ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG1573 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2010/51

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG1573
Datum uitspraak: 06-12-2011
Datum publicatie: 06-12-2011
Zaaknummer(s): G2010/51
Onderwerp:
  • Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
  • Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: -

Rep.nr. G 2010/51

6 december 2011

Def. 159

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE

GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN

Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 7 juni 2011 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

klaagster,

tegen

C,

wonende te D,

verweerster,

BIG reg. nr:,

gemachtigde: mr. A.M.P. Smilde.

1.     Verloop  van de procedure

Het College heeft kennisgenomen van het dossier waarin zich onder meer bevinden:

- het klaagschrift van 7 juni 2010, ingekomen op 7 juni 2010;

- een brief van de secretaris van 9 juni 2011, gericht aan klaagster  

  en verweerster;

- het verweerschrift van 8 juli 2010, ingekomen  op 9 juli 2010;

- een brief van 4 augustus 2011 van de secretaris aan klaagster;

- de repliek van 6 augustus 2010, ingekomen op 9 augustus 2010, met bijlagen;

- een brief van13 september 2011 van verweerster, ingekomen 15 september 2011;

- de dupliek van 14 september 2010, ingekomen op 15 september 2010;

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van het recht in vooronderzoek te worden gehoord, ofschoon zij daartoe in de gelegenheid zijn gesteld. De voorzitter heeft geen aanleiding gezien voor het ambtshalve horen in het vooronderzoek en de zaak naar de terechtzitting verwezen.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 18 oktober 2011. Verschenen is de gemachtigde van verweerster die een pleitnota heeft overgelegd. Klaagster is niet verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

2.    Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het college uit van de volgende feiten die tussen partijen als niet of onvoldoende betwist vaststaan.

2.1.  Klaagster is een zuster van E, geboren te F op 24 december 1965 en overleden te Groningen op 24 oktober 2009.

2.2.  Op 25 juni 2008 heeft E aan klaagster een onbeperkte volmacht verstrekt om namens hem op te treden bij leven en na zijn overlijden.

2.3. Verweerster is sinds 23 juni 1978 als huisarts werkzaam. Vanaf 1 juni 2004 voert zij tezamen met zeven collega-huisartsen praktijk in dienst van het G onder de naam H , te G.

2.4. De heer E stond vanaf 1 januari 2004 tot de dag van overlijden , 24 oktober 2009, bij verweerster als patiënt ingeschreven.

3.  De klacht

3.1.  De klacht komt er –verkort weergegeven- op neer dat  verweerster heeft gehandeld in strijd met het belang van een goede uitoefening van haar taak als zorgverlener jegens de broer

van klaagster door het  ten onrechte weigeren van het verlenen van inzage in het volledige medische dossier aan klaagster als gevolmachtigde van haar broer E.

3.2  Voorts klaagt klaagster over het feit dat verweerster eveneens ten onrechte het inzage recht heeft geweigerd aan de ouders als nabestaanden van hun zoon E.

Met het weigeren van het inzagerecht aan klaagster en aan de ouders van klaagster heeft verweerster artikel 7:465 van de Wet inzake de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) niet in acht genomen.                                                   

3.2.   Verweerster wordt verweten dat zij tekort geschoten is in de zorg ten opzichte van de broer van klaagster door op 18 september 2009, nadat de broer ernstig mishandeld werd aangetroffen, te verzuimen conform het protocol huiselijk geweld te handelen.

4.  Het verweer

Het verweer, strekkende tot ongegrondverklaring van de klachten, luidt - zakelijk weergegeven - als volgt.

4.1. Weigering inzage aan klaagster.

Op grond van de door klaagster overhandigde volmacht van 25 juni 2008 mag verweerster geen toestemming aannemen om klaagster inzage te verstrekken in het volledige dossier van haar broer. Evenmin is doorbreking van het beroepsgeheim op andere gronden gerechtvaardigd.

4.2   Weigering inzage aan de ouders.

Verweersters beroepsgeheim staat ook in de weg aan het verlenen van inzage aan klaagsters ouders in het dossier van hun zoon.

Verweerster is van mening dat de klaagster in dit onderdeel niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Klaagster kan niet als rechtstreeks belanghebbende worden beschouwd met betrekking tot schending van de (volgens klaagster) aan haar ouders toekomende rechten . Verder is niet gebleken dat zij de klacht namens haar ouders heeft ingediend. Het klaagschrift is niet mede ondertekend door klaagsters ouders noch is hierbij een door hen ondertekende machtiging gevoegd.

4.3.   Verzuim te handelen conform protocol huiselijk geweld.

Op 18 september 2009 is niet verweerster, maar een waarnemend huisarts betrokken geweest bij de zorgverlening van klaagsters broer.  Dit klachtonderdeel mist derhalve een feitelijke grondslag. Voorzover dit klachtonderdeel zo moet worden opgevat dat klaagster verweerster verwijt naar aanleiding van de gebeurtenissen op 18 september 2009 geen actie te hebben ondernomen wegens een verdenking van huiselijk geweld, moet dit als ongegrond worden afgewezen.

5. De beoordeling.

5.1. Het College wijst er allereerst op, dat het bij tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet omgaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar  bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame  beroepsoefening, rekening houdende met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2. Naar aanleiding van de stukken en het verhandelde ter zitting overweegt het College als volgt.

5.3. In de klacht vallen drie subklachten te onderscheiden:

-   ten onrechte geweigerd aan klaagster, als gevolmachtigde, inzage te geven in het volledige

    medische dossier van haar broer;

-    ten onrechte geweigerd aan de ouders van klaagster, als nabestaanden, inzage te geven in

    het volledige medische dossier;

-   tekort geschoten in de zorg ten opzichte van klaagster haar broer, door te verzuimen

    conform het protocol huiselijk geweld te handelen.

5.4.  Het College zal eerst de vraag behandelen of verweerster op goede gronden heeft geweigerd inzage te verstrekken in het volledige medische dossier. Bij  een ontkennend antwoord op het eerste onderdeel behoeft het tweede onderdeel geen behandeling meer.

Ter onderbouwing van haar klacht stelt klaagster dat met het weigeren van het verlenen van inzage recht artikel 7:465 WGBO niet in acht genomen wordt. Genoemd artikel ziet op de vertegenwoordiging van een wilsonbekwame meerderjarige patiënt, welke situatie zich hier niet voordoet, en is derhalve niet van toepassing.

5.5  De volmacht waarop klaagster zich beroept en op grond waarvan zij een ongeclausuleerd recht op inzage en afgifte van haar broers dossier meent te hebben is onbepaald en betreft een algemene volmacht.

5.6  In de richtlijnen van de KNMG inzake het gegevensverstrekking na de dood wordt het volgende gesteld:

Het recht van de patiënt op geheimhouding dient na de dood te worden gerespecteerd. Het beroepsgeheim reikt als het ware over het graf heen. Nabestaanden en andere derden kunnen de arts niet ontheffen van zijn geheimhoudingsplicht. Dit betekent dat er na de dood in beginsel alleen informatie over de overledene kan worden verstrekt wanneer deze daar bij leven toestemming voor gaf.

Ten aanzien van dit laatste oordeelt het College dat nu klaagster haar verzoek om inzage onvoldoende heeft geconcretiseerd,  de volmacht  te onbepaald is en verweerster niet beschikte over aanwijzingen op grond waarvan zij die toestemming kon veronderstellen, niet kan worden aangenomen dat de overledene zijn toestemming gegeven heeft voor het overleggen van het volledige medische dossier aan klaagster. Het College is van oordeel dat het belang van klaagster bij inzage in de medische dossiers niet dermate zwaarwegend is dat dit een inbreuk op het beroepsgeheim van verweerster rechtvaardigt.    

5.7.  Verzuim actie protocol huiselijk geweld.

Nu uit  de door verweerster overgelegde uitdraai van de vastlegging van de visite op 18 september 2009  blijkt dat deze is afgelegd door een waarnemend huisarts en verweerster hierbij niet betrokken is geweest, mist deze klacht feitelijke grondslag en zal deze worden afgewezen.

5.8. Het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, leidt ertoe dat de klacht op alle onderdelen ongegrond is.

6. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

verklaart alle klachtonderdelen ongegrond en wijst deze af.

Aldus gegeven door:

Mr. Dr. H.L.C. Hermans, voorzitter

mw. mr. H. van Lokven-van der Meer, lid - jurist,

drs. R.M.W. Smeets, lid-geneeskundige

drs. M.E.H.M. Fortuin, lid-geneeskundige

drs. F. Krijnen, lid-geneeskundige

bijgestaan door mw. mr. J. Visser, secretaris

en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2011 door de voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

De secretaris:                                                                 De voorzitter: