ECLI:NL:TGZRSGR:2011:YG0893 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2010-089

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2011:YG0893
Datum uitspraak: 01-02-2011
Datum publicatie: 01-02-2011
Zaaknummer(s): 2010-089
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de fysiotherapeut dat hij haar een harde klap in haar zij heeft gegeven, toen zij een schrikbeweging met haar hand maakte en dat hij na de behandeling niet over het gebeurde heeft willen praten. Het College heeft de klacht gegrond geacht en de maatregel van waarschuwing opgelegd.

Datum uitspraak: 1 februari 2011

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C, fysiotherapeut

wonende te B,

de persoon over wie wordt geklaagd,

hierna te noemen de fysiotherapeut.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift is ontvangen op 17 mei 2010. De fysiotherapeut heeft vervolgens een verweerschrift ingediend, waarna is gerepliceerd en gedupliceerd. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 7 december 2010. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

2. De feiten

In het formulier van de verwijzing voor fysiotherapie staat vermeld als medische diagnose van de medisch specialist en als behandelplan: “Patellafemorale artrose + Quadricepsoefeningen en verbeteren mobiliteit knie”.

2.1       Klaagster had op 10 mei 2010 een derde afspraak met de fysiotherapeut en toen is voor het eerst een behandeling met dry needling gegeven. (wegens klachten aan de linker knie. Bij een eerder consult was klaagster behandeld met ijsklontjes. Op 10 mei 2010 heeft de fysiotherapeut klaagster een behandeling gegeven met triggerpoint Dry Needling (hierna: dry needling).)

2.2       Tijdens de behandeling met dry needling, waarbij klaagster op haar zij lag en de fysiotherapeut zich achter haar bevond, heeft de fysiotherapeut een naald ingebracht in het linker bovenbeen van klaagster. Omdat dit pijn deed heeft klaagster in een reactie een slaande beweging gemaakt die de fysiotherapeut heeft afgeweerd. (de hand van de fysiotherapeut weggeduwd.  De fysiotherapeut heeft vervolgens een beweging gemaakt met zijn hand/arm, waardoor klaagster is geraakt.)

2.3       Na afloop van de behandelsessie, die was uitgelopen, heeft klaagster met de fysiotherapeut willen praten, maar de fysiotherapeut heeft dat op dat moment geweigerd.

3. De klacht

Klaagster verwijt de fysiotherapeut dat hij haar een harde klap in haar zij heeft gegeven, toen zij een schrikbeweging met haar hand maakte. Bovendien heeft de fysiotherapeut na de behandeling niet over het gebeurde willen praten, ondanks het feit dat klaagster daarom vroeg.

4. Het standpunt van de fysiotherapeut

De fysiotherapeut heeft voorafgaande aan de behandeling met dry needling de behandelmethode met klaagster besproken. Zij heeft hiervoor mondeling toestemming gegeven.

Bij de behandeling zijn bij klaagster fysieke en emotionele reacties opgetreden (slaande/grabbelende bewegingen), die de fysiotherapeut heeft afgeweerd. Klaagster interpreteert dit ten onrechte als slaan. De fysiotherapeut heeft hiervoor zijn excuses aangeboden die klaagster heeft aanvaard. Aan het eind van de behandeling was geen tijd voor een gesprek omdat de behandeling was uitgelopen en een andere patiënt zat te wachten.

5. De beoordeling

5.1       Het College stelt het volgende voorop. Dry needling is een behandelmethode die nog in de kinderschoenen staat en bij patiënten hevige reacties (slaan, schreeuwen, schelden en dergelijke) kan oproepen. Over de aard van de behandeling en de te verwachten reacties is bij patiënten in de regel weinig bekend. Daarom is het van groot belang dat de patiënt voorafgaande aan de behandeling hierover goed wordt geïnformeerd. Het verdient aanbeveling dat de fysiotherapeut de toestemming van patiënt voor deze behandeling tevoren schriftelijk vastlegt. Hij is hiertoe verplicht als de patiënt hierom vraagt (Art 7:451 BW).

5.2       De fysiotherapeut heeft aangevoerd dat hij klaagster over de aard van de behandeling wel heeft geïnformeerd, maar ter de zitting is naar voren gekomen dat hij klaagster niet heeft geïnformeerd dat de behandeling heftige schrikreacties bij klaagster zou kunnen opwekken. In zoverre is de fysiotherapeut tekort geschoten in zijn informatieverplichting. Bovendien heeft de fysiotherapeut nagelaten om de instemming van klaagster vast te leggen, hoewel dit gelet op de aard van de bijzondere behandeling was aan te bevelen. Ter zitting voerde beklaagde aan dat de instemmingsformulieren voor een behandeling met dry needling op waren. Dit vormt geen geldige reden om schriftelijke instemming na te laten.

5.3       Gelet op het voorgaande oordeelt het College dat klaagster niet bedacht hoefde te zijn op een eigen sterke fysieke reactie op de behandeling. Toen deze desondanks plaats vond paste het de fysiotherapeut niet om hierop zelf fysiek te reageren. Hoewel niet is uit te sluiten dat de door klaagster als klap ervaren beweging niet als een klap bedoeld is geweest maar slechts een afweerreactie was van de fysiotherapeut zelf, moet geoordeeld worden dat het gebrek aan informatie door de fysiotherapeut kennelijk deze (volgens de fysiotherapeut verkeerde) indruk bij klaagster heeft gewekt.

5.4       Onder deze omstandigheden had van de fysiotherapeut gevergd mogen worden dat hij tijdens en/of aan het eind van de behandeling beter met klaagster had gecommuniceerd dan thans het geval is geweest.

5.5       Dit alles, in samenhang bezien, leidt ertoe dat klaagster van de fysiotherapeut niet die zorg heeft ontvangen die zij redelijkerwijs had mogen verwachten. Dit betekent dat de klacht gegrond wordt verklaard. Hierbij past een waarschuwing.

6. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage:

Legt op de maatregel van waarschuwing.

Deze beslissing is gegeven door: mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter, P.A.M. van der Salm en J.E. Geensen, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door mr. S.R.M.I. Roos-Bollen,

secretaris, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 februari 2011.

voorzitter                                                                                              secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.