ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG1458 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2010/54

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG1458
Datum uitspraak: 01-11-2011
Datum publicatie: 01-11-2011
Zaaknummer(s): G2010/54
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: -

Rep.nr. G2010/54

def.

1 november 2011

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE  GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN

Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 11 juni 2010

binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B

klager,

tegen

C

wonende te D,

psychiater te E,

verweerster,

BIG registratienummer:

advocaat: mr. A.H. Wijnberg    

1. Verloop van de procedure

Het College heeft onder meer kennisgenomen van

- het klaagschrift van 10 juni 2010, ingekomen op 11 juni 2010 met vijf bijlagen,

- het verweerschrift van 19 augustus 2010, ingekomen op 20 augustus 2010,

- de repliek op het verweerschrift van 24 september 2010, ingekomen op

   28 september 2010

- de dupliek van 26 oktober 2010, ingekomen op 27 oktober 2010.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden gelegenheid om in een mondeling vooronderzoek te worden gehoord.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 6 september 2011. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt. Klager is verschenen. Verweerster is verschenen, bijgestaan door haar advocaat.

2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten die tussen partijen als niet of onvoldoende betwist vaststaan.

2.1

Klager is gehuwd geweest met mevrouw F. Uit dit huwelijk is een zoon G geboren. De ex-echtgenoten hebben gestreden over de omgang met hun zoon. Sinds september 2008 heeft de zoon zijn hoofdverblijfplaats bij klager.

2.2

Verweerster heeft op 21 november 2008 op verzoek van de huisarts van mevrouw F een psychiatrisch rapport uitgebracht over de vraag of zij een gevaar voor haar omgeving of haar kind is. Aan dat verzoek van de huisarts lag een verzoek van mevrouw F ten grondslag. Voorafgaande aan het uitbrengen van het rapport heeft verweerster met mevrouw F twee gesprekken gevoerd van ieder ongeveer één uur. Bij het laatste gesprek was ook de moeder van mevrouw F aanwezig. Verweerster wist dat een voogdijinstelling inzage in haar rapport wenste. Verweerster behandelde mevrouw F niet, voordat zij de beide gesprekken met haar aanging. De kern van het oordeel uit dit rapport over mevrouw F luidt als volgt:“Op basis van het huidige onderzoek en de analyse van collega H kan ik geen psychiatrische stoornis in engere zin vaststellen of een eenduidige persoonlijkheidstoornis. Er is op basis van deze gegevens derhalve geen sprake van suïcide gevaar. Op basis van het huidige onderzoek lijkt het niet aannemelijk dat cliënte een direct gevaar is voor haar omgeving of voor haar kind”.

3. De klacht

Klager verwijt in de eerste plaats verweerster in het psychiatrische rapport een waardeoordeel te hebben gegeven waarvan zij zich als behandelend psychiater had moeten onthouden. De tweede klacht houdt in dat verweerster zich in dat rapport in een belangenconflict tussen klager en haar cliënte heeft begeven. In de derde plaats verwijt klager verweerster dat zij in het rapport zonder noodzaak onwaarheden over hem heeft vermeld.

4. Het verweer

Verweerster heeft aangevoerd dat klager niet ontvankelijk is, omdat hij geen belanghebbende is als bedoeld in artikel 65, eerste lid van de Wet BIG. Verweerster was geen behandelend psychiater van mevrouw F. Zij heeft in een rapport een deskundig en objectief oordeel gegeven over de door de huisarts van mevrouw F aan haar voorgelegde vraag. Daarbij heeft zij geen mening gegeven over de door de rechter te treffen voorzieningen. Als gevolg daarvan heeft zij zich niet begeven in een belangenconflict tussen klager en mevrouw F. Verweerster heeft in het rapport geen eigen mededelingen gedaan over klager. Al met al is er geen aanleiding verweerster een tuchtrechtelijk verwijt te maken.

5. Beoordeling van de klacht

Naar aanleiding van de stukken en het verhandelde ter zitting overweegt het College als volgt:

5.1 

Het beroep op niet ontvankelijkheid van klager in zijn klacht wordt verworpen. De klachten over het rapport van verweerster hebben betrekking op een handeling die valt onder artikel 47, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet BIG. Een dergelijke handeling kan dus door het College worden getoetst. Daarbij is klager naar het oordeel van het College rechtstreeks belanghebbende in zin van artikel 65, eerste lid, van de Wet BIG, omdat het rapport voor hem gevolgen kan hebben.  

5.2

Het College stelt voorop dat het door klager gewraakte rapport van 21 november 2008 een medische verklaring is. In dat rapport wordt immers in de conclusie een op medische gegevens gebaseerd waardeoordeel gegeven over de patient en zijn gezondheidstoestand. Een medische verklaring wordt beheerst door de richtlijn omgaan met medische gegevens van de KNMG. Het geven van het waardeoordeel dient volgens de richtlijn objectief en deskundig te geschieden. 

5.3

Een behandelend arts wordt geacht niet objectief te zijn ten opzichte van zijn patient. Voor het afgeven van het rapport van 21 november 2008 heeft verweerster slechts twee gesprekken van een uur met mevrouw F. Die gesprekken waren gericht op het verkrijgen van een medische verklaring en niet op behandeling. Het College is van oordeel dat verweerster niet als behandelend arts van mevrouw F kan worden beschouwd.

Het College acht de klacht over het door verweerster ten onrechte gegeven waardeoordeel ongegrond. Aan dat in de conclusie van het rapport gegeven waardeoordeel ligt een onderbouwde en te volgen redenering ten grondslag. Daarbij is het waardeoordeel naar het oordeel voorzichtig en terughoudend geformuleerd. Daarmee geeft dit waardeoordeel blijk van voldoende objectiviteit en deskundigheid.

5.4

Ook de tweede klacht is ongegrond. Verweerster heeft zich in haar conclusie beperkt tot het geven van een terughoudend waardeoordeel over de psychische toestand van mevrouw F. Zij heeft zich nergens in haar rapport gemengd in tussen klager en mevrouw F aanhangige geschillen over de omgang met de zoon of daarover adviezen gegeven.

5.5

In het rapport van verweerster zijn diverse minder positieve opmerkingen te vinden over klager. Verweerster heeft in haar rapport uitdrukkelijk aangegeven dat deze opmerkingen mededelingen betreffen die haar door mevrouw F zijn gedaan.

Het betreft dus geen eigen oordeel van verweerster. Verweerster heeft naar het oordeel van het College de vrijheid dergelijke informatie in haar rapport te doen. Het College acht ook de derde klacht ongegrond in het kader van een afgenomen anamnese. 

6. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

verklaart de klachten ongegrond en wijst deze af.

Aldus gegeven door:

mw. mr. K.M. Makkinga, voorzitter,

prof. mr. L. Timmerman, lid-jurist,

dr. H.D. de Boer, lid-geneeskundige,

drs. J.U.R. Niewold, lid-geneeskundige,

drs C.L. Bruinsma, lid-geneeskundige,

mw. mr. F.E. Mobach-Visser, secretaris.

en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2011 door de voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

De secretaris:                                                                            De voorzitter: