ECLI:NL:TGZRSGR:2011:YG1135 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2010-142

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2011:YG1135
Datum uitspraak: 24-05-2011
Datum publicatie: 24-05-2011
Zaaknummer(s): 2010-142
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de tandarts dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door onder zijn verantwoordelijkheid functionerende medewerkers beslissingen te laten nemen die niet tot hun competentie mogen worden gerekend en dat hij, toen hij hoorde wat er speelde, niet heeft ingegrepen. Klacht ongegrond.      

Datum uitspraak: 24 mei 2011

 Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A

wonende te B,

klager,

tegen:

C, tandarts,

werkzaam te B,

wonende te D,

de persoon over wie wordt geklaagd,

hierna te noemen de tandarts.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift is ontvangen op 26 mei 2010 bij het regionaal tuchtcollege te Amsterdam ontvangen, waarna de tandarts verweer heeft gevoerd en re- en dupliek hebben plaatsgevonden. Hierna is de zaak in verband met de woonplaats van de tandarts overgedragen aan het regionaal tuchtcollege te 's-Gravenhage. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College te 's-Gravenhage heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 29 maart 2011. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunt mondeling toegelicht. Op verzoek van de tandarts is als getuige gehoord de heer E, gediplomeerd tandprotheticus en eigenaar/directeur van de tandheelkundige praktijk waar de tandarts werkzaam is.

2. De feiten

2.1       Klager, is op woensdag 31 maart 2010 behandeld door de tandarts. Er heeft toen extractie van de elementen 11 en 12 plaatsgevonden en er is een noodplaatje (tijdelijke prothese) geplaatst in afwachting van verdere behandeling op termijn (implantaten en kronen).

2.2       Klager is op vrijdag 2 april 2010 (de vrijdag voor Pasen) terug gegaan naar de praktijk, omdat hij inmiddels veel pijn en last had gekregen (hoofdpijn, pijn in de bovenkaak en een opgezwollen lip). De tandarts was die dag niet aanwezig. Wél was een andere tandarts in de praktijk aanwezig. Klager is toen gezien door de die dag aanwezige heer E voornoemd – deze mag onder eigen verantwoording uitneembare voorzieningen in de mond vervaardigen –, die de tijdelijke prothese wat heeft aangepast en heeft geadviseerd om een paar paracetamolletjes te nemen.

2.3       In de nacht van zaterdag 3 op zondag 4 april 2010  is klager met forse pijnklachten naar het F gegaan, alwaar de behandelend arts een abces constateerde, pijnstillers heeft verstrekt en heeft geadviseerd de volgende dag naar een tandarts te gaan.

2.4       Op zondag 4 april 2010 heeft klager zich tot een andere tandarts, tandarts G te B gewend. Deze constateerde een drainerend abces en schreef na behandeling pijnstillers en antibiotica voor. Hij adviseerde verder om de bovenlip regelmatig te masseren, de mond met zout water te spoelen en op dinsdag 6 april 2010 naar de eigen tandarts te gaan om er nog even naar te laten kijken.

2.5       Op dinsdag 6 april is klager, zonder tevoren een afspraak te maken, naar de praktijk van de tandarts gegaan met het verzoek de tandarts te spreken. Dit is toen niet gelukt. Wél heeft de heer E klager geholpen, die heeft voorgesteld om de tijdelijke prothese achter te laten zodat hij deze kon aanpassen en om op 14 april terug te komen. Na aandringen van klager is toen bij de balie een afspraak met de tandarts gemaakt voor woensdag 7 april 2010.

2.6       Op 7 april is klager door de tandarts beoordeeld. Toen kwam klager er achter dat de tandarts een behandelkamer deelde met de heer E en (achter een scherm alwaar hij een andere patiënt behandelde) aanwezig was geweest in de kamer toen klager op 6 april 2010 door de heer E werd geholpen.

3. De klacht

Klager verwijt de tandarts onzorgvuldig handelen door onder zijn verantwoordelijkheid functionerende medewerkers zoals een tandprotheticus en een receptiemedewerkster, beslissingen te laten nemen die niet tot hun competentie gerekend mogen worden.

Tevens wordt de tandarts verweten dat hij op 6 april 2010, toen hij hoorde wat er speelde, niet heeft ingegrepen maar de zaak gewoon op zijn beloop heeft gelaten.

4. Het standpunt van de tandarts  

De tandarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop hierna zo nodig zal worden ingegaan.

5. De beoordeling

5.1       Wanneer een patiënt niet lang na extractie terug komt naar de praktijk met forse klachten is het gewenst dat een tandarts daar naar kijkt en dat niet wordt volstaan met een beoordeling door een tandprotheticus. Er is echter geen aanwijzing dat de tandarts van de gang van zaken op 2 april een verwijt valt te maken. De tandarts was immers die dag niet aanwezig in de praktijk, terwijl er wél een andere tandarts (als vervanger) aanwezig was en er dus kennelijk in vervanging was voorzien. Nu niet duidelijk is geworden waarom deze vervanger die dag niet is ingeschakeld, althans nu er geen aanwijzingen zijn dat de tandarts verweten kan worden dat deze vervanger niet is ingeschakeld, kan de tandarts het achterwege blijven hiervan niet tuchtrechtelijk worden aangerekend. Dit klachtonderdeel faalt.

5.2       Ten aanzien van de gang van zaken op 6 april 2010 wordt van het volgende uitgegaan. De tandarts was ten tijde van de hernieuwde beoordeling door de tandprotheticus aanwezig in dezelfde behandelruimte (door een schot gescheiden), maar was toen met een andere patiënt bezig die hij niet zomaar in de steek kon laten. Tijdens behandelingen draagt de tandarts een gehoorbeschermer vanwege een gehoorsbeschadiging. Hij hoort daarom op een dergelijk moment niet goed. Op de bewuste datum heeft de tandarts naar zijn zeggen wel ongenoegen horen uiten door klager, maar hij heeft niet precies gehoord wat er aan de hand was. Toen de tandarts later hoorde wat er aan de hand was, was inmiddels bij de balie een afspraak gemaakt voor de volgende dag.

5.3       Ook hier past de opmerking dat het beter was geweest wanneer klager op 6 april 2010 door een tandarts was gezien, gelet op de complicaties na extractie, en dat de instructies aan het baliepersoneel in dit verband verbetering behoeven. De gang van zaken is die dag ongelukkig en weinig professioneel geweest, maar niet dusdanig ernstig dat een tuchtrechtelijke maatregel zou moeten volgen. Hierbij weegt mee (i) dat klager inmiddels (op 4 april) door een andere tandarts was behandeld en was voorzien van antibiotica, (ii) dat er geen aanwijzingen zijn dat op 6 april ingrijpen door een tandarts was geboden – klager rept zelf ook slechts van het advies van tandarts GH om er nog even door zijn tandarts naar te laten kijken –, terwijl (iii) de tandarts evenmin verweten kan worden dat hij die dag in de behandelkamer niet heeft ingegrepen, gelet op de andere patiënt waar hij mee bezig was en zijn beperkte gehoor. Onder de geschetste omstandigheden valt te begrijpen dat de tandarts later geen grond heeft gezien om de inmiddels voor 7 april gemaakte afspraak “terug te draaien” en alsnog een afspraak voor 6 april te laten maken.

5.4       De slotsom is dan ook dat de klacht in al zijn onderdelen moet worden afgewezen. Een aandachtspunt voor de praktijkorganisatie is wél de noodzaak om een duidelijk beleid voor de baliemedewerkers te ontwikkelen ten aanzien van het al dan niet inschakelen van een  tandarts. Onder bepaalde omstandigheden is immers behandeling door een tandprotheticus niet toereikend. Zoals echter uit het voorgaande volgt kan uit het achterwege blijven van een en ander in de genoemde twee gevallen de tandarts geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door: mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville, drs. H.C. Teune en drs. H.W. Luk, leden-tandartsen, bijgestaan door mr. C.G. Versteeg, secretaris, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 mei 2011.

voorzitter                                                                                              secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.