ECLI:NL:TGZRSGR:2011:YG1208 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2010-161

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2011:YG1208
Datum uitspraak: 05-07-2011
Datum publicatie: 05-07-2011
Zaaknummer(s): 2010-161
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de cardioloog dat deze tijdens een telefoongesprek op ongeoorloofde wijze heeft getracht hem te bewegen tot het intrekken van een klacht tegen een collega-arts. Klacht ongegrond.      

Datum uitspraak: 5 juli 2011

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klager,

tegen:

C , cardioloog,

wonende te D ,

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen de arts.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift is ontvangen op 26 augustus 2010. De arts heeft op de klacht gereageerd, waarna partijen hebben gerepliceerd, respectievelijk gedupliceerd. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 10 mei 2011. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De arts werd daartoe bijgestaan door mr. J. Bos, als advocaat verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam.

2. De feiten

2.1       Klager is bekend met een hoge bloeddruk. Klager stond hiervoor onder behandeling bij de arts, werkzaam bij het E Ziekenhuis te F. Klager slikte in overleg met de arts in eerste instantie het medicijn Metoprolol. Vanwege de bijwerkingen van Metoprolol op klagers welzijn, schreef de arts op 16 juli 2010 het medicijn Micardis (80 mg) voor.

2.2       Klager fietst vele kilometers en had de gewoonte om na een fietsrit zijn bloeddruk te meten. Sinds het slikken van het medicijn Micardis bemerkte klager dat hij na het fietsen een zeer lage bloeddruk had en dat zijn pols niet (snel genoeg) wilde zakken. Ook was hij sinds de datum van inname grieperig en had hij moeite met slapen.

2.3       Klager bracht zijn klachten in verband met het gebruik van Micardis. Daarom nam hij op 3 augustus 2010 contact op met de afdeling cardiologie van het E Ziekenhuis te F, alwaar de arts werkzaam is. Klager werd te woord gestaan door de secretaresse. De secretaresse heeft deze klachten aan een collega van de arts doorgegeven, omdat de arts zelf op vakantie was. De collega-arts heeft het dossier van klager ingezien en de klachten niet in verband gebracht met een (acuut) cardiaal probleem. De collega-arts heeft aan de secretaresse doorgegeven dat klager zich met deze klachten tot de huisarts moest wenden. De secretaresse heeft klager op 4 augustus 2010 het advies van de collega-arts telefonisch aan klager meegedeeld. Klager was het met dit advies niet eens.

2.3       Klager heeft op 6 augustus 2010 een klacht bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage ingediend, nu hij zich niet kon vinden in de behandeling door de collega-arts. Tevens heeft hij bij brief van 10 augustus 2010 de arts ingelicht over zijn onvrede.

2.4       De arts heeft op 17 augustus 2010 telefonisch contact opgenomen met klager. De inhoud van het gesprek heeft zij bij brief van diezelfde datum aan klager bevestigd. Klager heeft hierop gereageerd bij brieven van 17, 19 en 22 augustus 2010.

3. De klacht

Klager meent dat de arts tijdens het telefoongesprek van 17 augustus 2010 op ongeoorloofde wijze getracht heeft klager te bewegen tot het intrekken van de klacht tegen de collega-arts. Hiermee heeft de arts in strijd gehandeld met de eed/belofte die een arts dient af te leggen en bovendien heeft de arts hierdoor het vertrouwen van klager beschaamd.

4. Het standpunt van de arts

De arts heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1     Het College stelt voorop dat het bij de beoordeling van de klacht uitgaat van de feiten zoals die zijn komen vast te staan. Feiten komen vast te staan door bijvoorbeeld het overleggen van schriftelijke stukken of door een niet afdoende weerlegging van stellingen of verweren.

5.2     Vast staat aldus dat de arts naar aanleiding van de brief van klager van 10 augustus 2010 op 17 augustus 2010 telefonisch contact heeft opgenomen met klager. Hoewel klager een andere mening is toegedaan, ziet het College geen aanwijzingen voor de aanname dat dit telefoongesprek tot doel had klager ervan te overtuigen dat hij de klacht tegen de collega-arts diende in te trekken. Evenmin zijn er aanwijzingen voor aanname dat een heroverweging van de positie van de arts als behandelend specialist van klager het doel van het gesprek was. 

5.3     Wel is ter zitting duidelijk geworden dat in het telefoongesprek aan de orde is gekomen dat het de bedoeling was om tot een bespreking van de klacht van klager over het handelen van de collega-arts te komen, welke bespreking zou kunnen plaatsvinden met de arts en collega-arts, en door de arts geduid werd als een mogelijke eerste stap, dus voorafgaand aan een klacht. Dit wordt door de arts erkend, doch in tegenstelling tot hetgeen klager stelt, wordt dit door het College als een poging tot bemiddeling geïnterpreteerd en wordt daaruit geenszins afgeleid dat de arts partij koos en moedwillig het vertrouwen van klager wilde beschamen.

5.4     Dat klager het gesprek als vervelend heeft ervaren, wordt aangenomen, maar kennelijk was ook de arts onder de indruk van de toon van het gesprek, zodat in het midden wordt gelaten of iemand, en zo ja wie, daarvan een verwijt treft.

5.5     Het bovenstaande brengt met zich dat de arts niet buiten de grenzen van een redelijke beroepsuitoefening is getreden en dat haar geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De klacht is daarom ongegrond.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door: mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter, mr. R.P. Wijne, lid-jurist, dr. I Dawson, dr. R.W. Koster en P.C.L.A. Lambregts, leden-artsen, bijgestaan door mr. G.G.M.L. Huntjes, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 juli 2011.

voorzitter                                                                                              secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.