ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG1128 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2009/11

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG1128
Datum uitspraak: 17-05-2011
Datum publicatie: 24-05-2011
Zaaknummer(s): G2009/11
Onderwerp: Niet of te laat verwijzen
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager meent dat hij te laat is doorverwezen. Klacht ongegrond.

Rep.nr. G2009/11

17 mei 2011

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE

GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN

Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 10 maart 2009  binnengekomen klacht van:

A ,

thans gedetineerd te B,

klager,

tegen

C,

wonende te D,

inrichtingsarts,

verweerster,

BIG registratienummer: -

1. Verloop van de procedure

Het College heeft kennisgenomen van

- het klaagschrift van 8 maart 2009, ingekomen op 10 maart 2009;

- het verweerschrift van 22 april 2009, ingekomen op 28 april 2009;

- de repliek van 26 mei 2009, ingekomen op 3 juni 2009;

- de dupliek van 27 juni 2009, ingekomen op 1 juli 2009.

Partijen zijn in de gelegenheid gesteld in het vooronderzoek te worden gehoord. Daarvan is geen gebruik gemaakt.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 22 maart 2011. Verschenen zijn klager en zijn gemachtigde, die een pleitnota heeft overgelegd. Verweerster is, met kennisgeving van verhindering, niet verschenen.

2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten,

die tussen partijen als niet of onvoldoende betwist vaststaan.

-         Verweerster was sinds november 2008 de huisarts van klager.

-         Op 28 januari 2009 is klager op het spreekuur van verweerster geweest in verband met een al langer bestaande afwijking op de penis.

-         Verweerster heeft soa-onderzoek laten verrichten; er werd geen soa-

        gerelateerde aandoening vastgesteld.

-         Op 23 februari 2009 opnieuw bij klaagster op het spreekuur geweest en is er een HPV-PCR test afgenomen; de uitslag daarvan -die ongeveer vier weken op zich heeft laten wachten- was negatief.

-         Verweerster heeft klager op 23 maart 2009 doorverwezen naar een dermatoloog in het UMCG. Deze heeft vastgesteld dat er sprake was van een soort eczeem en daarvoor de zalf unguentum simplex voorgeschreven.

3. De klacht

De klacht komt er  – zakelijk weergegeven – op neer dat klager vindt dat het onnodig lang heeft geduurd voordat hij naar een dermatoloog is doorverwezen. Het was niet nodig was geweest eerst soa onderzoek en een  HPV-PCR-test af te nemen. In ieder geval had verweerder, in afwachting van de uitslag van de  HPV-PCR-test, klager al vast kunnen doorverwijzen naar een dermatoloog, zoals door klager ook was verzocht.

4. Het verweer

Het verweer luidt - zakelijk weergegeven - als volgt.

Bij eerste consult heeft verweerster slechts een pigmentplekje op klagers penis waargenomen. Klager was echter stellig van mening dat er sprake was van condylomata acuminata (genitale wratten) en wilde daarvoor condyline-suspensie voorgeschreven krijgen. Verweerster heeft uitgelegd dat haar bevindingen bij lichamelijk onderzoek niet op condylomata acuminata wezen. Aangezien klager condyline bleef eisen, besloot zij  hem dan maar door te verwijzen naar een dermatoloog. Zij wilde, voor een goede presentatie bij de dermatoloog, voorafgaand aan de verwijzing eerst onderzoek laten verrichten.

5. De beoordeling van de klacht

Naar aanleiding van de stukken en het verhandelde ter zitting overweegt het College als volgt.

5.1

Naar het oordeel van het College kan niet worden gezegd dat er sprake is van vertraging in de doorverwijzing door verweerder. Immers, twee maanden na het eerste consult op 28 januari 2009 heeft verweerder klaagster doorverwezen naar een dermatoloog. Dit is niet onnodig of onredelijk lang. Verweerster heeft gemotiveerd onderbouwd gesteld waarom er volgens haar geen reden was om eerder door te verwijzen. Hetgeen door klager hiertegen is ingebracht acht het College onvoldoende. Dat, naar klager stelt, een soa-onderzoek niet nodig was omdat dat al eens eerder was uitgevoerd is naar het oordeel van het College niet relevant, nu een negatief resultaat naar aanleiding van een in een eerder stadium uitgevoerd onderzoek geenszins behoeft te betekenen dat klager niet in een later stadium alsnog een soa heeft opgelopen.

Nu het College ook overigens in de stukken geen aanknopingspunten heeft kunnen vinden dat verweerster bij de behandeling en doorverwijzing van klager de zorg van een goed hulpverlener niet in acht zou hebben genomen en daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar zou hebben gehandeld, kan de klacht geen doel treffen.

5.2

Ten overvloede merkt het College nog op dat de dermatoloog evenmin de door klager, op verweersters spreekuur aangegeven, vermeende aandoening heeft vastgesteld. Hij heeft immers niet de zalf condyline voorgeschreven gekregen  doch unguentum simplex, hetgeen niet meer betekent dan “eenvoudige zalf.”

5.3

Het College acht de klacht ongegrond. Het College zal beslissen als volgt.

6. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

Verklaart de klacht ongegrond en wijst deze af.

Aldus gegeven door:

mw. mr. K.M. Makkinga, voorzitter,

mr. drs. W.J. de Boer, jurist,

dr. ir. J.G. Konings, lid-geneeskundige,

drs. H.R. van Dop, lid-geneeskundige,

dr. R.A. Droog, lid-geneeskundige,

bijgestaan door mr. H.J. Idzenga, secretaris.

en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2011 door de voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

De secretaris:                                                              De voorzitter: