ECLI:NL:TGZRSGR:2011:YG1158 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2010-079
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2011:YG1158 |
---|---|
Datum uitspraak: | 07-06-2011 |
Datum publicatie: | 07-06-2011 |
Zaaknummer(s): | 2010-079 |
Onderwerp: | Schending beroepsgeheim |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klaagster verwijt de arts dat deze de geheimhoudingsplicht heeft geschonden en niet heeft gereageerd op een schriftelijk bericht van klaagster. Klacht ongegrond. |
Datum uitspraak: 7 juni 2011
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A
wonende te B,
klaagster,
tegen:
C, arts,
wonende te D,
de persoon over wie geklaagd wordt,
hierna te noemen de arts.
1. Het verloop van het geding
Het klaagschrift (met bijlagen) is ontvangen op 29 april 2010. De arts heeft een verweerschrift
(met bijlagen) ingediend, waarna is gerepliceerd en gedupliceerd. Partijen hebben
geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden
gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare
zitting van 12 april 2011. Klaagster noch de arts is verschenen. Klaagster heeft een
paar uur vóór de zitting telefonisch aan het secretariaat laten weten dat zij wegens
evenwichtsproblemen niet kon verschijnen. De arts heeft bij brief d.d. 30 maart 2011
bericht niet te zullen verschijnen.
2. De feiten
2.1 Klaagster, heeft cervicale herniaklachten. Zij heeft in 2009 een advocaat, mevrouw Mr. Baggerman-Scherpenisse, (hierna: de advocaat) in de arm genomen in verband met een civiele letselschadezaak na twee ongevallen. De advocaat heeft de arts gevraagd om de medische stukken van klaagster te beoordelen.
Klaagster heeft in verband hiermee op 29 oktober 2009 en 19 oktober 2009 medische machtigingen ten behoeve van onder meer de eigen huisarts, de arts en de advocaat getekend.
2.2 De arts heeft op 23 november 2009 en 4 januari 2010 brieven aan de advocaat
geschreven. In de brief van 23 november 2009 beschrijft de arts de stand van het onderzoek
tot dan toe, geeft zij aan dat het nog niet goed mogelijk is om een brief te maken
die naar de wederpartij kan worden gestuurd en dat het nodig is om nog nadere informatie
te verzamelen. In de brief van 4 januari 2010 vraagt de arts, na het kort noemen van
de aard van de medische klachten van klaagster en het daarbij concreet beschrijven
een bepaalde gynaecologische klacht, om telefonisch overleg over hoe de zaak verder
aan te pakken
3. De klacht
3.1 Klaagster is zeer ontstemd over de inhoud van de brief van 4 januari 2010, waarin naar haar zeggen zeer geheime zaken, die voor haar zeer privé zijn en die geen verband hebben met het letsel, zijn vermeld. Volgens klaagster is deze brief naar de advocaat en de tegenpartij gestuurd. Ook geeft zij aan dat haar ex-man de brief toevallig heeft gelezen, waardoor zij, gelet op haar cultuur en achtergrond, ernstig in de problemen is geraakt. Zij klaagt (i) over schending van de geheimhoudingsplicht door de arts. Daarnaast (ii) klaagt zij er over dat de arts niet heeft gereageerd op haar faxbericht van 13 januari 2010 waarin klaagster de brief van 4 januari aan de orde stelt.
4. Het standpunt van de arts
4.1 De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop hierna zo nodig zal worden ingegaan.
5. De beoordeling
5.1 Het eerste klachtonderdeel wordt verworpen. Vast staat dat klaagster medische machtigingen heeft verstrekt aan de huisarts, de arts en de advocaat, zodat zij tot kennisname van de medische informatie gerechtigd waren. Voorts is er geen enkele aanwijzing dat de brief van 4 januari 2010 door de arts aan iemand anders dan de advocaat is gestuurd. De arts heeft immers onweersproken aangevoerd dat zij deze naar de advocaat heeft gezonden met het verzoek om overleg, terwijl bovendien ook de inhoud van deze brief daar op wijst.
Niet duidelijk is hoe het komt dat de ex-man van klaagster deze brief heeft gelezen. In ieder geval is er geen reden om de arts hiervan de schuld te geven. Van schending van de geheimhoudingsplicht door de arts is geen sprake.
5.2 Wél merkt het College op dat de brief van 4 januari 2010 op onderdelen niet kies is. Met name is de relevantie van de concrete vermelding van een bepaalde gynaecologische aandoening, in het licht van de herniaklachten van klaagster, niet gebleken. Volstaan had in dit verband kunnen worden met de vermelding “gynaecologische operatie”. Dit wordt echter, met name gelet op de beoogde louter interne berichtgeving, niet dusdanig ernstig geacht dat een tuchtrechtelijke maatregel moet volgen.
5.3 Het tweede klachtonderdeel wordt ook verworpen, nu de arts deze fax van
13 januari 2010 naar haar zeggen niet heeft ontvangen, hetgeen klaagster niet heeft
weersproken.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:
wijst de klacht af.
Deze beslissing is gegeven door: mr. M.A.F. Tan- de Sonnaville, voorzitter, mr. M.E. Honée, M. Keus, A.J.M.F. Janssen en dr. J.W. van ’t Wout, leden-artsen en mr. A.F. de Kok, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juni 2011.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.