ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG1571 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2009/69

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG1571
Datum uitspraak: 06-12-2011
Datum publicatie: 06-12-2011
Zaaknummer(s): G2009/69
Onderwerp:
  • Onvoldoende informatie
  • Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: -

Rep.nr. G2009/69

6 december 2011

Def.   152

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 1 december 2009

binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

tegen

C,

als verzekeringsarts werkzaam bij het UWV te D ,

verweerster,

BIG reg.nr:,

gemachtigde: mr. A.C. Arora-Nubé,

werkzaam bij het E.                               

1 . Verloop van de procedure

Het College verwijst naar zijn tussenuitspraak van 30 augustus 2011. Op grond van deze uitspraak heeft de gemachtigde van verweerster bij brief van 15 september 2011, ingekomen op 19 september 2011, geantwoord op de vraag van het College om nadere informatie. Klager heeft daarop gereageerd bij schrijven van 3 oktober 2011 dat is ingekomen op 4 oktober 2011. Beide stukken zijn toegevoegd aan het dossier.

2. De feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet voldoende betwist staat het volgende vast.

2.1

Op 20 maart 2007 heeft verweerster in haar professionele hoedanigheid onderzocht met het oog op het al dan niet bestaan van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong).

2.2

Verweerster concludeerde dat er bij klager sprake was van een beperking van de mogelijkheden om te functioneren als rechtstreeks en medisch objectief vast te stellen gevolg van ziekte. De eerste ziektedag was volgens verweerster in de jeugd geleden en de belastbaarheid vanaf de 18de verjaardag was naar haar inzien niet veranderd.

3. De beoordeling

De klacht valt in een aantal onderdelen uiteen. Deze zullen hieronder, voor zover nodig, in samenhang met het verweer worden besproken.

3.1.

Klager brengt in het eerste klachtonderdeel (A), zakelijk weergegeven, naar voren dat onvoldoende duidelijk is waarop verweerster haar bevindingen heeft gebaseerd. Het College kan zich vinden in het verweer dat het in het kader van de opdracht die verweerster had niet noodzakelijk was alle gebruikte informatie in haar rapportage volledig te noemen. Verweerster kon en mocht in de omstandigheden van het geval verwijzen naar het dossier waarin zich deze gegevens bevonden en kon vervolgens volstaan met de mededeling dat zij deze gegevens had bestudeerd. Het klachtonderdeel is ongegrond.

3.2

Het tweede en vierde klachtonderdeel (B en D) lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. Zij strekken er, eveneens zakelijk weergegeven, toe dat de conclusies van verweerster niet logisch voortvloeien uit het door haar ingestelde onderzoek. Het College acht ook deze onderdelen ongegrond. Verweerster heeft voldoende inzichtelijk gemaakt waarop zij haar conclusies heeft gebaseerd. Het College vindt onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de belangrijkste bevindingen onjuist of op relevante punten onvolledig zijn en dat de conclusies dus niet door de bevindingen kunnen worden gedragen.

3.3

Het derde klachtonderdeel (C)  komt erop neer dat verweerster niet heeft vermeld dat zij van verouderde gegevens gebruik heeft gemaakt. Hij illustreert dit met een passage in het rapport waarin staat dat klager geen contact meer heeft met zijn zus. Verweerster brengt in reactie hierop naar voren dat klager dit laatste nu juist aan haar heeft verteld. Omdat niet kan worden vastgesteld welke lezing de juiste is en klager overigens onvoldoende heeft toegelicht op welke andere gegevens hij het oog heeft en wat de relevantie ervan is voor de beoordeling die verweerster moest verrichten, faalt ook dit klachtonderdeel.

3.4

Het vijfde klachtonderdeel (E ) houdt in dat verweerster klager niet heeft ingelicht over de strekking van het onderzoek. Dit onderdeel strandt omdat de strekking voor klager voldoende duidelijk moet zijn geweest. Het ging immers om een beoordeling van de arbeids(on)geschiktheid van klager. Verweerster was vrij om alle gegevens die voor die beoordeling van belang waren bij haar onderzoek te betrekken en was daartoe zelfs verplicht. Zij was niet gehouden zich te beperken tot de gegevens die klager zelf aandroeg.

3.5

Het zesde, zevende, achtste en tiende klachtonderdeel (F, G, H en J) treffen geen doel, omdat klager tegen het gemotiveerde verweer op deze punten onvoldoende heeft ingebracht. Dit betekent dat niet is komen vast te staan dat verweerster geen overleg met klager heeft gevoerd, relevante gegevens niet aan hem heeft teruggekoppeld, belangrijke informatie voor hem verborgen heeft gehouden, dan wel de waarheid geweld heeft aangedaan. Voor een tuchtrechtelijk verwijt op deze punten bestaat naar het oordeel van het College in elk geval geen aanleiding.

3.6

Het negende klachtonderdeel (I) komt erop neer dat verweerster zich uitspraken heeft veroorloofd op een terrein waarop zij niet of minder competent is, namelijk dat van de geestesziekten. Verweerster heeft zich in haar rapportage niet zodanig uitgelaten over de psychische toestand van klager dat redelijkerwijs zou moeten worden geoordeeld dat zij het terrein van haar eigen vakgebied, dat van de verzekeringsgeneeskunde, heeft verlaten en dat van de psychiatrie heeft betreden. Haar opmerkingen op dit punt hebben ook slechts een globaal karakter, deels met verwijzing naar gegevens uit het dossier, deels op basis van eigen waarneming. Een en ander wordt met voorzichtigheid en voorbehoud gebracht. Ook dit deel van de klacht is ongegrond.

3.7

Al hetgeen klager voorts nog naar voren heeft gebracht, kan niet tot een ander oordeel leiden. Dat geldt ook voor diens reactie op het door verweerster naar aanleiding van de tussenuitspraak gegeven informatie. Met verweerster is het College van oordeel dat er geen redenen was te twijfelen aan de juistheid van de gegevens die zijn aangeleverd door de heer F, arbeidsdeskundige van de gemeente G, die klager, naar onweersproken is gebleven, al geruime tijd volgt.

4. Slotsom

De klacht is in alle onderdelen ongegrond. Beslist moet worden als volgt.

5. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond en wijst deze af.

Aldus gegeven door:

mr. dr. H.L.C. Hermans, voorzitter,

mr. drs. W.J. de Boer, lid-jurist,

mr. drs. A. Felder, lid-geneeskundige,

drs. M. Bakker, lid-geneeskundige,

drs. E. M. ter Braak, lid-geneeskundige,

bijgestaan door mr. H.J. Idzenga, secretaris.

en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2011 door de voorzitter in tegenwoordigheid van de secretaris.

de secretaris                                                                             de voorzitter