. Het standpunt van de tandarts

De tandarts heeft klaagster bij de behandeling van beide elementen twee behandelopties voorgesteld, te weten extractie of een wortelkanaalbehandeling, en klaagster de keuze voorgelegd. Een wortelkanaalbehandeling was de enig juiste oplossing mede gezien de jonge leeftijd van klaagster. Om in eerste instantie de pijn te verhelpen en daarna zonder druk van pijnklachten over de voorgestelde behandelopties na te denken, werd een wortelkanaalbehandeling gestart en een vervolgafspraak gepland.

5. De beoordeling

5.1.    De vraag ligt voor of de tandarts klaagster voorafgaand aan de behandeling voldoende heeft geïnformeerd. Het College stelt voorop dat een hulpverlener de patiënt op duidelijke wijze dient in te lichten over het voorgenomen onderzoek en de voorgestelde behandeling en over de ontwikkelingen omtrent het onderzoek, de behandeling en de gezondheidstoestand van de patiënt.

5.2.    Klaagster heeft ter zitting gesteld dat zij pas bij het gesprek over de declaratie op 11 november 2010 hoorde dat extractie ook een mogelijke behandeling was in plaats van de uitgevoerde wortelkanaalbehandeling. De tandarts heeft dit betwist en toegelicht dat hij klaagster twee behandelopties heeft voorgesteld, te weten extractie of een wortelkanaalbehandeling, maar dat doorgaans het primaire doel is de pijnklachten te verhelpen om te voorkomen dat onder druk van de pijn een besluit tot het verwijderen van het element wordt genomen. Partijen spreken elkaar tegen over de informatie die voorafgaand aan de behandeling over de behandelopties is verstrekt. Het College heeft geen aanleiding om aan de versie van een van de partijen meer waarde toe te kennen dan aan die van de ander en kan derhalve niet vaststellen dat de tandarts in dit verband tekort geschoten is.

5.3.    Klaagster verwijt de tandarts daarnaast dat hij haar ten onrechte niet heeft geïnformeerd over het risico van afbreken van het instrument. De tandarts heeft ter zitting toegelicht dat hij klaagster daarover niet heeft geïnformeerd, aangezien dit zelden voorkomt. Het College is van oordeel dat de tandarts klaagster voorafgaand aan de behandeling niet op dit specifieke risico van het afbreken van de te gebruiken instrumentaria hoefde te wijzen, aangezien de kans op verwezenlijking van dit risico zeer gering was ( < 1 a 1,5%) althans niet in die mate voorzienbaar dat deze informatie naar redelijkheid voorafgaand aan een behandeling door de tandarts aan klaagster gegeven behoorde te worden.

5.3.    Ter zitting heeft klaagster aangegeven dat haar klacht geen betrekking heeft op de declaratie van de tandarts.

5.4.    Gezien het vorenstaande zal de klacht van klaagster worden afgewezen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door: mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. R.P. Wijne, lid-jurist, H.C. Teune, H.W. Luk en J.M.W. Croes, leden-tandartsen, bijgestaan door mr. C.G. Versteeg, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juli 2011.

voorzitter                                                                                              secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.