ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG1278 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen GP2010-01

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG1278
Datum uitspraak: 15-08-2011
Datum publicatie: 16-08-2011
Zaaknummer(s): GP2010-01
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klacht over schending geheimhoudingsplicht van gezondheidszorgpsychologe. Klager niet-ontvankelijk.

 

Rep. nr. GP2010/01

15 augustus 2011

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 15 november 2010 ingediende klacht van

A,

wonende te B,

klager,

tegen

C,

wonende te B,

gezondheidszorgpsychologe,

verweerster.

BIG registratienummer: -

Advocaat: mr. drs. M. Kremer.

1. Verloop van de procedure

Het College heeft kennisgenomen van het dossier waarin zich onder meer bevinden:

- het klaagschrift ingekomen bij het College op 27 oktober 2010 en abusievelijk gedateerd op         15 november;

- het verweerschrift van 30 november 2010, ingekomen bij het College op 1 december 2010;

- de repliek van 5 januari 2011, ingekomen bij het College op 7 januari 2011;

- de dupliek van 10 februari 2011, ingekomen bij het College op 17 februari 2011;  

- de uitspraak van het College van toezicht van de Nederlandse Vereniging van

 pedagogen en onderwijskundigen van 31 augustus 2009.

De zaak is behandeld op de openbare zitting van het College op 28 juni 2011.

Klager is daar verschenen, vergezeld door zijn vader, D. Ook

verweerster is verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Beide partijen hebben pleitnotities overgelegd.

2. Vaststaande feiten

2.1

Klager is geboren op xx-xx-xx en was in 2008 leerling in de MBO-opleiding ICT-beheer van het Alfa-college. Klager heeft in oktober van dat jaar het onderwijsnetwerk van het Alfa-college platgelegd.

2.2.

Verweerster is als orthopedagoge werkzaam bij het Alfa-college. De leiding van die onderwijsinstelling stelde zich na het ontregelen van het netwerk door klager op het standpunt dat voortzetting van de onderwijsovereenkomst met klager alleen mogelijk is na onder andere het inwinnen van een advies van verweerster. In het kader van die advisering is er contact tot stand gekomen tussen klager en verweerster. Na twee gesprekken liet klager verweerster weten dat hij continuering van die gesprekken niet op prijs stelde.

2.3.

Verweerster is lid van de Nederlandse Vereniging van pedagogen en onderwijskundigen. Uit hoofde van haar lidmaatschap van die vereniging geldt voor verweerster een Beroepscode. Op de naleving daarvan ziet het College van toezicht (verder CvT) toe met als beroepsinstantie het College van beroep.

2.4

De vader van klager heeft in maart 2009 diverse klachten tegen verweerster ingediend bij dat CvT. Dit CvT oordeelde in zijn hierboven genoemde uitspraak van 31 augustus 2009 dat het grootste deel van de klachten van de vader ongegrond is. Wel was het CvT van oordeel dat verweerster kan worden verweten dat zij een te onduidelijke opdracht van de leiding van het Alfa-college had aangenomen en zij de klager niet voldoende heeft geïnformeerd over haar gebondenheid aan de Beroepscode. Aan verweerster is in die procedure de maatregel van waarschuwing opgelegd. De uitspraak van 31 augustus 2009 is in hoger beroep op 29 maart 2010 door het College van beroep bevestigd. Daarnaast zijn er van de zijde van klager drie klachten bij respectievelijk het College van beroep en het CvT ingediend die te maken hebben met schending door verweerster van de op haar als beroepsbeoefenaar rustende geheimhoudingsplicht. Die klachten zijn afgewezen dan wel niet-ontvankelijk verklaard.

2.5

Verweerster is ook als gezondheidszorgpsychologe in het BIG-register ingeschreven.

3. De klacht

De klacht houdt in dat verweerster haar geheimhoudingsplicht als gezondheidszorgpsychologe heeft geschonden door in haar verweer bij het CvT gebruik te maken van een brief van de secretaris van het College van Bestuur van het Alfa-college van

6 mei 2009. In die brief komt de context naar voren die de aanleiding vormde voor het contact tussen klager en verweerder. Als gevolg hiervan is vertrouwelijke informatie waarover verweerster vanwege haar professionele relatie met de klager beschikte zonder toestemming van klager onder ogen van derden gebracht.

4. Het verweer

Verweerster meent dat klager niet ontvankelijk is, omdat zij in het Alfa-college contact met klager had als orthopedagoge en niet als gezondheidszorgpsychologe. Daarnaast stelt verweerster dat klager niet-ontvankelijk is, omdat hij over schending van de geheimhoudingsplicht al tevergeefs in het kader van de tuchtprocedure van de Nederlandse vereniging van pedagogen en onderwijskundigen heeft geklaagd. Tenslotte voert verweerster aan dat van een schending van de geheimhoudingsplicht geen sprake is. De betrokken gegevens zijn grotendeels door klager zelf in de CvT-tuchtprocedure ingebracht. Daarbij mocht verweerster de betrokken gegevens gebruiken bij haar verweer in die tuchtprocedure.

5. Beoordeling

5.1. 

De omstandigheid dat de klacht al is behandeld door het CvT staat aan een procedure bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg niet in de weg. Wel rijst de vraag of verweerster jegens klager is opgetreden in een van de hoedanigheden, zoals genoemd in artikel 47, tweede lid van de Wet BIG en, als gevolg van inschrijving in het daarvoor bestemde register, aan de wettelijke tuchtrechtspraak is onderworpen. Als orthopedagoog is zij niet aan het wettelijk tuchtrecht onderworpen, omdat deze hoedanigheid, in tegenstelling tot die van gezondheidszorgpsychologe, niet in het vermelde artikellid van de Wet BIG wordt genoemd. Voor beoordeling van de ontvankelijkheid van de klager is een antwoord op de zoëven gestelde vraag van belang. Hierover wordt het volgende overwogen. 

5.2     

Het College is van oordeel dat verweerster eind 2008 niet als gezondheidszorgpsychologe, maar uitsluitend als orthopedagoge jegens klager is opgetreden. Het College baseert dit oordeel op door beide partijen in het geding gebrachte stukken. Klager heeft als bijlage 6 bij zijn klacht de brief van de secretaris van het College van bestuur van het Alfa-College ingebracht. Uit die brief blijkt naar het oordeel van het College duidelijk dat de leiding van het Alfa-College verweerster in het adviestraject dat voor klager na het ontregelen van het netwerk werd opgezet als orthopedagoge heeft ingeschakeld. Verweerster heeft als productie 1 bij haar verweerschrift ingebracht een brief van de vader van de klager aan Dr. E. Antonides, lid van het College van bestuur van het Alfa-College. In die brief refereert de vader aan het aan verweerster gevraagde orthopedagogische advies. Ook deze brief maakt duidelijk dat verweerster in de beleving van de betrokken partijen niet als gezondheidszorgpsychologe is ingeschakeld. Het College wijst er nog op dat uit gedingstukken blijkt dat voor klager de reden van beëindiging van de contacten met verweerster was dat zij klager voorstelde een maatschappelijke stage te volgen. Ook die suggestie van verweerster heeft een duidelijk pedagogisch karakter en wijst niet op de een of andere soort behandeling van klager door verweerster. Het College zal klager daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn klacht. Verweerster is in de hoedanigheid waarin zij jegens klager is opgetreden niet aan het wettelijk tuchtrecht onderworpen. De omstandigheid dat zij is ingeschreven als gezondheidszorgpsychologe doet hieraan niet af. Het College heeft geen aanknopingspunten kunnen vinden voor het oordeel dat verweerster in die hoedanigheid enige werkzaamheid in de verhouding tot klager heeft verricht.

5.3  

Het College oordeelt ten overvloede dat van een verwijtbare schending van een

op verweerster als gezondheidszorgpsychologe rustende geheimhoudingsplicht geen

sprake is geweest. In het kader van het verweer tegen een klacht in een tuchtrechtprocedure brengen de eisen van een eerlijke en evenwichtige procesgang met zich mee dat een verweerder gerechtigd is ook zonder instemming van zijn cliënt gegevens die onder het beroepsgeheim vallen in het geding te brengen voor zover dit noodzakelijk is voor het kunnen voeren van een adequaat verweer tegen de klacht. Dat was hier het geval.

6. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus gegeven door: 

mr. dr. H.L.C. Hermans, voorzitter,

prof. mr. L. Timmerman, lid-jurist,

dr. Th.A.M. Deenen, lid-gezondheidszorgpsycholoog,

mw. drs. G.G.A. Schuitemaker, lid-gezondheidszorgpsycholoog,        

drs. R. Poll, lid-gezondheidszorgpsycholoog,

mw. mr. J. Visser, secretaris.

in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2011 door de voorzitter in tegenwoordigheid van de secretaris

De secretaris:                                                              De voorzitter:

 

Tegen een eindbeslissing van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg kan

            binnen 6 (ZES) weken na de dag van VERZENDING

van het afschrift van de beslissing schriftelijk beroep worden ingesteld door:

         - de klager, voor zover zijn klacht is afgewezen, of voor zover hij

                        niet-ontvankelijk is verklaard;

                     - degene over wie is geklaagd;

                     - de hoofdinspecteur en de regionaal inspecteur van het Staatstoezicht

op de Volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het beroepschrift moet binnen de termijn van 6 weken na de dag van VERZENDING

van de beslissing op het secretariaat van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen zijn ONTVANGEN.

Het beroepschrift dient te zijn gericht aan:

                     - de secretaris van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te

                        Den Haag,

                        maar te worden gezonden aan:

                                 - de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, Postbus 11144, 9700 CC GRONINGEN,

die voor doorzending van de stukken naar het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag zorg draagt.

Het beroepschrift dient te bevatten:

                     - de naam, voornamen en het adres van degene die het beroep instelt;

                     - een duidelijke aanduiding van de eindbeslissing waartegen het beroep

                        is gericht;

                     - de gronden van het beroep;

                     - de handtekening van degene die het beroep instelt, zijn advocaat of

                        procureur of een andere gemachtigde.