ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG1165 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2010/65

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG1165
Datum uitspraak: 07-06-2011
Datum publicatie: 09-06-2011
Zaaknummer(s): G2010/65
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt verweerder dat haar zoon tijdens de keizersnede door haar blaas is geboren, waardoor haar blaas onherstelbaar is beschadigd. Klacht ongegrond.

Rep.nr. G2010/65

7 juni 2011

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN

Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 2 juli 2010

binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

klaagster,

gemachtigde: C,

tegen

D,

wonende te E,

gynaecoloog te B,

verweerder,

BIG registratienummer: -,

advocaat: mr. O.L. Nunes.

1. Verloop van de procedure

Het College heeft kennisgenomen van

- een klaagschrift d.d. 30 juni 2010, binnengekomen op 2 juli 2010;

- een aanvullend verweerschrift met bijlagen d.d. 14 augustus 2010

binnengekomen op 17 augustus 2010;

- een verweerschrift d.d. 31 augustus 2010, binnengekomen op 2 september 2010;

- de conclusie van repliek d.d. 30 september 2010, binnengekomen op 4 oktober 2010;

- de conclusie van dupliek d.d. 27 oktober 2010, binnengekomen op 28 oktober 2010.

Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben partijen geen gebruik

gemaakt van de mogelijkheid in het kader van het mondeling vooronderzoek te

worden gehoord.

Namens klaagster zijn bij brief d.d. 28 februari 2011, binnengekomen op 2

maart 2011, aanvullende stukken ingediend. Deze stukken zijn door

het College aan klaagster in verband met een goede procesorde geretourneerd aangezien deze in een eerdere fase van de procedure konden en dus behoorden te worden ingebracht. De stukken zijn bovendien niet van beperkte omvang en eenvoudig te doorgronden.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 29 maart 2011. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt. Verschenen zijn klaagster, bijgestaan door haar gemachtigde en verweerder, bijgestaan door zijn advocaat.

2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten,

die tussen partijen als niet of onvoldoende betwist vaststaan.

2.1.

Op 20 oktober 2004 heeft verweerder bij klaagster een keizersnede uitgevoerd vanwege een niet vorderende uitdrijving.

2.2.

Tijdens deze keizersnede is de blaas van klaagster gelaedeerd. Na de ontdekking hiervan heeft verweerder de uroloog in consult geroepen, die de blaas heeft gehecht.

3. De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt:

Klaagster verwijt verweerder dat haar zoon tijdens de keizersnede door haar blaas is geboren, waardoor haar blaas onherstelbaar is beschadigd. Klaagster ondervindt hier nog steeds problemen van aangezien haar blaas ten gevolge van de fout een veel kleinere omvang heeft. Zij moet hierdoor vaak naar het toilet.

4. Het verweer

Het verweer strekkende tot ongegrondverklaring van de klacht luidt – zakelijk weergegeven- als volgt.

4.1.

Hoewel verweerder het optreden van de blaaslaesie bij klaagster nog altijd betreurt, is verweerder van mening dat sprake is van een zeldzame complicatie van de keizersnede. Verweerder refereert hierbij aan het rapport van prof. dr. M.E. Vierhout dat op 15 december 2009 in het kader van een voorlopig deskundigenbericht in een civiele procedure tussen partijen is uitgebracht.

4.2.

Op 20 oktober 2004 om 14.00 uur werd verweerder in consult geroepen aangezien de uitdrijving bij klaagster niet vlotte. Na een mislukte proefbaring en vacuümextractie heeft verweerder om 14.50 uur de beslissing genomen om een keizersnede uit te voeren. Bij klaagster werd een blaaskatheter geplaatst en klaagster werd klaargemaakt voor de operatiekamer waar de keizersnede onder spinale anesthesie plaatsvond.

4.3.

Rond 15.30 uur werd met de keizersnede begonnen waarbij een Pfannenstiehl incisie werd gemaakt en het abdomen (de buik) op de gebruikelijke wijze – in lagen- werd geopend. Nadat de uterus zichtbaar was geworden, bleek dat de blaas relatief hoog op de uterus zat. Dit is geen ongewone situatie bij een relatief lange uitdrijvingsfase, aldus verweerder. Na deze constatering werd het peritoneum (het buikvlies) tussen blaas en uterus hoog op de uterus geopend en werd de blaas naar beneden geschoven. Vervolgens werd beoogd een horizontale incisie te plaatsen in het onderste uterussegment. Ondanks weloverwogen en voorzichtig handelen heeft verweerder per abuis echter een incisie gemaakt in de omslagplooi, net door het hoogste punt van de blaas heen. Hierbij werden zowel de voor- als de achterzijde van de blaas gelaedeerd alvorens het onderste uterussegment te bereiken. Hierna is de zoon van klaagster door de blaas geboren.

4.4.

De blaaslaesie is onmiddellijk herkend door verweerder. Hij heeft adequaat gereageerd door onder meer een uroloog in te schakelen die de laesie direct heeft hersteld.

4.5.

Bij het vervolgconsult op 9 december 2004 heeft klaagster bij verweerder aangegeven geen plasklachten (meer) te hebben. Voorts is nadien nimmer informatie overgelegd waaruit haar plasklachten zouden moeten blijken.

5. Beoordeling van de klacht

5.1.

Het College wijst er allereerst op dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijke bekwame beroepsoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2.

Naar aanleiding van de stukken en het verhandelde ter zitting overweegt het

college als volgt.

5.3.

Bij inleidend klaagschrift stelt klaagster dat de blaaslaesie ten gevolge waarvan klaagster (blijvende) plasklachten heeft, aangemerkt moet worden als foutief handelen van verweerder. Verweerder heeft dit gemotiveerd weersproken.

Tegenover verweerders uitvoerige weerlegging van de klacht had het op klaagsters weg gelegen haar stelling dat zij plasklachten heeft te onderbouwen. Dit heeft zij nagelaten. Op geen enkele wijze heeft zij aannemelijk gemaakt plasklachten te hebben gehad dan wel deze nog steeds te ervaren. In tegendeel. Zo heeft klaagster de stellingen van verweerder dat zij op het vervolgconsult bij hem heeft aangegeven geen plasklachten te hebben niet weersproken. Ook zijn door haar geen stukken overgelegd van andere artsen waaruit haar plasklachten zouden moeten blijken. Aldus zal met de plasklachten van klaagster geen rekening worden gehouden bij beoordeling, zo dit al het geval zou moeten zijn.

5.4.

Het College vindt uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht onvoldoende aanknopingspunten om de blaaslaesie te kwalificeren als een fout van verweerder. Zo heeft verweerder naar het oordeel van het College voldoende duidelijk gemaakt zorgvuldig en adequaat gehandeld te hebben bij het uitvoeren van de keizersnede. Het College vindt het daarnaast van belang op te merken dat de blaas bij het uitvoeren van een keizersnede na een lange uitdrijvingsfase hoger gelegen is en als gevolg hiervan veel moeilijker waarneembaar. Hierdoor is het mogelijk dat per abuis door de blaaskoepel wordt gesneden, hetgeen in gemiddeld 0.3% van de keizersneden voorkomt, dus met enige regelmaat. Het College ziet bij deze stand van zaken onvoldoende aanleiding om verweerder van deze gang van zaken een tuchtrechtelijk verwijt te maken.

6. Slotsom

De klacht is ongegrond. Dit leidt tot de volgende beslissing.

7. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

Verklaart de klacht ongegrond en wijst deze af.

Aldus gegeven door:

Mr.dr. H.L.C. Hermans, voorzitter,

Mw. mr. drs. R.H. de Bock, lid-jurist,

Dr. A. Huisman, lid-geneeskundige,

Dr. H.A. van Dijk, lid-geneeskundige,

Drs. H. Rumpt, lid-geneeskundige,

bijgestaan door mw. mr. H.D. de Groot, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2011 door de voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Secretaris Voorzitter