ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG1166 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen T2010/10

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG1166
Datum uitspraak: 07-09-2011
Datum publicatie: 09-09-2011
Zaaknummer(s): T2010/10
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie:  

 

Rep.nr. T2010/10

7 juni 2011

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE  GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN

Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 12 augustus 2010

binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

klaagster,

gemachtigde: mr. drs. F. Beenhakker,

tegen

C,

wonende te B,

verweerder,

BIG reg.nr: -,

gemachtigde: mr. F.J. Knoops,

werkzaam bij: Wijnberg advocaten.       

 

1. Verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van het dossier, waarin zich onder meer bevinden:

- Het klaagschrift van 11 augustus 2010, ingekomen op 12 augustus 2010;

- Het verweerschrift van 13 oktober 2010, ingekomen op 14 oktober 2010;

- De brief van verweerder van 28 oktober 2010 (ontvangen op 29 oktober 2010) met bijlagen;

- De brief van klaagster van 21 maart 2011 (ontvangen op 22 maart 2011) met bijlagen.

Klaagster en verweerder zijn in de gelegenheid gesteld in het vooronderzoek te worden gehoord. Ze hebben van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 5 april 2011. Klaagster is verschenen, vergezeld van haar gemachtigde mr. drs. F. Beenhakker. Verweerder is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. F.J. Knoops. 

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt. Beide partijen hebben een pleitnota overgelegd.

2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het college uit van de volgende feiten, die tussen partijen als niet of onvoldoende betwist vaststaan. 

a.    Klaagster is onder tandheelkundige behandeling geweest bij verweerder.

b.    Op 7 juli 2008 heeft verweerder bij klaagster een reguliere gebitscontrole verricht. Daarbij is gebleken dat bij een drietal kiezen een vulling diende te worden geplaatst. Op 15 juli 2008 werd een van de kiezen behandeld. Verweerder heeft verder de centrale snijtand rechtsboven (de 11) beslepen en deze gerestaureerd met gebruikmaking van anterior composiet. Nadat een stukje van het vulmateriaal / de vultand was afgebroken heeft op 5 augustus 2008 opnieuw een restauratie met anterior composiet plaatsgevonden.

c.    Op 27 augustus 2008 is tijdens de vakantie van klaagster de gehele restauratie afgebroken. Op 8 september 2008 heeft klaagster zich voor herstel daarvan bij verweerder gemeld, in het bijzijn van haar partner. Zij heeft daar haar ongenoegen geuit over het afbreken van het vulmateriaal / de voortand. Verweerder heeft daarvoor begrip getoond. Verweerder heeft een restauratie uitgevoerd, wederom met gebruikmaking van anterior composiet. 

d.    Op 22 oktober 2008 is de gehele restauratie opnieuw afgebroken. Op 23 oktober 2008 heeft wederom een restauratie plaatsgevonden, ditmaal met gebruikmaking van posterior composiet. Daarbij zijn twee ondersnijtanden van klaagster beslepen.

3. De klacht

Klaagster verwijt verweerder dat de behandeling op 15 juli 2008 van de centrale snijtand rechtsboven (de 11) zonder overleg met haar en zonder haar instemming heeft plaatsgevonden en voorts dat de behandeling medisch gezien niet noodzakelijk was omdat slechts sprake was van een niet storend klein defect (klachtonderdeel 1). Verweerder heeft de restauratie niet gecontroleerd op hoogte, hetgeen door een waarnemend tandarts moest worden gecorrigeerd (klachtonderdeel 2). Klaagster verwijt verweerder ook dat op 23 oktober 2008 twee ondersnijtanden zijn beslepen zonder overleg met haar en zonder haar instemming. Deze behandeling heeft het uiterlijk van klaagster onherstelbaar ontsierd (klachtonderdeel 3). De vulling van de kies van klaagster was verder te hoog hetgeen heeft geleid tot langdurige pijnklachten (klachtonderdeel 4). 

4. Het verweer

Verweerder stelt dat op 7 juli 2008 (onder andere) is afgesproken de fractuur in de rechtervoortand (de 11) met vulmateriaal te restaureren om de esthetiek te verbeteren. Verweerder stelt dat klaagster met die behandeling heeft ingestemd en dat vervolgens een eerste afspraak is gemaakt. Hij heeft op 15 juli 2008 (naast de vulling van de kies) de restauratie verricht. Klaagster heeft toen niet aangegeven dat zij niet tevreden was over het feit dat de restauratie had plaatsgevonden of dat het resultaat niet bevredigend was. Verweerder heeft zowel bij de kies als bij de rechtervoortand de restauratie op hoogte gecontroleerd. Verweerder heeft klaagster op 23 oktober 2008 meegedeeld dat de ondertanden iets moesten worden ingeslepen om ruimte te creëren. Klaagster heeft daarmee stilzwijgend ingestemd en heeft aangegeven met het resultaat tevreden te zijn. 

5. De beoordeling

Het college is van oordeel dat het aanbrengen van een restauratie aan een zichtbaar gebitselement in zijn algemeenheid niet kan worden beschouwd als een verrichting van niet -ingrijpende aard. Niet is gebleken van omstandigheden waardoor dit uitgangspunt in het onderhavige geschil uitzondering zou moeten lijden. Dat brengt met zich dat verweerder gehouden was zich ervan te vergewissen dat klaagster met de door hem voorgestelde behandeling daadwerkelijk kon instemmen, nadat hij haar omtrent de aard en de gevolgen van die behandeling behoorlijk had geïnformeerd. 

Klaagster heeft onweersproken gesteld dat het defect dat door verweerder is behandeld al bestond vanaf haar achtste levensjaar. Zij heeft daaraan toegevoegd dat het een klein defect was dat haar niet stoorde. Daaruit en uit het ontbreken van een schriftelijke vastlegging door verweerder van hetgeen met klaagster zou zijn besproken en afgesproken, leidt het college af dat de behandeling heeft plaatsgevonden zonder dat de instemming van klaagster daarmee voldoende expliciet was gebleken.

De behandeling zoals deze door verweerder is toegepast heeft niet tot een blijvend resultaat geleid. Nadat deze een aantal keren (gedeeltelijk) en eveneens zonder resultaat moest worden herhaald heeft verweerder zich genoodzaakt gezien een restauratie toe te passen met ander -sterker- materiaal. De toepassing daarvan heeft tot gevolg gehad dat enige inslijping van de ondertanden diende plaats te vinden. Het college neemt in aanmerking dat deze behandeling heeft plaatsgevonden als rechtstreeks gevolg van de behandeling die op 15 juli 2008 plaatsvond, waarmee klaagster -zoals het college hierboven heeft vastgesteld- niet had ingestemd. 

Het college acht de klacht derhalve in het eerste en derde onderdeel gegrond. Het tweede en het vierde onderdeel van de klacht acht het college ongegrond omdat deze onvoldoende zijn onderbouwd respectievelijk onvoldoende zijn komen vast te staan. Het college acht een waarschuwing passend en geboden. Daarmee wordt tot uitdrukking gebracht dat het handelen van verweerder weliswaar niet aan de professionele eisen voldeed, maar dat daarop niet het stempel van laakbaarheid wordt gedrukt.

6. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

verklaart het eerste en derde klachtonderdeel gegrond en legt verweerder daarvoor de maatregel van een waarschuwing op;

verklaart het tweede en vierde klachtonderdeel ongegrond en wijst deze af.

Aldus gegeven door:

Mr. dr. H.L.C. Hermans, voorzitter,

Mr. P.W.M. Huisman, lid-jurist,

Dr. J.H. van der Veen, lid-tandarts,

Drs. R. Rowel, lid-tandarts,

Drs. J.R. Eikelenboom, lid-tandarts,

bijgestaan door mw. mr. J. Wiersma-Veenhoven, secretaris.

en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2011 door de voorzitter in tegenwoordigheid van de secretaris.

De secretaris:                                                                          De voorzitter: