ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG1509 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2011/29
ECLI: | ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG1509 |
---|---|
Datum uitspraak: | 15-11-2011 |
Datum publicatie: | 15-11-2011 |
Zaaknummer(s): | G2011/29 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | - |
Rep.nr. G2011/29
def. 127
15 november 2011
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN
Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 7 januari 2011
binnengekomen klacht van:
A,
wonende te B,
klaagster,
tegen
C,
wonende te D,
verweerder,
BIG reg.nr:,
gemachtigde: mr. V.C.A.A.V. Daniels.
1. Verloop van de procedure
Het College heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift van 6 januari 2011, ingekomen op 7 januari 2011;
- een aanvullend klaagschrift van 4 april 2011, ingekomen op 6 april 2011;
- het verweerschrift van 9 mei 2011, ingekomen op 10 mei 2011.
In het kader van het vooronderzoek zijn partijen in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Partijen hebben hiervan geen gebruik gemaakt.
De klacht is behandeld ter openbare zitting van 4 oktober 2011. Klaagster is verschenen, vergezeld van haar dochter. Verweerder is verschenen met zijn gemachtigde.
2. Vaststaande feiten
Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten,
die tussen partijen als niet of onvoldoende betwist vaststaan.
2.1
De moeder van klaagster (hierna ook wel te noemen: patiënte) is op 22 oktober 2010 om 09.00 uur binnengebracht op de afdeling spoedeisende hulp van het E Ziekenhuis te F. Haar huisarts had patiënte doorverwezen wegens COPD exacerbatie (een verergerde vorm van Chronic Obstructive Pulmonary Disease, een chronische ziekte van de luchtwegen).
2.2
Op de afdeling spoedeisende hulp is patiënte onderzocht en is door de daar dienstdoende arts Augmentin (penicilline-antibioticum) voorgeschreven. Omstreeks 11.30 uur is patiënte opgenomen op de afdeling longziekten. Aldaar is haar rond 12.00 uur Augmentin toegediend door een verpleegkundige.
2.3
In verband met een ontstane totale respiratoire insufficiëntie werd omstreeks 15.00 uur na consult van verweerder, intensivist, en in overleg met de familie besloten tot opname op de Intensive Care afdeling (hierna mede te noemen: IC-afdeling) en tot beademing.
2.4
Op de IC-afdeling ontstond bij het oplijnen en de intubatie van patiënte een pneumothorax (klaplong) rechts, waarvoor een drain werd geplaatst, bloedverlies werd gecorrigeerd en sedatie werd gegeven. Daarna was de situatie van patiënte stabiel.
2.5
Patiënte is op 27 oktober 2010 omstreeks 16.50 uur overleden.
3. De klacht
De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.
3.1
Bij het aanleggen van de beademing zijn door verweerder mogelijk fouten gemaakt, waardoor een klaplong en een bloeding zijn ontstaan.
3.2
Klaagster verwijt verweerder tevens dat hij in het geheel geen uitleg heeft gegeven voor de verslechterde toestand van patiënte, terwijl uit het dossier blijkt dat ze op de IC-afdeling werd opgenomen met de diagnose “mogelijke penicilline-allergie”.
3.3
Er is door verweerder voorts niet uitgelegd waarom het aanbrengen van de beademing drie uren heeft geduurd en wat hiervan de gevolgen zijn geweest voor patiënte in verband met een eventueel zuurstoftekort.
3.4
Ten slotte heeft verweerder vanaf 26 oktober 2010 geweigerd een kopie van het medisch dossier van patiënte over te leggen
4. Het verweer
Het verweer luidt - zakelijk weergegeven - als volgt.
4.1
Het plaatsen van de subclavia catheter gaf als complicatie een pneumothorax rechtszijdig. Dit is niet het gevolg geweest van de beademing.
De bloeding is een mogelijk optredende complicatie bij de techniek die wordt toegepast om een centrale lijn te prikken. Het is een complicatie die altijd goed op te vangen en te behandelen is.
4.2
Verweerder is door de behandelend longarts op de afdeling longziekten in consult gevraagd en heeft patiënte aldaar rond 15.15 uur beoordeeld. Patiënte was door haar benauwdheid niet meer in staat tot een gesprek. Verweerder heeft haar verteld dat de bedoeling was dat zij zou worden overgeplaatst naar de IC-afdeling en haar uitgelegd dat er een mogelijkheid bestond dat zij aan de beademing zou komen. Patiënte gaf op dat moment geen blijk van weerstand daartegen. De werkdiagnose van verweerder was een COPD exacerbatie, niet afdoende reagerend op de gebruikelijke therapie, mogelijk geluxeerd door een longweginfectie. Daarbij had patiënte forse hypertensie en een tachycardie (boezemdefibrilleren met snelle volgfrequentie). Dit heeft verweerder ook medegedeeld aan klaagster. Verweerder heeft niet over een mogelijke penicilline-allergie gesproken.
4.3
Het aanbrengen van de beademing heeft, inclusief alle voorbereidingen, niet meer dan dertig minuten in beslag genomen. Het nadien stabiliseren (centrale lijn, longdrain etc.) heeft maximaal een uur geduurd.
De intubatie verliep ongecompliceerd met goede pre-oxygenatie vooraf, waarbij patiënte een makkelijk toegankelijke luchtweg had, zodat er op geen enkel moment sprake is geweest van zuurstoftekort.
4.4
Verweerder heeft niet vanaf 26 oktober 2010 geweigerd het medisch dossier te overleggen. Eerst na toezending van het klaagschrift door het College op 11 april 2011 heeft verweerder kennis genomen van het opvragen van het medisch dossier.
Na het overlijden van patiënte is de laatste hoofdbehandelaar de arts die moet beoordelen of hij toestemming van de overleden patiënte aan een nabestaande kan veronderstellen. Verweerder was niet de laatste hoofdbehandelaar en daarom heeft klaagster verweerder ten onrechte aangesproken ten aanzien van dit punt.
4.5
Verweerder is van oordeel dat hij heeft gehandeld zoals het een redelijk bekwaam en handelend intensivist betaamt. Hem kan geen tuchtrechtelijk relevant verwijt gemaakt worden.
5. Beoordeling van de klacht
Naar aanleiding van de stukken en het verhandelde ter zitting overweegt het College het volgende.
5.1
Het College stelt vast dat er door verweerder geen fouten zijn gemaakt bij het aanleggen van de beademing. Er is een complicatie opgetreden bij het aanbrengen van de centrale lijn. Dit betreft een erkende, niet verwijtbare complicatie. Naar het oordeel van het College heeft verweerder hierop adequaat gereageerd.
Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.
5.2
Verweerder is door de afdeling longziekten bij patiënte in consult gevraagd. Hij heeft zowel patiënte als klaagster uitleg gegeven over de opname op de IC-afdeling en de redenen waarom mogelijk tot beademing zou worden overgegaan. Dit blijkt uit hetgeen daarover in de status is vermeld. Het College is van oordeel dat sprake is van een goede en inzichtelijke dossiervorming ten aanzien dit punt.
Alleen in de verpleegkundige status is een mogelijke allergische reactie genoemd. Het College acht het overigens met verweerder niet aannemelijk dat een penicilline-allergie de oorzaak is van de toenemende benauwdheid bij patiënte. Daarvoor is te veel tijd verlopen tussen het toedienen van de penicilline door de verpleegkundige en het verergeren van de klachten bij patiënte.
Dit klachtonderdeel is ongegrond.
5.3
Zoals het College onder 5.1 reeds heeft overwogen is het niet het aanleggen van de beademing dat geruime tijd heeft geduurd, maar de complicatie die is ontstaan bij het aanbrengen van de centrale lijn. Er is daardoor ook geen sprake geweest van een zuurstoftekort bij patiënte.
Verweerder heeft ter zitting uitgelegd dat zijn behandeling van patiënte een spoedbehandeling betrof, waarna hij zijn andere geplande afspraken weer heeft opgepakt. Na afloop van de behandeling is er uitleg gegeven aan klaagster door een IC-verpleegkundige. Zij heeft in het dossier gemeld dat de familie na deze uitleg tevreden naar huis is gegaan.
Het College acht dit klachtonderdeel daarom eveneens ongegrond.
5.4
Verweerder is pas sedert de ontvangst van het klaagschrift op de hoogte van het feit dat klaagster om het medisch dossier heeft gevraagd. Hem heeft niet eerder een dergelijk verzoek bereikt. Klaagster heeft haar eerder verzoek gericht aan het ziekenhuis en niet aan verweerder. Gelet hierop is het College van oordeel dat verweerder terzake geen verwijt kan worden gemaakt en daarom is dit klachtonderdeel ongegrond.
6. Slotsom
Nu het College de klacht in al haar onderdelen ongegrond verklaart, zal het als ongegrond afwijzen.
7. Beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:
verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond en wijst deze af.
Aldus gegeven door:
mw. mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter,
prof. mr. L. Timmerman, lid-jurist,
dr. C. Halma, lid-geneeskundige,
drs. H. Donkers, lid-geneeskundige,
mw. drs. E.M. ter Braak, lid-geneeskundige,
bijgestaan door mw. mr. F.E. Mobach-Visser, secretaris.
en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2011 door de voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.
De secretaris: De voorzitter: