ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG1242 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2010/28

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG1242
Datum uitspraak: 19-07-2011
Datum publicatie: 21-07-2011
Zaaknummer(s): G2010/28
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Psychiater. Geen adequaat behandelplan. Onvoldoende dossiervoering. Onvoldoende contact met huisarts. Waarschuwing.

Rep.nr. G2010/28

19 juli 2011

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE  GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN

Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 22 maart 2010 binnengekomen klacht van

A,

en

B,

wonende te C,

klagers,

advocaat: Mr. A. Atema,

tegen

D,

psychiater,

wonende te E,

verweerder,

BIG registratienummer: -,

advocaat: Mr. D. Joeloemsingh, arts.

1. Verloop van de procedure

Het College heeft kennisgenomen van het dossier waarin zich onder meer bevinden:

-het klaagschrift van 22 maart 2010, ingekomen op 23 maart 2010;

-het verweerschrift van 3 juli 2010;  

-de conclusie van repliek van 27 oktober 2010, ingekomen op 28 oktober 2010;

-de dupliek van 3 december 2010, ingekomen op 6 december 2010;

- het proces-verbaal van het op 23 september 2010 gehouden mondeling vooronderzoek.

De zaak is behandeld op de openbare zitting op 26 april 2011. Partijen waren vergezeld door hun advocaten. Van de zitting is proces verbaal opgemaakt.

Het College gaat uit van de volgende vaststaande of onvoldoende betwiste feiten:

2.1

Klagers zijn de ouders van F die op xx-xx-xx is geboren. F verbleef van mei 2007 tot oktober 2009 in het gezinsvervangende tehuis G.

2.2

Bij beschikking van de rechtbank Assen van 31 maart 1999 is de vader samen met een ander benoemd tot bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan F en is de moeder samen met die ander benoemd tot mentor. De kantonrechter overwoog dat F als gevolg van haar lichamelijke en/of geestelijke toestand niet in staat is ten volle haar belangen behoorlijk waar te nemen.

2.3

Verweerder is sinds 2005 gepensioneerd, maar werkt nog 3,5 dag per week als consulent met ambulante en klinische patiënten op declaratiebasis.

2.4

Tijdens het verblijf van F in G heeft verweerder in zijn hoedanigheid van consulent F in maart 2008 met spoed bezocht na daartoe laat op een middag benaderd te zijn door de directrice van G. De directrice was verpleegkundige. Verweerder die nooit behandelend psychiater van F is geweest, was als gevolg van eerdere werkzaamheden in 2002/2003 op de hoogte van de geestelijke toestand van F. Hij heeft bij zijn bezoek in maart 2008 aan F haar drie pillen per dag Carbamazepine voorgeschreven. Die medicatie is tot juni 2009 door de huisarts die de recepten uitschreef, voortgezet.   

3. De klacht

De klagers verwijten verweerder dat hij met hen als ouders geen contact heeft gezocht over het voorschrijven van Carbamazepine. Hij heeft F niet meer onderzocht, ook al heeft zij nog meer dan een jaar Carbamazepine gebruikt. Verweerder heeft in strijd met de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst gehandeld door geen behandelingsovereenkomst af te sluiten, geen dossier aan te leggen en geen contact met de huisarts van F op te nemen.  

4. Het verweer

De verweerder is primair van mening dat de procedure, zoals deze is gevoerd, in een aantal opzichten niet correct is verlopen. Hij wil dat de zaak vanwege de procedurele onvolkomenheden naar een ander college wordt verwezen. Hij heeft daarbij, zo begrijpt het College, het oog op een zijns inziens onjuiste opstelling van het secretariaat en op de positie van de voorzitter die deze zaak niet zou mogen behandelen, omdat hij ook de zaak van klagers tegen de huisarts heeft behandeld en daardoor mogelijk bevooroordeeld is.

Verweerder voert subsidiair aan dat in de crisissituatie die zich voordeed de gebruikelijke administratieve gang van zaken niet mogelijk was. Bovendien ging het om een eenmalige bemoeienis. Hij stuurde ook geen declaratie. Hij meende dat F op het moment van behandeling wilsbekwaam was, zodat hij geen contact met de ouders behoefde op te nemen. Hij ging er ten slotte vanuit dat de directrice van G dossier bijhield en contact met de huisarts opnam. Hij meent niet behandelverantwoordelijk te zijn. Verweerder wijst ook nog op vaak slecht functionerende secretariaten van zorginstellingen. Al met al meent hij op juiste wijze gehandeld te hebben.

5. De ontvankelijkheid

De moeder is als mentor van de meerderjarige F gerechtigd tot het indienen van een klacht. De vader is dat als bewindvoerder niet, zodat het College hem in zijn klacht niet-ontvankelijk zal verklaren.

6. De beoordeling

6.1 Beoordeling van het primaire verweer

In hetgeen verweerder heeft doen aanvoeren over de gang van dit tuchtproces en over de positie van de voorzitter ziet het College geen aanleiding tot verwijzing naar een ander College, omdat dit College (te Groningen) in deze zaak niet zou kunnen worden gezien als een onafhankelijk en onpartijdig gerecht in de zin van art. 6 EVRM.

Voor het overige geldt dat klachten over het functioneren van het secretariaat moeten worden ingediend bij de voorzitter en niet ter zitting.

6.2 Beoordeling van het secundaire verweer

6.2.1 Anders dan verweerder kennelijk meent, is op het moment van het consult een behandelovereenkomst tussen F en verweerder tot stand gekomen en daarmee heeft verweerder de (mede)verantwoordelijkheid voor de behandeling van F aanvaard.

6.2.2.

Het College vindt geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de door verweerder voorgeschreven medicatie gezien bij de dochter geconstateerde problematiek niet juist of niet verantwoord zou zijn.

6.2.3

Het College stelt echter als onvoldoende betwist vast:

- dat verweerder geen adequaat behandelplan heeft opgemaakt,

- niet voldoende dossier heeft gevoerd en

- ook geen contact met de huisarts van de dochter heeft opgenomen dan wel dat dit contact niet meer behelsde dan de enkele mededeling dat F Carbamazepine diende te gebruiken.

De vastlegging van de behandeling in e-mails waarop verweerder zich beroept –de betrokken e-mails zijn overigens slechts beperkt in de procedure ingebracht- kan niet als voldoende adequate dossiervorming worden beschouwd en daaraan komt ook onvoldoende bewijskracht toe.

6.2.4

Daarbij heeft verweerder zich naar het oordeel van het College ten onrechte niet in het vervolgtraject na het voorschrijven van Carbamazepine verdiept. Wel heeft hij in dezen verwezen naar de verantwoordelijkheid van anderen, zoals de directrice van G. Het College acht dit onjuist, want de verantwoordelijkheid die anderen hadden of hebben voor de behandeling van F kan aan zijn eigen verantwoordelijkheid niet afdoen. Hierbij is tevens van belang dat niet gesteld of gebleken is dat verweerder na het consult met die anderen duidelijke afspraken heeft gemaakt over het vervolgtraject of tegenover hen én de patiënte duidelijk heeft doen uitkomen dat hij na dit consult geen verantwoordelijkheid meer wenste te aanvaarden.

6.2.5

De  hierboven beschreven gedragingen van verweerder moeten hem tuchtrechtelijk worden aangerekend.

6.2.6

Het College acht het minder juist acht dat verweerder geen contact met de ouders van F heeft opgenomen om het door hem voorgestelde medicatiebeleid te bespreken. In de omstandigheden van het geval acht het College dit echter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. De klacht is dus in zoverre ongegrond.

6.2.7 Het College acht een waarschuwing passend.

7. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn klacht;

verklaart de klacht van de moeder gegrond in voege als hierboven weergegeven;

legt verweerder daarvoor de maatregel van een waarschuwing op;

verklaart de klacht overigens ongegrond en wijst deze in zoverre af.

Aldus gegeven door:

Mr. Dr. H.L.C. Hermans, voorzitter,

Prof. Mr. L. Timmerman, lid-jurist,

Drs. F. Krijnen, lid-geneeskundige,

Drs. H. Rumpt, lid-geneeskundige,

Drs. C.L. Bruisma, lid-geneeskundige,

bijgestaan door mevrouw mr. A.A.Verhoeven-Heemskerk, secretaris

in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2011 door de voorzitter in tegenwoordigheid van de secretaris,

De secretaris:                                                                  De voorzitter: