ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG1406 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2010/49

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG1406
Datum uitspraak: 27-09-2011
Datum publicatie: 27-09-2011
Zaaknummer(s): G2010/49
Onderwerp:
  • Onjuiste verklaring of rapport
  • Onvoldoende informatie
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerster dat zij het recht op inzage in zijn dossier heeft beperkt. Voorts verwijt klager verweerster dat zij heeft gesteld dat de inzage slechts kan worden verleend na een schriftelijk verzoek. Beide klachtonderdelen zijn ongegrond.

Rep.nr. G2010/49

27 september 2011

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE

GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN

Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 4 juni 2010 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

advocaat: mr. K.J. Kanning,

tegen

C,

wonende te D,

arts bij E,

verweerster,

BIG registratienummer: ,

bijgestaan door: mw. mr. A.C.I.J. Hiddinga.

1. Verloop van de procedure

1.1

Het College heeft kennisgenomen van het dossier, waarin zich onder meer bevinden:

- het klaagschrift van 3 juni 2010, ingekomen op 4 juni 2010;

- het verweerschrift van 2 augustus 2010, ingekomen op 4 augustus 2010;

- de repliek van 24 augustus 2010, ingekomen op 26 augustus 2010;

- de dupliek van 18 oktober 2010, ingekomen op 21 oktober 2010;

- een brief van klager van 9 juli 2011, ingekomen op 12 juli 2011;

- een brief met bijlage van mr. A.C.I.J. Hiddinga van 12 juli 2011, ingekomen op 13 juli 2011;

- een brief van de secretaris van het College aan klager van 14 juli 2011.

Na ontvangst van de klacht heeft de voorzitter van het College, gelet op het

bepaalde in artikel 66 van de wet BIG, een vooronderzoek gelast. In het kader van

dit vooronderzoek zijn partijen in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.

Daarvan is door partijen geen gebruik gemaakt.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 26 juli 2011. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt. Verweerster is verschenen, bijgestaan door mr. A.C.I.J. Hiddinga. Klager is met kennisgeving niet verschenen.

1.2

Bij brief van 9 juli 2011 heeft klager bericht niet aanwezig te kunnen bij de zitting en heeft hij een verzoek gedaan om op zijn woonplek te worden gehoord door een collegelid. De secretaris van het College heeft klager in een brief van 14 juli 2011 verzocht om de redenen op te geven waarom hij niet ter zitting kan verschijnen en waarom een collegelid hem dient te horen. Aan dit verzoek heeft klager geen gehoor gegeven. Het College is van oordeel dat klager zijn verzoek aldus onvoldoende heeft onderbouwd en heeft het verzoek derhalve ter zitting afgewezen.

2. Vaststaande feiten

2.1

Klager is al jaren op vrijwillige basis woonachtig op de afdeling F van G te H.

2.2

Verweerster is sinds juni 2009 als arts werkzaam bij de afdeling I van J te K.

2.3

Klager heeft verweerster verzocht om integrale overlegging van zijn patiëntenrapportage.

3. De klacht

De klacht bestaat uit de volgende onderdelen die, zoals het College begrijpt, als volgt luiden:

3.1

Klachtonderdeel 1

Verweerster heeft de patiëntenrapportage (hierna: rapportage) van klager op een dusdanige manier geanonimiseerd dat de namen van de rapporteurs onleesbaar zijn gemaakt. Verweerster heeft klager tevens medegedeeld ook toekomstige rapportages op een dergelijke manier te anonimiseren. Klager wenst echter kennis te nemen van de namen van de rapporteurs.

3.2

Klachtonderdeel 2

Verweerster heeft besloten dat het verzoek van klager tot inzage in zijn patiëntendossier schriftelijk moet geschieden en gericht moet zijn aan de behandelend arts. Klager wenst zijn verzoek tot inzage mondeling te kunnen richten aan iedere willekeurige hulpverlener op zijn afdeling.

4. Het verweer

4.1

Verweerster meent dat zij een gegronde reden had om te besluiten de namen van de rapporteurs onleesbaar te maken in de rapportage van klager. Klager had eerder op zijn verzoek een uitdraai van zijn rapportage ontvangen en heeft toen de verpleegkundigen persoonlijk aangesproken op hun rapportage, omdat hij het niet met de inhoud eens was. Dit werd door de verpleegkundigen als zeer intimiderend ervaren. Ook gaf klager de verpleegkundigen opdracht om bepaalde gedragingen, die hijzelf als positief beschouwde, te rapporteren en controleerde hij vervolgens of dat ook daadwerkelijk was gerapporteerd. Om klager toch inzicht te geven in zijn rapportage en de situatie op de werkvloer voor de verpleegkundigen werkbaar te houden, is besloten om klager een afschrift van de rapportage te geven en de namen van de rapporteurs weg te lakken. Verweerster is zich er nu van bewust dat klager een volledig inzagerecht heeft en dat hieraan door het weghalen van de namen van de rapporteurs niet geheel recht aan is gedaan. Gezien de specifieke omstandigheden meent verweerster echter dat haar daaromtrent geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

4.2

Verweerster bestrijdt dat een verzoek tot inzage in de rapportage schriftelijk moet geschieden. Als een patiënt mondeling om inzage vraagt wordt dat verzoek gehonoreerd. Voor het verstrekken van een afschrift van de rapportage is het bij GGZ Drenthe gebruikelijk dat hier schriftelijk om wordt verzocht. Een mondeling verzoek tot verstrekking van een afschrift zal echter ook worden gehonoreerd.

5. Beoordeling van de klacht

Naar aanleiding van de stukken en het verhandelde ter zitting overweegt het College als volgt:

5.1

Klachtonderdeel 1

Uitgangspunt is dat een arts op grond van artikel 7:456 BW in beginsel gehouden is een patiënt desgevraagd zo spoedig mogelijk inzage in en afschrift van het medisch dossier te verschaffen. Door het weghalen van de namen van de rapporteurs heeft verweerster het recht van klager op inzage en afschrift van het medisch dossier beperkt. Verweerster heeft echter verklaard dat de overwegingen voor het anonimiseren van de rapportage van klager erin gelegen waren dat klager naar aanleiding van een eerder aan hem overgelegde rapportage de verpleegkundigen persoonlijk heeft aangesproken op hetgeen zij gerapporteerd hadden. Ook gaf klager de verpleegkundigen opdracht om bepaalde gedragingen, die hijzelf als positief beschouwde, te rapporteren en controleerde hij vervolgens of dat ook daadwerkelijk was gerapporteerd. De verpleegkundigen hebben dit alles als zeer intimiderend ervaren. Voor zover de onvoldoende weersproken overwegingen van verweerster ertoe strekken een voor de verpleegkundigen onwerkbare situatie te voorkomen, acht het College afwijking van het bovengenoemde uitgangspunt gerechtvaardigd. Hierbij komt dat klager niet heeft verduidelijkt welk rechtens te respecteren concreet belang hij heeft bij het verkrijgen van informatie over de persoon van de rapporteurs naast de zakelijke informatie die hem, zo begrijpt het College, niet wordt onthouden en ook niet mag worden onthouden. Het klachtonderdeel is ongegrond.

5.2

Klachtonderdeel 2

Het is niet komen vast te staan dat het mondelinge verzoek van klager tot inzage in zijn patiëntendossier is geweigerd. Hoewel verweerster klager heeft gevraagd om zijn verzoek tot inzage van het patiëntendossier schriftelijk te doen, heeft zij voldoende aannemelijk gemaakt dat het mondelinge verzoek van klager daartoe niet is geweigerd. Het College heeft daarnaast onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat klager zijn verzoek tot inzage aan de behandelend arts diende te richten. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

5.3

Klager heeft verzocht om verweerster in de kosten van deze procedure te veroordelen. Nog daargelaten dat daarvoor geen ruimte zou bestaan, omdat de klacht in alle onderdelen ongegrond is, overweegt het College dat in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg geen regeling met betrekking tot een kostenveroordeling is opgenomen. Dit brengt mee dat het verzoek moet worden afgewezen als niet op de wet gegrond.

6. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond;

wijst het verzoek om een kostenveroordeling af.

Aldus gegeven door:

mw. mr. K.M. Makkinga, voorzitter,

mr. dr. W.J.A.M. Dijkers, lid-jurist,

drs. C.L. Bruinsma, lid-geneeskundige,

drs. R.M.W. Smeets, lid-geneeskundige,

drs. F. Krijnen, lid-geneeskundige,

bijgestaan door mw. mr. A.A. Verhoeven-Heemskerk, secretaris.

en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2011 door de voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

De secretaris: De voorzitter: