ECLI:NL:TGZRSGR:2011:YG0899 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2009 O 072b

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2011:YG0899
Datum uitspraak: 07-02-2011
Datum publicatie: 07-02-2011
Zaaknummer(s): 2009 O 072b
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klagers verwijten de verpleegkundige als triagist niet afdoende te hebben gereageerd op de telefonische beschrijving van het ziektebeeld van patiënte, de urgentie onjuist te hebben geclassificeerd en onvoldoende verslag te hebben gedaan van de inhoud van het telefoongesprek. Het College oordeelt dat de verpleegkundige/triagist behoort tot de kring van personen over wie ingevolge de wet BIG kan worden geklaagd. Twee van de drie klachtonderdelen gegrond. Waarschuwing.    

Datum uitspraak: 7 februari 2011

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van

A

en

B,

beiden wonende te C,

klagers,

tegen

D , verpleegkundige,

wonende te E ,

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen de verpleegkundige.

1. Het verloop van het geding

Namens klagers heeft mr. K. Baetsen, advocaat te Rotterdam, een klaagschrift met bijlagen ingediend dat is ontvangen op 9 april 2009. Namens de verpleegkundige heeft mr. N. van den Burg, advocaat te Utrecht, een verweerschrift met bijlagen ingediend, waarna is gerepliceerd en gedupliceerd.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 14 december 2010. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. Klagers werden bijgestaan door mr. Baetsen voornoemd.

De verpleegkundige werd bijgestaan door mr. Van den Burg voornoemd. Beide advocaten hebben pleitnotities overgelegd.

2. De feiten

Op woensdag 17 september 2008 werd klagers dochter F (4 jaar) ziek met koorts, braken, niet eten, dunnere ontlasting en suffig. Op zaterdag 20 september 2008 heeft klaagster de huisartsenpost van G gebeld en aan de verpleegkundige, in diens functie van triagist, verslag gedaan van de ziekteverschijnselen; 3 dagen koorts, overgeven, diarree, ijskoude benen tot aan de knieën, suf, hangerig en niet op de benen kunnen staat. Ook heeft zij de verpleegkundige medegedeeld dat zij F die ochtend op de grond in een plasje water had gevonden. Klagers zijn toen door de verpleegkundige uitgenodigd om met F direct naar de huisartsenpost te komen.

Om ongeveer 13.00 uur kwamen klagers daar aan en om ongeveer 14.00 uur is F door de dienstdoende arts onderzocht. De arts schreef antibiotica voor en heeft klagers met F weer naar huis gezonden. Thuisgekomen is F om 17.40 uur  overleden, naar later bleek, aan een hartritmestoornis bij een virale myocarditis ten gevolge van het Parvo B 19 virus.

3. De klacht

De klacht bestaat uit drie onderdelen. Klagers verwijten de verpleegkundige dat hij:

-          niet afdoende heeft gereageerd op de telefonische beschrijving van het ziektebeeld van F,

-           de urgentie onjuist heeft geclassificeerd,

-          onvoldoende verslag heeft gedaan van de inhoud van het telefoongesprek.

4. Het standpunt van de verpleegkundige

De verpleegkundige meent dat hij in zijn functie van triage-assistent niet behoort tot de kring van personen over wie ingevolge de Wet BIG bij een Tuchtcollege kan worden geklaagd. Klagers dienen naar het oordeel van de verpleegkundige derhalve niet ontvankelijk te worden verklaard in hun klacht.

Ingeval het College komt tot een inhoudelijk beoordeling over het handelen van de verpleegkundige, heeft de verpleegkundige de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1              Ten behoeve van de opleiding tot triagist geldt als functie-eis, dat de kandidaat beschikt over het MBO-diploma verpleegkundige (niveau 4), diploma doktersassistente of een gelijkwaardige medische opleiding. De opleiding tot triagist is dus een vervolgopleiding op de opleiding tot verpleegkundige, waarmee de verpleegkundige/triagist, over wiens handelen in deze klacht wordt geklaagd, behoort tot de kring van personen over wie ingevolge de Wet BIG bij een Tuchtcollege kan worden geklaagd. Klagers kunnen dan ook in hun klacht worden ontvangen.

5.2              Op basis van de beschrijving van het ziektebeeld van F en op basis van de antwoorden die klagers gaven op de vragen die de verpleegkundige stelde, heeft de verpleegkundige de ernst van de situatie ingeschat en besloten klagers direct uit te nodigen om met F naar de huisartsenpost te komen. Het College kan zich hiermee verenigen. Het College merkt daarbij wel op dat de verpleegkundige heeft verzuimd klagers - ingevolge de NHG-telefoonwijzer - te vragen naar vlekjes of bloedinkjes en of deze al dan niet wegdrukbaar waren.

5.3              Het tweede en derde verwijt zijn gegrond. Uit de onder de feiten vermelde klachten, waaronder met name de koude beentjes en de omstandigheid dat F anders dan normaal reageerde, had de verpleegkundige moeten opmaken dat F direct bij aankomst door een arts moest worden gezien. Hij had de mogelijkheid om dit te bevorderen door een gele arcering in zijn rapportage op te nemen. Dit heeft hij echter niet gedaan. Voorts heeft hij nagelaten zijn collega’s bij de front-office van de huisartsenpost te waarschuwen dat er een ernstig ziek kind aan kwam, waar direct aandacht aan moest worden besteed. Zo heeft hij in het rapport ook niet vermeld dat F koude beentjes had en anders dan normaal reageerde. Een en ander leidt tot de conclusie dat de verpleegkundige de urgentie van de klacht niet heeft onderkend en daarmee onvoldoende inhoud heeft gegeven aan zijn taak als triagist.

Het College acht een waarschuwing op zijn plaats.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

Legt de verpleegkundige de maatregel van een waarschuwing op.

Deze beslissing is gegeven door: mr. P.A. Offers, voorzitter, I.M. Bonte, drs. A.J.M. Koeter, leden-verpleegkundigen, bijgestaan door mr. A.F. de Kok, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 februari 2011.

voorzitter                                                                                              secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klagers, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.