ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG1574 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2011/04

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG1574
Datum uitspraak: 06-12-2011
Datum publicatie: 06-12-2011
Zaaknummer(s): G2011/04
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een huisarts die wordt verweten dat zij een verkeerde diagnose heeft gesteld en onverantwoorde risico’s genomen heeft genomen door te lang te wachten met het laten maken van röntgenfoto’s. Klacht ongegrond.

Rep.nr.  G2011/04   

6 december 2011

Def. 158

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 11 januari 2011

binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

klaagster,

tegen

C,

wonende te D,

huisarts,

verweerster,

BIG-reg.nr:,

gemachtigde: mr. V.C.A.A.V. Daniels.

1.            Verloop van de procedure

Het College heeft kennisgenomen van:

-  Het klaagschrift van 10 januari 2011, binnengekomen op 11 januari 2011;

-  Het verweerschrift van 14 maart 2011, binnengekomen op 16 maart 2011:   

-  Het proces-verbaal van het op 23 mei 2011 gehouden mondeling vooronderzoek.

Na ontvangst van de klacht heeft de voorzitter van het College, gelet op het

bepaalde in artikel 66 van de Wet BIG, een vooronderzoek gelast. In het kader van

dit vooronderzoek zijn partijen op 23 mei 2011 gehoord.

De klacht is behandeld ter zitting van het College gehouden op

11 oktober 2011. Partijen zijn behoorlijk opgeroepen. Klaagster is niet

verschenen. C is verschenen vergezeld van haar gemachtigde

mr. V.C.A.A.V. Daniels.         

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

2.      Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten,

die tussen partijen als niet of onvoldoende betwist vaststaan.

2.1

Klaagster is op vrijdagavond 5 november 2010 gevallen in de huiskamer van haar woning. Zij kwam daarbij terecht op haar heup en had erge pijn. Haar man heeft haar op een matras gelegd en de volgende ochtend de huisarts opgebeld. Er kwam die dag een vervangend weekendarts. Deze adviseerde klaagster om de situatie nog even aan te zien en zo nodig de volgende dag nog eens te bellen dan wel maandag de eigen huisarts te bellen.

2.2

Op maandag 8 november is er telefonisch contact geweest tussen klaagster en de assistente van verweerster, waarbij over het laten maken van röntgenfoto’s is gesproken.

2.3

Op dinsdag 9 november heeft verweerster op telefonisch verzoek van klaagster een visite aan huis afgelegd en klaagster onderzocht. Daarbij is geen heupfractuur geconstateerd.

2.3

Op donderdag 11 november is er opnieuw telefonisch contact geweest tussen partijen. Klaagster gaf daarbij aan nog steeds veel pijn te hebben en vroeg om spierontspanners.

2.4

Op 1 december 2010 blijkt uit in het ziekenhuis gemaakte röntgenfoto’s dat bij klaagster sprake was van een mediale collumfractuur (heupfractuur) met dislocatie.

3.      De klacht

De klacht luidt - zakelijk weergegeven - als volgt.

Verweerster heeft verwijtbaar gehandeld door onzorgvuldig en inadequaat op te treden nadat klaagster op 5 november 2010 ten val was gekomen. Zij heeft een verkeerde diagnose gesteld en onverantwoorde risico’s genomen door te lang te wachten met het laten maken van röntgenfoto’s. Zij heeft geen enkele moeite gedaan om controle te houden op de situatie en deze totaal verkeerd ingeschat.

4.      Het verweer

Verweerster bestrijdt de klacht gemotiveerd. Zij ontkent onzorgvuldig en inadequaat te hebben gehandeld. Verweersters assistente heeft al op maandag 8 november 2010 een afspraak op de röntgenafdeling gemaakt om foto’s van klaagsters heup te laten maken. Toen de assistente naar klaagsters huis belde om dit mede te delen kreeg zij de echtgenoot van klaagster aan de telefoon die zich afvroeg hoe het met het vervoer naar het ziekenhuis moest. De assistente heeft toen geantwoord dat ze een ambulance kon regelen. Daarop kreeg zij klaagster aan de telefoon die zei dat het al wat beter met haar ging en dat zij geen prijs meer stelde op röntgenfoto’s, waarna de assistente de afspraak voor de röntgenfoto’s heeft geannuleerd.

Toen verweerster daags daarna klaagster bezocht heeft zij bij het door haar uitgevoerde onderzoek niet de klassieke verschijnselen van een breuk kunnen vaststellen.

5.      Beoordeling van de klacht

Naar aanleiding van de stukken en het verhandelde ter zitting overweegt het

College als volgt.

5.1

Het College zal eerst ingaan op de vraag of verweerster een verkeerde diagnose heeft gesteld. Het College wijst erop dat het missen van de juiste diagnose - indien daarvan al sprake is - op zichzelf niet tuchtrechtelijk verwijtbaar behoeft te zijn. Alleen indien zou komen vast te staan dat de wijze waarop de aangeklaagde arts tot haar, naderhand onjuist gebleken, diagnose is gekomen in strijd zou zijn met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame beroepsgenoot mag worden verwacht - rekening houdende met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep gebruikelijk was - kan een dergelijke klacht tot het beoogde resultaat leiden.

5.2

Verweerster heeft gesteld dat zij bij onderzoek aan de heup van klaagster niet de klassieke verschijnselen van een breuk heeft waargenomen. Er was geen sprake van exorotatie of verkorting, er waren geen oedemen/hematomen, wel was er diffuus pijn bij het bewegen van de heup, de rotatie was onbeperkt maar wel diffuus pijnlijk, bij palpatie geen asdrukpijn maar diffuus pijnlijk, ook met name bij de adductorenpees.  Er leek, naar verweerster stelt, sprake van een forse kneuzing. Naar het oordeel van het College heeft verweerster met het voorgaande datgene onderzocht wat in geval van verdenking van een breuk behoort te worden onderzocht. Het enige dat een huisarts bij een onderzoek als het onderhavige veelal nog pleegt te doen, en dat heeft verweerder nagelaten, is dat hij/zij de patiënt het been laat belasten door te staan. Verweerster heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat zij klaagster op de knieën heeft laten staan maar niet op de voeten, omdat zij klaagster die pijn wilde besparen en omdat het beeld dat zij bij het lichamelijk onderzoek van klaagster had gekregen niet zo suspect was dat het nodig was patiënte op de voeten te laten staan. Voorts zou dat geen andere diagnose hebben opgeleverd, omdat bij een zware kneuzing, waar verweerster aan dacht, het eveneens zeer pijnlijk dan wel niet mogelijk is op het been te staan.

Het niet op het been kunnen staan betekent dus niet dat er slechts sprake kan zijn van een breuk. Voor een juiste diagnose was een röntgenfoto nodig, maar klaagster heeft aan het maken daarvan geen medewerking willen verlenen, zoals hieronder nog nader aan de orde komt.

Het College komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat er geen  aanwijzingen zijn dat verweerster het onderzoek bij patiënt niet goed heeft uitgevoerd of dat verweerster verwijtbaar onjuiste conclusies heeft getrokken uit haar onderzoek. Zij heeft op basis van adequaat onderzoek een alleszins verdedigbare diagnose gesteld. Op dit punt is de klacht is dan ook ongegrond.

5.3

Omtrent het deel van de klacht dat er kort gezegd op neerkomt dat verweerster te lang heeft gewacht met het laten maken van röntgenfoto’s, overweegt het College het volgende. Hoewel klaagster er in haar klaagschrift geen melding van heeft gemaakt, heeft zij tijdens het mondeling vooronderzoek wel naar voren gebracht dat er na het weekend van haar val met de praktijk van verweerster is gebeld en dat de assistente van verweerster toen heeft aangegeven dat er röntgenfoto’s moesten worden gemaakt. Over wat er vervolgens gebeurde lopen de versies van klaagster en verweerster uiteen. Klaagster stelt te hebben aangegeven niet te kunnen staan en geen vervoer te hebben waarop de assistent zou hebben gezegd “dat ze maar aan de arm van haar man moest gaan.” Verweerster stelt dat haar assistente heeft gezegd een ambulance te kunnen regelen, maar dat klaagster zei dat het al beter met haar ging en dat zij geen prijs meer stelde op röntgenfoto’s.

5.4

Het College overweegt dat er thans niet meer valt vast te stellen of er over de mogelijkheid van vervoer per ambulance is gesproken. Dit is echter ook niet doorslaggevend voor de beoordeling van de klacht. Vast staat in ieder geval dat er op maandag 8 november 2010 van de zijde van verweerster een afspraak is gemaakt voor het maken van röntgenfoto’s en dat het klaagsters wens was deze afspraak af te zeggen. Het medisch dossier bevat daarover de volgende passage: “Als ik bel dat ze nu meteen een x kunnen hoeft dit in  1 keer niet meer. Als ik mevrouw aan de lijn krijg heeft ze minder pijn, kan het been wel bewegen. X afgebeld.” (Het College begrijpt op dat met X bedoeld is röntgenfoto).   Daarmee valt de bodem weg onder de klacht dat verweerster te lang heeft gewacht met het maken van röntgenfoto’s. Ook op dit punt is de klacht derhalve ongegrond.

5.5

Voor zover de klacht behelst dat verweerster de zaak te lang op zijn beloop heeft gelaten, gaat het College ook daaraan voorbij. Na de contacten tussen klaagster en verweerster en /of verweersters assistente op 8 en 9 november 2010 heeft klaagster  op 11 november 2010 naar de praktijk van verweerster gebeld en gevraagd om spierontspanners. Vervolgens heeft zij bijna drie weken geen contact met verweerster gezocht. Op 1 december 2010 heeft zij opnieuw naar de praktijk gebeld met het verzoek om herhaling van medicatie. Op dat moment heeft verweersters assistente in het bijzijn van verweerster, aldus het medisch dossier, gezegd dat het “nu te lang duurt, dat het niet klopt en dat zij voor een röntgenfoto moet gaan”. Zonder nadere toelichting en onderbouwing, die ontbreken, ziet het College niet in waarom het op verweersters weg had gelegen om in de periode tussen 11 november en 1 december 2010 contact met klaagster op te nemen. Daarvoor is ook geen steun te vinden in de gedingstukken en in het verhandelde ter zitting. Het college is van oordeel dat het aan klaagster was geweest om bij aanhoudende ernstige pijnklachten contact met verweerster op te nemen. Ook op dit punt faalt de klacht.

5.6

Op grond van het bovenstaande zal de klacht op alle punten als ongegrond worden afgewezen.

6.      Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen

verklaart de klacht ongegrond;

Aldus gegeven door:

mw. mr. K.M. Makkinga, voorzitter,

mr. dr. W.J.A.M. Dijkers, lid-jurist,

drs. H.R. van Dop, lid-geneeskundige,

drs. R. van der Eijk, lid-geneeskundige,

drs. F. Krijnen, lid-geneeskundige,

bijgestaan door mw. mr. N. Brouwer, secretaris.

en uitgesproken op 6 december 2011 door de voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

De secretaris:                                                                 De voorzitter: