ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG1129 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2009/34
ECLI: | ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG1129 |
---|---|
Datum uitspraak: | 17-05-2011 |
Datum publicatie: | 24-05-2011 |
Zaaknummer(s): | G2009/34 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | - |
Rep.nr. G2009/34
17 mei 2011
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE GRONINGEN
Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 9 juni 2009
binnengekomen klacht van:
A,
en
B,
beiden wonende te C,
klagers,
tegen
D,
gynaecoloog,
wonende te E,
BIG reg. nr: ,
verweerder.
1. Verloop van de procedure
Het College heeft kennisgenomen van het dossier waarin zich onder meer bevinden:
-een klaagschrift d.d. 7 juni 2009, ingekomen op 9 juni 2009;
-een verweerschrift d.d. 22 juli 2009, ingekomen op 23 juli 2009.
De klacht is behandeld ter zitting van het College op 29 maart 2011.
2. De klacht
Klagers verwijten verweerder dat hij door nalatigheid en falen waarschijnlijk het leven van een ongeboren kindje heeft beëindigd. Meer specifiek verwijten klagers verweerder dat hij ten onrechte twee cystes heeft aangeprikt als zijnde eiblaasjes, waarmee hij klaagster pijn heeft gedaan; dat hij heeft vergeten bij te spuiten met Pregnyl; dat hij geen recept Progestan heeft uitgeschreven voor klaagster; dat hij geen informatie heeft verstrekt over de gang van zaken; dat hij niet op de hoogte was van het dossier van klaagster; dat hij niet zelfstandig een diagnose heeft vastgesteld; dat hij klagers heeft afgesnauwd.
3. Het verweer
Verweerder heeft de stellingen van klaagster gemotiveerd weersproken.
4. Beoordeling
4.1
Ter zitting is gebleken dat het klagers er vooral om te doen is dat verweerder, bij wie klaagster een vruchtbaarheidsbehandeling onderging, haar geen Progestan heeft voorgeschreven. Zij heeft dit middel daardoor niet gebruikt, waardoor de kans op een succesvolle zwangerschap duidelijk is verminderd. Klaagster had dit middel zelf moeten toedienen, maar zij was daar naar haar zeggen niet van op de hoogte.
Verweerder heeft echter betwist dat hij klagers niet op de hoogte heeft gesteld van de noodzaak om Progestan te gebruiken. Hij heeft dit naar zijn zeggen meegedeeld tijdens het eerste gesprek dat hij met klagers heeft gehad, waarbij hij de gehele behandeling heeft besproken. Bovendien hebben klagers schriftelijk informatiemateriaal gekregen, waarin ook wordt gewezen op het belang van het gebruik van Progestan.
Gelet op de ontkenning door verweerder van het verwijt van klagers, dat hij geen Progestan aan klaagster heeft voorgeschreven en bij de afwezigheid van gegevens die op het tegendeel wijzen, is naar het oordeel van het College onvoldoende aannemelijk geworden dat verweerder tekortgeschoten is in zijn informatieplicht jegens klagers en/of in zijn zorgvuldigheidsplicht bij de uitvoering van de vruchtbaarheidsbehandeling. Dit deel van de klacht zal daarom ongegrond worden verklaard.
4.2
Wel constateert het College dat de wijze van communiceren tussen klagers en de verschillende personen die betrokken waren bij de vruchtbaarheidsbehandeling van klaagster, gebrekkig is geweest. Naar het oordeel van het College had bij het terugplaatsen van de embryo’s moeten worden nagegaan of klaagster daadwerkelijk Progestan had gebruikt. Nu dit terugplaatsen in de F te G heeft plaatsgevonden, terwijl verweerder klaagster heeft behandeld in het H te I, is dit niet een kwestie die alleen verweerder aangaat. Het College vindt onvoldoende aanknopingspunten om hem bij deze stand van zaken wat dit betreft een tuchtrechtelijk relevant verwijt te maken.
Voorts merkt het College in dit verband nog op dat het verstrekken van informatiefolders aan een patiënt de verantwoordelijke behandelaar niet ontslaat van de verplichting om hem of haar voldoende informatie te verschaffen. Dat betekent onder meer dat de behandelaar zich er van dient te vergewissen dat de patiënt de schriftelijke informatie niet alleen gelezen heeft, maar ook begrepen.
4.3.
Voor wat betreft het verwijt van klagers dat verweerder klaagster onnodig pijn heeft gedaan, geldt dat ter zitting niet is komen vast te staan dat er een onjuiste procedure is gevolgd. Hierbij wordt opgemerkt dat de procedure van het aanprikken vrijwel altijd als pijnlijk wordt ervaren. De mate van ervaren pijn is individueel sterk variabel . Bij gebreke aan verdere concrete aanknopingspunten dat verweerder onzorgvuldig zou hebben gehandeld, treft het verwijt geen doel. Voor zover moet worden aangenomen dat het deel uitmaakt van de klacht, zal het ongegrond worden verklaard. Ook de overige onderdelen van de klacht zullen ongegrond worden verklaard, nu deze tegenover het verweer niet verder zijn toegelicht en er ook overigens geen aanknopingspunten zijn voor de juistheid daarvan.
5. Beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:
verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond en wijst deze af.
Aldus gegeven door:
mr. dr. H.L.C. Hermans,voorzitter,
mr. R.H. de Bock, lid-jurist,
dr. A. Huisman, lid-geneeskundige,
drs. H.A. van Dijk, lid-geneeskundige,
drs. H. Rumpt, lid-geneeskundige,
bijgestaan door mw. mr. H.D. de Groot, secretaris,
en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2011 door de voorzitter, in
tegenwoordigheid van de secretaris.
Secretaris: Voorzitter: