ECLI:NL:TGZRSGR:2011:YG1230 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2010-124

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2011:YG1230
Datum uitspraak: 19-07-2011
Datum publicatie: 19-07-2011
Zaaknummer(s): 2010-124
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de tandarts dat hij de zenuwbehandeling van een kies onjuist heeft uitgevoerd waardoor klager hevige pijnklachten en een opgezet gevoel heeft ervaren. Klacht ongegrond      

Datum uitspraak: 19 juli 2011

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B

klager,

tegen:

C , tandarts,

wonende te B ,

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen de tandarts.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift met bijlagen is ontvangen op 22 september 2010. De tandarts heeft op de klacht gereageerd, waarna partijen hebben gerepliceerd, respectievelijk gedupliceerd. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 24 mei 2011. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. Klager werd bijgestaan door mr. M.H. Samama, advocaat te Den Haag. De tandarts werd bijgestaan door mr. S. Slabbers, advocaat te Amsterdam (DAS Rechtsbijstand).

2. De feiten

2.1       Klager stond sinds 2006 ingeschreven in de praktijk van de tandarts. Klager heeft zich op 6 augustus 2010 tot de tandarts gewend, omdat hij tijdens zijn vakantie in D een noodvulling aangelegd had gekregen. Deze diende te worden vervangen.

2.2       Voorafgaand aan de behandeling op 6 augustus 2010 heeft de tandarts röntgenfoto’s gemaakt. Uit de foto’s bleek dat het vervangen van de vulling niet afdoende was, maar dat de noodzaak bestond om een wortelkanaalbehandeling te verrichten; er was sprake van een periapicaal abces. Deze behandeling heeft de tandarts vervolgens bij klager verricht. Tijdens het schoonmaken van de kanalen heeft klager de distale wortel met natriumhypochloriet gespoeld. Daarbij kwam plots een hevige pijn op aan de linkerzijde van het gelaat van klager. Deze pijn straalde uit richting het linkeroog. De tandarts bemerkte dat het distale kanaal was gaan bloeden.

2.3       De tandarts heeft klager enige tijd in een aparte kamer gezet om de pijn te doen laten afnemen. Voorts heeft hij contact gezocht met een kaakchirurg. Klager heeft vervolgens een antibioticum gekregen en is huiswaarts gestuurd.

2.4       Klager hoorde bij thuiskomst een scheur ter plaatse van zijn gebit, ‘alsof een papier werd gescheurd’. Tevens voelde klager zijn wang opzwellen en kreeg hij moeite met praten. Klager heeft zich vervolgens met hulp van een buurman tot de spoedeisende hulp van het E te F gewend. Aldaar is hem – na telefonisch overleg met de kaakchirurg - opnieuw een antibioticum gegeven.

2.5       Diezelfde dag heeft klager contact gezocht met de tandartspraktijk waar de tandarts werkzaam is. De assistente heeft de telefoon aangenomen. De tandarts heeft het bericht ontvangen dat klager gezien werd door de kaakchirurg. Er is nadien door de tandarts geen contact opgenomen met klager.

2.5       Uit de informatie van de kaakchirurg die klager op 9 augustus 2010 heeft gezien, blijkt dat bij klager na de wortelkanaalbehandeling door de tandarts een matig emfyseem van de linkerwang is ontstaan en dat is besloten om het emfyseem spontaan te laten resorberen. Patiënt is bij controle door de kaakchirurg het advies gegeven het element te laten extraheren.

3. De klacht

Klager verwijt de tandarts dat hij de behandeling op 6 augustus 2010 onzorgvuldig heeft uitgevoerd en voorts dat de nazorg onvoldoende is geweest. Klager heeft drie weken niet kunnen werken en heeft schade geleden.

4. Het standpunt van de tandarts

De tandarts betwist dat hij klager onzorgvuldig heeft behandeld. Er is een complicatie ontstaan tijdens de wortelkanaalbehandeling. Het voorschrijven van een antibioticum is de aangewezen behandelmethode. De tandarts heeft klager hierover uitleg gegeven en hem ter geruststelling nog een verwijzing voor de kaakchirurg gegeven.

5. De beoordeling

5.1     Het College wijst er allereerst op, dat het er bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen  niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2     Mitsdien ligt de vraag voor of de tandarts op 6 augustus 2010  gebleven is binnen de grenzen van een redelijke beroepsuitoefening. Het College is van oordeel dat dit het geval is en motiveert dat als volgt.

5.3     Klager heeft de onzorgvuldigheid van de behandeling uiteengezet aan de hand van drie verwijten; er is een instrument blijven haken, er is op onjuiste wijze met hoge druk vloeistof in een kanaal gespoten en klager is ten onrechte naar huis gestuurd met alleen een antibioticum.

5.4     Wat het haken van het instrument betreft, wordt geconstateerd dat de verklaring van klager en de tandarts op dit punt niet met elkaar in overeenstemming zijn. Het College kan niet meer geloof hechten aan de ene verklaring dan aan de andere verklaring, bijgevolg niet kan worden vastgesteld dat op onjuiste wijze gebruik is gemaakt van een instrument.

5.5     Dat er bij het spoelen van één van de kanalen met hoge druk natrium hypochloriet werd ingespoten  en dat in het geval van klager vloeistof door de wortel heen is gekomen en in contact is gekomen met de weke delen en/of sinus staat daarentegen wel vast. Toch is dit op zichzelf niet verwijtbaar, daar het een complicatie betreft die zich kan voordoen. Wel moet door de behandelend tandarts worden onderkend dat het contact met de natriumhypochloriet een hevige pijn teweegbrengt en is het noodzakelijk om bij een dergelijke reactie adequate maatregelen te nemen.  Die adequate maatregelen bestaan uit het geruststellen van de patiënt, het geven van een antibioticum en eventueel pijnstilling en het maken van een controleafspraak. Het College heeft geen aanwijzingen gevonden voor aanname dat de tandarts de hevigheid van de pijn niet heeft onderkend en de noodzakelijke maatregelen achterwege heeft gelaten. De tandarts heeft klager apart gezet en heeft hem een antibioticum (mee)gegeven. De tandarts heeft voorts contact gezocht met een kaakchirurg die – zij het via de assistent – de toediening van antibioticum als geschikt middel heeft bevestigd. Hoewel het verloop van het contact met de kaakchirurg(en) op klager kennelijk is overgekomen als een paniekreactie kan het College, gezien de betwisting, niet vaststellen dat ook bij de tandarts een gemoedstoestand van paniek heerste en kan bijgevolg niet worden aangenomen dat de tandarts geen kennis van zaken had, zoals klager heeft verondersteld. Tot slot staat vast dat klager een verwijsbrief heeft meegekregen voor de kaakchirurg, waarin het College een onderbouwing ziet voor de wens van de tandarts om klager gerust te stellen.

5.6     Het feit dat klager bij thuiskomst een opgeblazen gevoel heeft ervaren, door de kaakchirurg als een matig emfyseem gediagnosticeerd, is een vervelende gebeurtenis, doch evenmin aan de tandarts te wijten. In de literatuur wordt emfyseem als een complicatie beschreven, die kan voorkomen bij een behandeling als door klager ondergaan. Het College kan gezien de tegenover elkaar staande verklaringen van klager en de tandarts niet vaststellen dat het emfyseem bij het verlaten van de tandartspraktijk reeds voorzienbaar was en dat de tandarts klager ofwel langer in de praktijk had moeten houden, ofwel niet zonder begeleiding naar huis had mogen laten gaan. Dat de kaakchirurg een ‘matig’ emfyseem heeft vastgesteld draagt aan de aanname van de onvoorzienbaarheid bij.

5.7     Wat de nazorg betreft, is het College met klager van mening dat het op de weg van de tandarts ligt om contact te zoeken met de patiënt, indien hem is gebleken van een vervelend voorval waarvoor de patiënt de spoedeisende hulp heeft moeten bezoeken. In dit geval echter staat weliswaar vast dat er contact is geweest met de assistente van de tandarts, maar is niet komen vast te staan dat het bericht aan de tandarts een andere inhoud had dan de (enkele) mededeling dat klager door de kaakchirurg was gezien. Nu dit ook de bedoeling was – gewezen wordt op de schriftelijke verwijzing voor de kaakchirurg – kan het College niet vaststellen dat de tandarts zich hierdoor niet heeft mogen laten gerust stellen. Ook anderszins is niet gebleken dat de tandarts zijn assistente met wie het telefonisch contact werd gelegd, onjuist is geïnstrueerd over de wijze waarop met mededelingen van patiënten moet worden omgegaan. 

5.8     Gezien het vorenstaande komt het College tot de conclusie dat de tandarts de grenzen van een behoorlijke beroepsuitoefening niet heeft overschreden en dat hij niet verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht is ongegrond.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door: mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. R.P. Wijne, lid-jurist, H.C. Teune, H.W. Luk en J.M.W. Croes, leden-tandartsen, bijgestaan door mr. C.G. Versteeg, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juli 2011.

voorzitter                                                                                              secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.