ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG1051 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2010/30

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG1051
Datum uitspraak: 19-04-2011
Datum publicatie: 21-04-2011
Zaaknummer(s): G2010/30
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: -

Rep.nr. G2010/30

19 april 2011

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN

Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 26 maart 2010

binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

klaagster,

gemachtigde: mr. F.P. de Jong,

advocaat te Groningen,

tegen

C,

werkzaam als internist-nefroloog in het Martini Ziekenhuis te Groningen,

wonende te D,

Big.reg.nr: 79021822401,

verweerder,

gemachtigde: drs. P.A. de Zeeuw,

werkzaam bij DAS Rechtsbijstand te Amsterdam.

1. Verloop van de procedure

Het College heeft kennisgenomen van het dossier, waarin zich onder meer bevinden:

- het klaagschrift van 25 maart 2010, ingekomen op 26 maart 2010;

- het verweerschrift van 18 juni 2010, ingekomen op 21 juni 2010;

- de repliek van 20 augustus 2010, ingekomen op 23 augustus 2010;

- de dupliek van 28 oktober 2010, ingekomen op 1 november 2010

Klaagster en verweerder zijn in gelegenheid gesteld in het vooronderzoek te worden gehoord. Zij hebben van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 15 februari 2011. Verweerder is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Klaagster en haar gemachtigde zijn - als aangekondigd - niet verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten,

die tussen partijen als niet- of onvoldoende betwist vaststaan.

Verweerder is sinds 1 juli 2001 werkzaam als internist-nefroloog in het E te F.

1.Klaagster heeft een uitgebreide nefrologische voorgeschiedenis, in verband waarmee

zij reeds eerder door specialisten in het G is behandeld.

2. Op 26 mei 2003 is klaagster voor het eerst op het spreekuur van verweerder geweest

in verband met de reeds langer bij haar bestaande nierproblematiek.

4. In de periode dat klaagster bij verweerder onder behandeling was is bij haar

herhaaldelijk peritonitis (buikvliesontsteking) opgetreden. Ter bestrijding daarvan is

klaagster onder meer behandeld met het antibioticum gentamycine.

5. In 2006 is de behandelrelatie tussen klaagster en verweerder beëindigd.

3. De klacht

De klacht bestaat uit een aantal onderdelen, die er in de kern genomen op neerkomen dat de door verweerder voorgeschreven antibiotica bij klaagster blijvende gehoorschade en evenwichtsproblemen hebben veroorzaakt (onderdeel 1), dat verweerder klaagster niet serieus heeft genomen (onderdeel 2) en ten slotte dat het medisch dossier niet compleet is (onderdeel 3).

3.1

Klaagster heeft haar klacht, kort weergegeven, als volgt onderbouwd. Door gedurende lange tijd de door verweerder voorgeschreven antibiotica te gebruiken is klaagster aan beide oren doof geworden en is haar evenwichtsorgaan ernstig beschadigd. Dit is bevestigd door een geraadpleegde neuroloog en een kno-arts. Klaagster is hierdoor niet meer in staat tot het verrichten van dagelijkse handelingen als autorijden, fietsen en werken.

Wat het tweede klachtonderdeel betreft stelt klaagster dat verweerder niet naar haar wilde luisteren. Zo werd haar verzoek om door een neuroloog te worden gezien niet gehonoreerd, en heeft verweerder nimmer excuus aan geboden dan wel anderszins iets van zich laten horen nadat klaagster werd verwezen naar het G.

Ten slotte zou verweerder hebben verzuimd de aan klaagster voorgeschreven antibiotica in haar medisch dossier te vermelden (klachtonderdeel 3).

4. Het verweer

Het verweer strekkende tot ongegrondverklaring van de klacht luidt, zakelijk weergegeven, als volgt. Ter bestrijding van complicaties die optraden bij de behandeling van nierfalen heeft klaagster vaak het antibioticum gentamycine moeten gebruiken. Alle perioden van behandeling met dit middel zijn geheel volgens het in het Martiniziekenhuis gehanteerde protocol verlopen. Verweerder ontkent dat de kno-arts en neuroloog tegen klaagster hebben gezegd dat hij, verweerder, de antibiotica nooit had mogen voorschrijven. Bij gebruik van gentamycine kan als bijwerking duizeligheid optreden. Omdat klaagster voordat zij gentamycine gebruikte ook al duizeligheidsklachten had, bestond er voor verweerder geen aanleiding om te vermoeden dat de duizeligheid door de gentamycine zou worden veroorzaakt. Voorts zijn de klachten na 2006 verergerd, terwijl er vanaf september 2006 geen gentamycine meer is gegeven.

Met betrekking tot de bejegeningsklachten stelt verweerder dat hij meer dan gebruikelijk veel tijd en energie in klaagster heeft gestoken om haar te overtuigen van en te motiveren voor medische begeleiding. Klaagster was niet gemakkelijk te behandelen doordat zij vaak niet op afgesproken spreekuren en controles kwam. Door toedoen van verweerder is er meer regelmaat en structuur in het behandeltraject gebracht. Er is veel aandacht besteed aan de medicatie en de sociale situatie van klaagster. Ook op verzoeken tot doorverwijzing is altijd zorgvuldig gereageerd.

Dat verweerder zaken zou hebben weggelaten uit het medisch dossier wordt met klem weersproken.

5. De beoordeling

5.1

Het College wijst er allereerst op dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijke bekwame beroepsoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Naar aanleiding van de stukken en het verhandelde ter zitting overweegt het College als volgt.

Klachtonderdeel 1

5.3

Het College stelt voorop dat de toetsing van het handelen van verweerder zich niet uitstrekt over de periode na 18 december 2006, aangezien klaagster vanaf dat moment niet langer als patiënt bij verweerder in behandeling was.

5.4

Bij inleidend klaagschrift stelt klaagster dat haar huidige invaliditeit is veroorzaakt door het gebruik van het antibioticum gentamycine en dat verweerder dit middel niet aan haar had mogen voorschrijven. Verweerder heeft dit gemotiveerd weersproken. Tegenover verweerders uitvoerig onderbouwde weerlegging van dit klachtonderdeel, had het op klaagsters weg gelegen om een nadere onderbouwing van haar stellingen bij te brengen. Dit heeft zij nagelaten. Bij conclusie van repliek volstaat klaagster met de herhaling van haar stelling dat de door verweerder voorgeschreven gentamycine haar gehoor en evenwichtsorgaan ernstig heeft beschadigd. De door klaagster gememoreerde verklaringen van diverse artsen die zouden hebben beweerd dat zij deze antibiotica nooit had mogen gebruiken zijn, voorzover zij al op schrift zijn gesteld, niet in het geding gebracht, zodat het College daarmee geen rekening houdt.

5.5

Gesteld noch gebleken is dat de dosering van het middel niet juist zou zijn geweest. Het College heeft hiervoor evenmin steun kunnen vinden in de stukken en het ter zitting verhandelde.

Ter terechtzitting van het College heeft verweerder naar voren gebracht dat de dosis gentamycine welke hij ten tijde van de behandelovereenkomst aan klaagster heeft voorgeschreven 60 mg. per dag bedroeg. Deze dosering is overeenkomstig het destijds vigerende protocol, zoals opgesteld volgens de internationale richtlijnen. Volgens dit protocol dienen personen met een lichaamsgewicht tot 60 kilo een dosering van 60 mg per dag toegediend te krijgen en personen met een gewicht boven de 60 kilo 80 mg per dag. Klaagsters gewicht bedroeg destijds 55 kilo, zodat de door verweerder voorgeschreven dosering de passende is. Het is overigens wel aannemelijk dat het verminderde gehoor en de duizeligheid van patiënte veroorzaakt zijn door de toediening van gentamycine, hetgeen zeer te betreuren valt. Deze weinig voorkomende maar invaliderende bijwerking kan echter ook optreden bij juist gebruik van gentamycine en daarvan is in het geval van patiënte sprake geweest, zodat dit verweerder niet verweten kan worden.

Nu er ook overigens in het dossier geen aanknopingspunten zijn te vinden voor enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen faalt het eerste onderdeel van de klacht.

Klachtonderdeel 2

5.6

Wat betreft dit onderdeel van de klacht dat betrekking heeft op de bejegening van klaagster door verweerder, overweegt het College dat niet aannemelijk is geworden dat verweerder klaagster op welke wijze dan ook onbehoorlijk zou hebben bejegend, laat staan dat hij met de wijze waarop hij klaagster heeft behandeld en is tegemoet getreden een tuchtrechtelijke norm zou hebben geschonden. Uit de stukken en verweerders verklaring ter zitting komt veeleer het beeld naar voren van een betrokken behandelaar die er veel tijd en energie in heeft gestoken om met klaagster, die zeer wisselend gemotiveerd was voor behandeling, een goede behandelrelatie op te bouwen. Dat verweerder niet ieder verzoek van klaagster om verwijzing naar een neuroloog heeft gehonoreerd, is niet in strijd met de professionele norm en derhalve tuchtrechtelijk niet verwijtbaar. Het is aan de behandelend arts om te beoordelen of een zodanige verwijzing zinvol is. Nu klaagster kort voor haar verzoek tot verwijzing reeds door een neuroloog was gezien kon verweerder op goede gronden tot het oordeel komen dat een nieuwe verwijzing niet nodig was.

Ten slotte verwijt klaagster verweerder dat hij, nadat klaagster was overgedragen aan een andere behandelaar, geen contact meer met haar heeft opgenomen. Het College is van oordeel dat dit, nadat er een einde is gekomen aan de behandelrelatie, geenszins als ongebruikelijk of onprofessioneel is aan te merken.

Ook op dit onderdeel is de klacht ongegrond.

Klachtonderdeel 3

5.7

Dit onderdeel van de klacht is onvoldoende onderbouwd. Dat er in het medisch dossier geen melding is gemaakt van het voorschrijven van gentamycine is onjuist. Nu het College ook overigens niet is gebleken van handelen door verweerder in strijd met de op hem rustende dossierplicht (artikel 454 lid 1 BW) wordt ook dit onderdeel van de klacht als ongegrond afgewezen.

6. Slotsom

Het College komt tot de slotsom dat verweerder geen tuchtrechtelijke norm heeft geschonden, zodat de klacht in al haar onderdelen ongegrond zal worden verklaard.

7. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

Verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond en wijst deze af.

Aldus gegeven door:

mw. mr. K.M. Makkinga, voorzitter,

prof.mr. L.Timmerman, lid-jurist

drs. W.P. Haanstra, lid-geneeskundige

dr. C. Halma, lid-geneeskundige

drs. F. Krijnen,lid-geneeskundige

bijgestaan door mw. mr. J. Wiersma-Veenhoven, secretaris,

en uitgesproken in het openbaar op 19 april 2011 door de voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

De secretaris: De voorzitter: