ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG1418 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen V2010-02

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG1418
Datum uitspraak: 04-10-2011
Datum publicatie: 07-10-2011
Zaaknummer(s): V2010-02
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen verloskundige. Verweerster wordt verweten dat zij onjuiste informatie heeft verschaft aan de huisarts van klaagster, met als gevolg dat klaagster niet goed is begeleid tijdens haar vierde zwangerschap. Klacht ongegrond.

Rep.nr. V2010/02

4 oktober 2011

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 3 juni 2010

binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

klaagster,

advocaat: mr. M. Pasma,

tegen

C,

wonende te D,

verweerster,

verloskundige,

BIG reg. nr: -.

1. Verloop van de procedure

Het College heeft kennisgenomen van

- het ongedateerde klaagschrift, ingekomen op 3 juni 2010;

- de aanvulling op het klaagschrift van 15 juli 2010, ingekomen op 16 juli 2010;

- het verweerschrift van 18 oktober 2010, ingekomen op 21 oktober 2010;

- de repliek van 23 november 2010, ingekomen op 24 november 2010;

- de dupliek van 17 december 2010, ingekomen op 21 december 2010.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van het College van 20 september 2011.

2. Vaststaande feiten

2.1

Op 6 november 2007 is klaagster in het E, op de verpleegafdeling obstetrie, bevallen van haar derde kind.

2.2

In een brief aan de huisarts vanwege deze afdeling, gedateerd 7 november 2007, wordt onder meer vermeld dat de graviditeit ongestoord verliep. Deze informatie is onjuist. De zwangerschap werd immers gestoord door een verdenking van een dreigende vroeggeboorte. Om die reden was klaagster juist op de afdeling opgenomen.

2.3

De genoemde brief is niet ondertekend. Als afzender is onderaan vermeld: “Collegialiter, mw. C, verloskundige, Afdeling Obstetrie.”

2.4

Een vierde zwangerschap van klaagsters eindigde op 3 februari 2010 met de geboorte van een levenloos kindje.

3. De beoordeling

De klacht, zoals deze in het vooronderzoek is verduidelijkt, bestaat uit twee onderdelen.

Deze zullen hieronder achtereenvolgens worden besproken

3.1

In het eerste onderdeel wordt verweerster verweten dat de brief onjuiste informatie bevat, hetgeen in de visie van klaagster (mogelijk) invloed heeft gehad op de wijze waarop klaagster tijdens haar vierde zwangerschap is begeleid en op de noodlottige afloop van die zwangerschap. Het verweer houdt in dat verweerster deze afloop zeer betreurt, doch dat de brief in werkelijkheid slechts een concept is dat niet door verweester is gecorrigeerd en getekend. Het concept is, buiten toedoen of medeweten van verweerster, abusievelijk uitgegaan.

Bij deze stand van zaken acht verweerster zich niet verantwoordelijkheid voor de inhoud. Tegen dit verweer is onvoldoende ingebracht. Het College heeft niet kunnen vaststellen dat de brief nochtans in opdracht of met stilzwijgende of uitdrukkelijke instemming van verweerster is uitgegaan.

Het College plaatst echter de kanttekening dat verweerster in dit geval kennelijk niet achteraf alsnog een controle heeft uitgevoerd op de juistheid van de informatie aan de huisarts. Die controle was naar het oordeel van het College, gezien de problemen die zich bij de zwangerschap hadden voorgedaan, noodzakelijk. Verweerster heeft doen blijken dat zij dit ook inziet. Deze kanttekening is echter van onvoldoende gewicht om tot een tuchtrechtelijke verwijt te kunnen dragen. Daarbij wordt overwogen dat verweerster er naar haar zeggen op heeft aangedrongen voortaan geen ongeautoriseerde brieven te doen uitgaan. Het College acht dit aannemelijk.

Ten slotte wordt nog overwogen dat een verband tussen de onjuiste informatie in de genoemde brief en de droevige afloop van de vierde zwangerschap naar het oordeel van het College niet aannemelijk is geworden.

3.2

Het tweede onderdeel houdt, naar het College begrijpt, in dat klaagster bij de aanvang van de vierde zwangerschap ten onrechte geen medische indicatie heeft gekregen. Het onderdeel faalt, omdat ook naar het oordeel van het College voor de juistheid ervan geen aanknopingspunten kunnen worden gevonden. Klaagster brengt nog naar voren dat zij ook bij de derde zwangerschap geen medisch indicatie heeft gekregen. Voor zover zij heeft bedoeld ook daarover te klagen, gaat het College daaraan voorbij, omdat deze klacht onvoldoende is toegelicht.

4. Slotsom

De klacht faalt in beide onderdelen. Dit moet leiden tot de volgende beslissing.

7. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond en wijst deze af.

Aldus gewezen door:

mr.dr. H.L.C. Hermans, voorzitter,

mevrouw W. Donker-Ewald, lid-verloskundige,

mevrouw S.A. Meijer-Mast, lid-verloskundige,

bijgestaan door mevrouw mr. H.D. de Groot, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2011 door de voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

De secretaris: De voorzitter: