ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG1423 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2010/34

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG1423
Datum uitspraak: 11-10-2011
Datum publicatie: 11-10-2011
Zaaknummer(s): G2010/34
Onderwerp:
  • Onheuse bejegening
  • Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Inhoudsindicatie 1.1 Klager verwijt verweerder dat hij geweigerd heeft inzage in het verpleegkundig dossier te verlenen. 1.2 Klager verwijt verweerder dat hij een onprofessionele houding heeft aangenomen tegenover klager. 1.3 Klachtonderdelen zijn ongegrond.

Rep.nr. G2010/34

11 oktober 2011

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN

Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 13 april 2010

binnengekomen klacht van:

A

wonende te B,

klager,

gemachtigde: mr. K.J. Kanning,

tegen

C,

wonende te D,

verweerder,

BIG reg.nr:,

gemachtigde: mr. V.C.A.A.V. Daniels

verbonden aan: St. VvAA Rechtsbijstand te Utrecht

1. Verloop van de procedure

Het College heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift van 12 april 2010, ingekomen op 13 april 2010;

- het verweerschrift van 15 juni 2010, ingekomen op 16 juni 2010;

- de repliek van 6 juli 2010, ingekomen op 8 juli 2010;

- de dupliek van 13 september 2010, ingekomen op 15 september.

Na ontvangst van de klacht heeft de voorzitter van het College, gelet op het bepaalde in artikel 66 van de wet BIG, een vooronderzoek gelast. In het kader van dit vooronderzoek zijn partijen in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.

Daarvan is door partijen geen gebruik gemaakt.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 26 juli 2011. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt. Verweerder is verschenen, bijgestaan door mr. V.C.A.A.V. Daniels. Klager is met kennisgeving niet verschenen.

2. Vaststaande feiten

2.1

Klager is al jaren op vrijwillige basis woonachtig op de afdeling E van F te G.

2.2. Verweerder is sinds 1 augustus 2006 werkzaam in de ouderen psychiatrie bij F. Van 1 juni 2008 tot 1 september 2009 was verweerder als arts verantwoordelijk voor ouderen met chronisch psychiatrische stoornissen, verblijvend op een van de afdelingen van de H, waaronder de afdeling E.

3. De klacht

De klacht bestaat uit de volgende onderdelen die, zoals het College begrijpt, als volgt luiden:

3.1

Klachtonderdeel 1

Verweerder wilde klager op 4 februari 2009 geen inzage geven in de rapportage omtrent klager.

3.2

Klachtonderdeel 2

Tijdens een gesprek op 20 februari 2009 nam verweerder een agressieve houding aan jegens klager, hetgeen door klager als zeer onprofessioneel is ervaren.

4. Het verweer

4.1

Klachtonderdeel 1

Het gesprek op 4 februari was een kennismakingsgesprek en had voor verweerder tot doel een beeld te krijgen van klagers actuele situatie. Verweerder had een mapje met informatie bij zich; klager vroeg vrijwel direkt om inzage. Verweerder heeft inzage geweigerd omdat het privacygevoelige informatie van medepatiënten uit zijn woongroep van klager bevatte. Klager raakte zeer geagiteerd toen verweerder met hem wilde spreken over de door de verpleegkundigen gedane observaties en zijn ziektebeeld.

4.2

Klachtonderdeel 2

Het gesprek op 20 februari 2009 vond plaats op initiatief van verweerder. Hij wilde een poging doen om de in het gesprek van 4 februari ontstane impasse te doorbreken. Klager raakte opnieuw zeer geagiteerd toen verweerder met hem over zijn ziektebeeld wilde spreken. Verweerder betreurt dat het hem niet is gelukt het gesprek in goede banen te leiden, maar dat is hem tuchtrechtelijk niet aan te rekenen.

5. Beoordeling van de klacht

Naar aanleiding van de stukken en het verhandelde ter zitting overweegt het College als volgt:

5.1

Bij brief van 9 juli 2011 heeft klager bericht niet aanwezig te kunnen bij de zitting en heeft hij een verzoek gedaan om op zijn woonplek te worden gehoord door een collegelid. De secretaris van het College heeft klager in een brief van 14 juli 2011 verzocht om de redenen op te geven waarom hij niet ter zitting kan verschijnen. Aan dit verzoek heeft klager heen gehoor gegeven. Het College is van oordeel dat klager zijn verzoek aldus onvoldoende heeft onderbouwd en heeft het verzoek derhalve ter zitting afgewezen.

5.2

Klachtonderdeel 1

Het College stelt voorop dat als uitgangspunt dient te gelden dat patiënt recht heeft op inzage van zijn medisch dossier, zoals in artikel 7.456 BW is bepaald. Dit brengt echter, anders dan klager met zijn klacht kennelijk ingang wil doen vinden, niet mee dat een verzoek hiertoe op ieder moment van de dag onmiddellijk dient te worden ingewilligd. Er kunnen immers gegronde redenen bestaan om niet direkt inzage te verlenen. In het onderhavige geval is het College van oordeel dat, gelet op het feit dat het dossier privacygevoelige informatie bevatte omtrent medepatiënten van klager, het verweerder, zo hij dit al had gewild, niet vrijstond om op 4 februari 2009 de ongeschonde versie van de rapportage aan klager te overhandigen. Daarmee zou verweerder immers de persoonlijke levenssfeer van andere patiënten schenden, hetgeen als onprofessioneel (en tuchtrechtelijk verwijtbaar) kan worden aangemerkt. Dat het verzoek om inzage, zoals klager stelt, blijvend geweigerd is, is door verweerder gemotiveerd weersproken en het College heeft daarvoor evenmin aanknopingspunten kunnen vinden in de gedingstukken.

Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

5.3

Klachtonderdeel 2

5.3.1

Het klachtonderdeel ziet op het gesprek tussen klager en verweerder op 20 februari 2009. Dit gesprek kan echter niet los worden gezien van het gesprek dat kort daarvoor op 4 februari heeft plaatsgevonden. De kern van het klachtonderdeel is dat klager verweerder onprofessioneel optreden verwijt.

Het College overweegt dienaangaande het volgende.

5.3.2

Naar door verweerder is gesteld en door klager onvoldoende gemotiveerd is weersproken, werd de aanleiding voor het eerste gesprek op 4 februari 2009 gevormd door de signalen die verweerder van de verpleegkundigen van de afdeling had gekregen over het gedrag van klager, bestaande uit toenemend terugtrekgedrag, obsessief gedrag, prikkelbaarheid en agitatie gericht tegen medebewoners alsook mogelijk fysiek geweld tegen een medebewoner. In het bewuste gesprek heeft verweerder getracht hierover met klager van gedachten te wisselen en heeft hij hem enkele voorbeelden gegeven van het bij klager geconstateerde dwangmatige gedrag. Hij heeft onder meer gevraagd hoe klager het zou vinden als de op klagers tafel keurig tegen elkaar aanliggende balpennen zouden worden verspreid over de tafel. Naar het oordeel van het College is, anders dan klager betoogt, het stellen van een dergelijke vraag niet onprofessioneel doch dient deze te worden gezien in het licht van het stellen dan wel bevestigen van een diagnose.

In hetgeen klager heeft gesteld over het tweede gesprek dat op 20 februari 2009 vindt het College zonder nadere toelichting, welke ontbreekt, evenmin aanleiding om tot het oordeel te komen dat verweerder onprofessioneel handelen kan worden verweten. De gedingstukken bieden daarvoor ook overigens geen steun. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

6. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

Verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus gegeven door:

Mw. mr. K.M. Makkinga, voorzitter,

Mr. dr. W.J.A.M. Dijkers, lid-jurist,

Drs. R.M.W. Smeets, lid-geneeskundige

Drs. C.L. Bruinsma, lid-geneeskundige,

Drs. F. Krijnen, lid-geneeskundige,

bijgestaan door Mw. mr. A.A. Verhoeven-Heemskerk, secretaris.

en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2011 door de voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

De secretaris: De voorzitter: