ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG1630 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2010-79

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG1630
Datum uitspraak: 20-12-2011
Datum publicatie: 20-12-2011
Zaaknummer(s): G2010-79
Onderwerp:
  • Onheuse bejegening
  • Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: -

Rep.nr. G2010/79

20 december 2011

def. 167

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN

Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 26 augustus 2010

binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

gemachtigde: J.R. Beukema,

werkzaam bij: Juricon Adviesgroep B.V. te Assen,

tegen

C,

werkzaam te D,

verweerster,

BIG reg.nr:,

gemachtigde: mr. A. Poler De Zwart,

werkzaam bij: De Brauw Blackstone Westbroek N.V. te Amsterdam.

1. Verloop van de procedure

Het College heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift met bijlagen van 24 augustus 2010, ingekomen op 26 augustus 2010;

- een brief met aanvullende stukken van klager van 3 september 2010, ingekomen op 6 september 2010;

- het verweerschrift van 11 november 2010, ingekomen op 12 november 2010;

- de repliek met bijlagen van 25 november 2010, ingekomen op 29 november 2010;

- de dupliek van 12 januari 2011, ingekomen op 13 januari 2011;

- een brief van klager met bijlage van 2 augustus 2011, ingekomen op 3 augustus 2011;

- een brief van klager met bijlagen van 12 oktober 2011, ingekomen op 13 oktober 2011;

- een brief van verweerster met bijlagen van 17 oktober 2011, ingekomen op 17 oktober 2011;

- een brief van verweerster met bijlagen van 31 oktober 2011, ingekomen op 31 oktober 2011.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 1 november 2011. Verschenen zijn: klager en verweerder, samen met hun beider gemachtigden.

2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten,

die tussen partijen als niet of onvoldoende betwist vaststaan.

2.1

Klager heeft zich op 20 juli 2002 ziek gemeld bij zijn werkgever naar aanleiding van een ongeval. Met ingang van 19 juli 2003 werd hij voor 80 tot 100 % arbeidsongeschikt geacht in het kader van de WAO.

Per 12 februari 2004 werd de WAO-uitkering ingetrokken omdat het arbeidsongeschiktheidspercentage minder dan 15 % was.

2.2

Op 20 februari 2006 heeft een nieuw onderzoek plaatsgevonden naar de arbeidsongeschiktheid van klager naar aanleiding van een door hem ingediend herzieningsverzoek. Op grond van de onderzoeksgegevens werd door de verzekeringsarts geconcludeerd dat er geen sprake is van nieuwe medische feiten of omstandigheden.

2.3

Op 24 januari 2008 heeft verweerster, werkzaam als verzekeringsarts bij het UWV, klager onderzocht in verband met een herbeoordeling op verzoek van klager. Verweerster heeft in het kader van een zogenaamde Amberbeoordeling onderzocht of er bij klager sprake was van vier weken onafgebroken toegenomen arbeidsongeschiktheid door dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na eerdere schatting.

Zij heeft in haar rapportage van 20 maart 2008 geconcludeerd dat gezien de onderzoeksbevindingen het niet aannemelijk is dat er een afname van de benutbare mogelijkheden is die in overwegende mate voortvloeit uit dezelfde ziekteoorzaken. Amber heeft zij niet aan de orde geacht.

2.4

In zijn rapportage van 27 juni 2008 heeft de bezwaarverzekeringsarts geconcludeerd dat er geen datum en periode (van minimaal vier weken) van toegenomen beperkingen aan te geven is.

3. De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

3.1

Verweerster heeft partijdig, afhankelijk en niet objectief onderzoek verricht tijdens het spreekuurbezoek op 24 januari 2008. Ook heeft zij klager tijdens dit spreekuurbezoek onheus bejegend door haar houding, gedrag en toonzetting.

3.2

De verslaglegging van verweerster van 20 maart 2008 is niet inzichtelijk, controleerbaar, reproduceerbaar en consistent. Klager verwijst daartoe naar de interpretatie van het neuropsychologisch onderzoek en de volgende door verweerster ingenomen stellingen, te weten dat klager een weinig authentieke indruk maakt, dat er sprake is van een grote functionele component en dat er bij klager sprake is van ziektewinst

4. Het verweer

Het verweer luidt - zakelijk weergegeven - als volgt.

4.1

Verweerster heeft haar onderzoek objectief, zorgvuldig en volgens de professionele normen uitgevoerd. Van een onheuse bejegening tijdens het spreekuurbezoek is geen sprake geweest.

Verweerster is bij haar onderzoek uitgegaan van de claim van klager dat er toegenomen beperkingen waren. Zij heeft dossieronderzoek verricht, een anamnese afgenomen, psychisch en lichamelijk onderzoek verricht en informatie opgevraagd bij de behandelende psychiater.

4.2

Na ontvangst van de opgevraagde informatie heeft verweerster haar bevindingen gerapporteerd. Zij is door middel van een afweging gekomen tot haar oordeel over de vraag of sprake was van een toename van de beperkingen door dezelfde ziekte als waarmee klager eerder arbeidsongeschikt werd geacht in het kader van de WAO. Haar conclusie wordt gedragen door haar onderzoeksbevindingen en haar overwegingen.

4.3

Verweerster heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

5. Beoordeling van de klacht

Op basis van de overgelegde stukken en naar aanleiding van het verhandelde ter zitting overweegt het College als volgt.

5.1

Het College stelt vast dat zowel klager als verweerster het spreekuurcontact op 24 januari 2008 als onaangenaam heeft ervaren. Nu beide partijen een verschillende lezing hebben van de wijze waarop het contact is verlopen, is voor het College niet vast te stellen hoe de gang van zaken is geweest. Daarom zal dit klachtonderdeel ongegrond worden verklaard.

5.2

Verweerster heeft klager tijdens het spreekuurcontact geïnformeerd over het doel en de werkwijze van het onderzoek. Zij heeft klager onderzocht en de door hem ingezonden en meegebrachte brieven van medici in ontvangst genomen. Naar het oordeel van het College is op geen enkele wijze komen vast te staan dat het onderzoek van verweerster tijdens het spreekuurcontact - mede gelet op de door haar te maken beoordeling - onzorgvuldig is geweest. Na het spreekuurcontact heeft verweerster nadere informatie opgevraagd bij psychiater E teneinde volledig geïnformeerd te zijn. Dit wijst niet op een vooroordeel van verweerster.

Het College zak dit klachtonderdeel daarom ongegrond verklaren.

5.3

Ten aanzien van de verwijten met betrekking tot de inhoud van het medisch onderzoeksverslag geldt dat volgens vaste tuchtrechtelijke jurisprudentie een medisch advies vanuit het oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid dient te voldoen aan de volgende eisen:

a. in het advies moet op heldere en consistente wijze zijn uiteengezet op welke gronden de conclusie en het advies zijn gebaseerd;

b. de in het advies uiteengezette gronden moeten op hun beurt aantoonbaar voldoende steun vinden in de feiten, omstandigheden en bevindingen, vermeld in het advies;

c. de bedoelde gronden moeten de daaruit getrokken conclusies kunnen rechtvaardigen, en

d. het advies dient zich in beginsel te beperken tot het deskundigheidsgebied van de rapporteur.

Ten aanzien van de conclusies in het advies vindt een marginale toets door het College plaats.

5.4

Het College heeft het door verweerster opgestelde onderzoeksverslag in zijn geheel bezien en bevonden dat het voldoet aan de zorgvuldigheidseisen die daaraan mogen worden gesteld en zich beperkt tot het deskundigheidsgebied van verweerster.

Er is sprake geweest van een volledig onderzoek dat op duidelijke wijze is uiteengezet in het verslag. Verweerster heeft de door klager ter beschikking gestelde informatie verwerkt in haar verslag en inzichtelijk aangegeven op welke wijze zij deze informatie heeft geïnterpreteerd. Het feit dat verweerster komt tot bevindingen die voor klager onwelgevallig zijn, maakt nog niet dat deze onjuist zijn. Het College is van oordeel dat verweerster op basis van haar deskundigheid heeft kunnen komen tot haar bevindingen. De beschouwing ten aanzien van de overwegingen en functionele mogelijkheden van klager geeft op inzichtelijke wijze weer hoe zij tot haar conclusie is gekomen.

Het College acht daarom ook dit klachtonderdeel ongegrond.

6. Slotsom

Nu de klacht in al haar onderdelen ongegrond wordt verklaard, zal de klacht als ongegrond worden afgewezen.

7. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

Verklaart de klacht ongegrond en wijst deze af.

Aldus gegeven door:

mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter,

mr. dr. L. Groefsema, lid-jurist,

drs. W.P. Haanstra, lid-geneeskundige,

drs. H. Donkers, lid-geneeskundige,

drs. P.F. Bögels, lid-geneeskundige,

bijgestaan door mr. A.A. Verhoeven-Heemskerk, secretaris.

en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2011 door de voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

De secretaris: De voorzitter: