ECLI:NL:TGZRSGR:2011:YG1231 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2010-124

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2011:YG1231
Datum uitspraak: 19-07-2011
Datum publicatie: 19-07-2011
Zaaknummer(s): 2010-124
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de tandarts dat hij bij haar eerste bezoek het element 2.5 niet heeft behandeld en haar bij het volgende bezoek onvoldoende heeft geïnformeerd over de behandeling die hij zou gaan uitvoeren en tenslotte dat de rekeningen niet in overeenstemming zijn met de behandelingen die zijn uitgevoerd. Klacht ongegrond.      

Datum uitspraak: 19 juli 2011

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage heeft de navolgende uitspraak gedaan inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klaagster,

tegen

C , tandarts,

wonende te B,

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen: de tandarts.

1. Het verloop van de procedure

Het klaagschrift is ontvangen op 15 juli 2010. Namens de tandarts heeft mr. O.L. Nunes, advocaat te Utrecht, een verweerschrift ingezonden.  Partijen hebben gerepliceerd respectievelijk gedupliceerd. De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaats gehad op 24 mei 2011. Partijen zijn verschenen. De arts werd bijgestaan door mr. Nunes voornoemd, welke laatste pleitnotities heeft overgelegd.

2. De feiten

Klaagster is sinds medio 2008 ingeschreven geweest in de praktijk van de tandarts. Op 28 juli 2008 heeft een kennismakingsgesprek plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek heeft klaagster aangegeven dat zij angst had voor de tandarts en dat zij over beperkte financiële middelen beschikte. De tandarts heeft de mond van klaagster geïnspecteerd. Hij constateerde dat sprake was van achterstallig onderhoud. Zo lag onder meer het wortelkanaal van element 2.5 open en bevond zich daarin een dode zenuw. Omdat klaagster binnen enkele dagen met vakantie zou gaan in D heeft de tandarts dit element die dag niet behandeld en een afspraak met klaagster gemaakt voor 9 september 2008. Tijdens haar vakantie heeft klaagster dermate veel pijn gehad dat zij een D arts heeft moeten bezoeken. Op 9 september 2008 heeft de tandarts een zenuwbehandeling aan element 2.5 verricht en één kanaal afgesloten. Op 22 september 2008 heeft klaagster de tandarts opnieuw bezocht. Deze heeft anesthesie toegepast en het tweede wortelkanaal afgesloten. Op 6 oktober 2010 was klaagster bij de tandarts om een stiftopbouw voor element 2.5 te prepareren. Dit is gebeurd. Voorts is een afspraak gemaakt voor 20 oktober 2008 waarbij de stiftopbouw dan geplaatst zou worden en de kroon geprepareerd. Klaagster is evenwel niet verschenen en heeft daarna ook geen afspraak meer met de tandarts gemaakt. In 2010 heeft klaagster de tandarts een brief gezonden waarin zij klachten uitte over de behandeling in 2008. De tandarts heeft hier niet op kunnen reageren voordat klaagster de onderhavige klacht bij het tuchtcollege indiende.

3. De klacht

De klacht bestaat uit drie onderdelen. In de eerste plaats verwijt klaagster de tandarts dat hij niet bij het eerste bezoek op 28 juli 2008 element 2.5 heeft behandeld. Hij had toen een steriele antibiotische dressing moeten aanbrengen. Als dat gebeurd was, had klaagster tijdens haar vakantie niet een D arts behoeven te bezoeken. Voorts verwijt klaagster de tandarts dat hij haar onvoldoende heeft geïnformeerd over de behandeling die hij zou gaan uitvoeren. Daardoor heeft klaagster niet kunnen aangeven of zij het met die behandeling eens was. Tenslotte stelt klaagster dat de rekeningen die de tandarts haar heeft gestuurd, niet in overeenstemming zijn met de behandelingen die zijn uitgevoerd.

4. Het standpunt van de tandarts

Tijdens de eerste behandeling van klaagster op 28 juli 2008 behoefde de tandarts element 2.5 niet te behandelen. Klaagster had al langere tijd geen (pijn-)klachten aan het gebit. Het risico dat door een behandeling pijnklachten zouden ontstaan was groter dan wanneer de situatie voorlopig zo werd gelaten. Na de terugkomst van klaagster uit D heeft zij overigens niet meegedeeld dat zij in D pijnklachten had gekregen en daarvoor een arts had moeten bezoeken. Bij de behandeling van element 2.5 in september en oktober 2008 heeft de tandarts anesthesie toegepast en klaagster uitleg gegeven over de behandeling. Klaagster wist toen al dat een wortelkanaalbehandeling zou worden uitgevoerd.  De tandarts heeft tenslotte naar zijn inzicht conform de gangbare procedures gedeclareerd.

5. De beoordeling

Het College wijst er op dat het er bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het bedoelde handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep terzake als norm of standaard was aanvaard.

Het eerste onderdeel van de klacht kan naar het oordeel van het College niet aanvaard worden. Het College neemt hierbij in aanmerking dat niet is gebleken dat klaagster eind juli 2008 klachten over haar gebit had. In het bijzonder is ook niet gebleken dat moest worden aangenomen dat  terstond iets aan element 2.5 gedaan moest worden.  Bij deze stand van zaken kon de tandarts er voor kiezen om de behandeling uit te stellen tot na de terugkomst van klaagster. Dat klaagster tijdens de vakantie pijnklachten kreeg, is te betreuren, maar daarvoor waren geen aanwijzingen voor handen tijdens het consult bij de tandarts. Het College is niet bekend met de door klaagster genoemde steriele antibiotische dressing.  Het kan dan ook niet aannemen dat er eind juli 2008 voor de tandarts aanleiding bestond een dergelijke maatregel te treffen.

Het tweede onderdeel van de klacht betreft de informatievoorziening van klaagster. Deze vraag ziet in het bijzonder op informatie over de wortelkanaalbehandeling die de tandarts in september 2008 is aangevangen. Klaagster  heeft aangegeven niet te hebben geweten dat een kroon zou worden aangebracht. Ook stelt zij dat de kosten daarvan niet met haar zijn besproken. Er was daarom geen sprake van een “informed consent”. De tandarts heeft hierop gereageerd  door aan te geven dat hij klaagster wel uitleg over de komende behandeling heeft gegeven. Hij heeft uitgelegd dat aan het element een wortelkanaalbehandeling zou plaatsvinden, inclusief de plaatsing van een stiftopbouw. Het College heeft geen aanleiding gevonden om aan de woorden van klaagster meer gewicht toe te kennen dan aan die van de tandarts. Dit heeft tot gevolg dat het niet kan vaststellen dat de tandarts klaagster onvoldoende heeft voorgelicht.  Het is in dit verband overigens opmerkelijk dat klaagster pas een kleine twee jaar na de behandeling van de tandarts over dit gebrek aan voorlichting klaagt. De rekeningen die haar in 2008 zijn gezonden, houden informatie in over de uitgevoerde handelingen. Indien klaagster in onzekerheid verkeerde over de aard van de behandeling en de vraag of zij zich daar mee kon verenigen, had zij er beter aan gedaan daar toen navraag naar te doen.

Het derde onderdeel van de klacht ziet blijkens de behandeling ter zitting op een brief van Zorg en Zekerheid aan klaagster van 16 oktober 2008. In die brief wordt een aantal handelingen van de tandarts vermeld alsmede de daarvoor aan hem gedane betalingen. Uit de brief blijkt dat de tandarts twee keer, te weten voor handelingen  op 9 september 2008 en voor handelingen op 22 september 2008 , een bedrag van €90,20 in rekening heeft gebracht. Het College stemt in met het voor de behandeling op 9 september gedeclareerde bedrag. Het acht het evenwel onjuist dat eenzelfde bedrag is gedeclareerd voor de behandeling op 22 september. Het betrof toen de verdere behandeling van het element dat op 9 september ook behandeld was. Dat had aanleiding moeten zijn om een lager bedrag in rekening te brengen. De tandarts lijkt per kanaal, dat hij behandeld heeft, te hebben gedeclareerd en had dat per element moeten doen. Het verschil tussen het bedrag dat ten onrechte werd gedeclareerd en het bedrag dat voor de behandeling op 22 september wel gedeclareerd had mogen worden, is evenwel te gering om de tandarts daarvoor een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Het College tekent hierbij aan dat het vaste rechtspraak is dat bij onjuiste declaraties pas dan tot het treffen van een maatregel wordt overgegaan indien het om substantiële overschrijdingen gaat van de tarieven die in rekening mogen worden gebracht. Daarvan is, zoals al gezegd, in dit geval geen sprake geweest.

Een en ander leidt het College tot de conclusie dat de eerste twee onderdelen van de klacht ongegrond zijn, terwijl in verband met het derde onderdeel geen aanleiding bestaat een maatregel te treffen. De klacht wordt daarom afgewezen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is genomen door: mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. R.P. Wijne, lid-jurist, drs. H.C. Teune, drs. H.W. Luk en drs. J.M.W. Croes, leden-tandarts. Bijgstaan door mr. C.G. Versteeg als secretaris, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juli 2011.

voorzitter                                                                      secretaris                                                                                                           

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.