ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG0852 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen VP2009/04, VP2009/05

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG0852
Datum uitspraak: 18-01-2011
Datum publicatie: 18-01-2011
Zaaknummer(s): VP2009/04, VP2009/05
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:  

 

Rep.nr. VP2009/04 en VP2009/05

18 januari 2011

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 19 mei 2009 binnengekomen klacht van:

A,

arts,

wonende te B,

klager, hierna mede te noemen de arts

tegen

1. C,

wonende te D,

verpleegkundige,

BIG registratienummer: -,                                           

2. E,

wonende te F,

verpleegkundige, 

BIG registratienummer.:-,

hierna samen te noemen: verweersters dan wel de

verpleegkundigen

gemachtigde: mw. mr. R. Wubs.             


Het College verwijst naar zijn overwegingen van zijn tussenbeslissing van 7 september 2010 en volhardt daarbij. Deze overwegingen worden hier herhaald voorzover van belang, omdat de onderhavige uitspraak bij publicatie anders onvoldoende duidelijk zou zijn.

1.Verloop van de procedure

Het College heeft kennisgenomen van het dossier, waarin zich onder meer bevinden:

- het klaagschrift van 18 mei 2009, ingekomen op 19 mei 2009;

- het verweerschrift met producties van 17 juni 2009, ingekomen op 19 juni 2009;

- de repliek van 24 juni 2009, ingekomen op 26 juni 2009;

- de dupliek van 7 augustus 2009, ingekomen op 11 augustus 2009;

- een brief met bijlagen van 19 juni 2009 van G en H, respectievelijk

 leidinggevende en medisch coördinator spoedeisende hulp (SEH) bij het I, gericht aan  

  het secretariaat van het College;

- een brief met bijlage van 25 juni 2009 van J, personeelsadviseur bij het

 I, gericht aan het secretariaat van het College;

- het proces -verbaal van het op 2 november 2009 gehouden mondeling  

 vooronderzoek;

- een fax van OWL Juridisch Advies, mr. Wubs, ingekomen bij het College op 31 mei

 2010.

Klager en verweersters zijn tijdens een mondeling vooronderzoek op 2 november 2009 gehoord. Bij die gelegenheid is door H, algemeen chirurg en medisch coördinator afdeling spoedeisende hulp in het I, een getuigenverklaring afgelegd.

De zaken zijn gevoegd behandeld ter openbare zitting van 1 juni 2010. Klager en verweersters zijn verschenen. Ook tijdens deze zitting is H voornoemd als getuige gehoord.

Bij beslissing van 7 september 2010 heeft het College bepaald dat het onderzoek ter terechtzitting diende te worden hervat .

De gevoegde behandeling van de zaken is overeenkomstig dit besluit hervat ter openbare zitting van 16 november 2010. Klager is verschenen. Verweersters zijn verschenen, bijgestaan door mw. mr. M. Ekamper.

De heer R. Scheper, centrum manager spoedeisende hulp van het Medisch Centrum Leeuwarden, en mr. D. van Meersbergen, adviseur gezondheidsrecht van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Geneeskunst (KNMG), zijn als deskundigen op de zitting gehoord.

Van het mondeling vooronderzoek alsmede van de genoemde zittingen zijn processen-verbaal opgemaakt.

2. Vaststaande feiten    

Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten,

die tussen partijen als niet of onvoldoende betwist vaststaan. 

-   Op 6 maart 2009 om 23.45 uur is op de afdeling SEH van het I een patiënte binnengebracht. Zij was door familie gevonden onderaan een trap en was op dat moment niet aanspreekbaar.

-   Klager, die sinds 1 januari 2009 werkzaam was als arts op de afdeling SEH, had op dat moment dienst. Verweersters hadden dienst als SEH verpleegkundigen.

-   Tussen arts en verpleegkundigen is onenigheid ontstaan over de medische zorg die aan patiënte moest worden verleend.

-   In een gesprek later die nacht heeft de arts zijn excuses aangeboden over zijn wijze van communiceren.

-   De arbeidsovereenkomst met klager is beëindigd per 8 mei 2009.

3. De klacht

De klacht komt er - zakelijk weergegeven - op neer dat verweersters na binnenkomst van patiënte op de afdeling SEH niet hebben gehandeld volgens de instructies van de arts. De arts verdacht patiënte van een cerebro vasculair accident (cva). Zijn verzoek om een CT-scan van patiënte te laten maken, hebben verweersters niet opgevolgd. Verweersters hebben hun eigen beleid gevoerd, daarbij uit het oog verliezend dat het de arts, en niet de verpleegkundige, is die de beslissingen neemt. Met de vertraging die door het eigengereid optreden van de verweersters is opgetreden, is de gezondheid van patiënte ernstig in gevaar gebracht.

4. Het verweer

Het verweer luidt- zakelijk weergegeven - als volgt.  

Op het moment dat patiënte op de afdeling SEH werd binnengebracht, was niet geheel duidelijk of zij van de trap was gevallen. In een geval dat er mogelijk sprake is van een trauma treedt het ATLS (Advanced Trauma Life Support) protocol in werking en wordt via de zogenaamde ‘ABCDE regel’ onderzoek verricht. De arts weigerde dit protocol te volgen, waarna de verweersters hebben gemeend hun eigen verantwoordelijkheid te moeten nemen door zelf alsnog conform het protocol te handelen. Het is de taak van de SEH-arts een CT-scan aan te vragen. Reeds om die reden kan er geen sprake zijn van een weigering van verweersters een CT-scan aan te vragen.

5. Verdere beoordeling van de klacht

Naar aanleiding van de stukken en het verhandelde ter zitting overweegt het College als volgt.

5.1

Het College stelt duidelijkheidshalve voorop dat het in deze zaak niet gaat om de vraag of de arts tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, maar dat uitsluitend het handelen van de verpleegkundigen ter toetsing voorligt. Dit brengt mee dat de stellingen die van de zijde van verweersters naar voren zijn gebracht omtrent een eventueel verwijtbaar handelen van de arts onbesproken blijven.

5.2

Voorzover de klacht inhoudt dat verweersters de instructie van klager tot het aanvragen van een CT-scan van de patiënte niet hebben opgevolgd, verwerpt het College dit, nu het feitelijk niet is komen vast te staan. Uit de in het dossier aanwezige patiëntenbrief en verpleegkundige rapportage blijkt dat de CT-scan is gemaakt en derhalve ook is aangevraagd. Verweersters hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat de door klager in zijn klaagschrift genoemde vertraging bij het laten maken van de CT-scan, is ontstaan door een fout van de receptie, althans door een omstandigheid die niet voor hun rekening komt. Het moet er dus voor worden gehouden dat de vertraging is ontstaan nadat verweersters een aanvraag tot het laten maken van een CT-scan hadden gedaan. De vertraging kan dus niet aan verweersters worden toegerekend. Van een weigering door verweersters om de opdracht van klager uit te voeren is naar het oordeel van het College dan ook geen sprake.

5.3

Klager verwijt de verpleegkundigen voorts dat zij op eigen initiatief handelingen hebben verricht, waarbij klager doelt op het onverkort willen uitvoeren en vasthouden aan het ATLS-Protocol, als hierna aan de orde komt. Voor de beoordeling van de vraag of verweersters in casu op eigen initiatief bepaalde handelingen mochten verrichten staat de verdeling van bevoegdheden en verantwoordelijkheden van artsen en verpleegkundigen centraal. Artikel 19 en artikel 33 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg geven een omschrijving van het deskundigheidsgebied van respectievelijk de arts en de verpleegkundige. Uit de voornoemde artikelen volgt dat de arts bevoegd is tot het gehele gebied van de geneeskunst en dat de verpleegkundige onder meer handelingen verricht naar aanleiding van de door de arts gestelde diagnose. Het College benadrukt dat zowel een arts als een verpleegkundige op zijn of haar eigen deskundigheidsgebied een eigen verantwoordelijkheid heeft, waarbij samenwerking en communicatie erg belangrijk zijn. De ter zitting gehoorde deskundige Van Meersbergen heeft desgevraagd naar voren gebracht dat, wanneer een verpleegkundige van mening is dat er andere stappen genomen moeten worden dan waartoe de arts opdracht heeft gegeven, zij (of hij) de dialoog met de arts zal moeten aangaan. De arts dient dan op zijn beurt uit te leggen waarom hij een bepaalde opdracht geeft of waarom hij afziet van een bepaalde handeling. Overeenkomstig de gedragsregels van de KNMG dient een arts bereid te zijn tot openheid en communicatie over en evaluatie van zijn handelen. De deskundige van Meersbergen heeft eveneens verklaard dat in een geval als het onderhavige, waarbij de communicatie tussen arts en verpleegkundigen slecht verliep en de verpleegkundigen daarom op eigen initiatief handelingen wilden verrichten, beoordeeld dient te worden op wiens deskundigheidsgebied de betreffende handelingen zich bevinden. Het College neemt dit oordeel over en maakt dit tot de zijne.

5.4

De handelingen die verweersters in casu op eigen initiatief hebben verricht, hebben betrekking op de toepassing van het ATLS-protocol. Het ATLS-protocol wordt landelijk gehanteerd voor de opvang van traumapatiënten. Het ATLS-protocol is een multidisciplinair protocol, hetgeen inhoudt dat het zowel betrekking heeft op artsen als op verpleegkundigen. Het ATLS-protocol bestaat derhalve onder meer uit handelingen die zich op het deskundigheidsgebied van de verpleegkundige bevinden.

De eveneens ter zitting gehoorde deskundige Scheper heeft desgevraagd verklaard dat het ATLS-protocol in geval van een mogelijk trauma altijd gevolgd dient te worden en dat afwijking van het protocol een kunstfout is, tenzij er goed beargumenteerd van het protocol wordt afgeweken. Het College neemt dit oordeel over en maakt dit tot het zijne.

In casu heeft klager onvoldoende gemotiveerd duidelijk gemaakt waarom hij het ATLS-protocol niet wilde volgen. Hoewel de beslissing om het protocol al dan niet te volgen in beginsel bij klager lag, mochten verweersters naar het oordeel van het College in het onderhavige geval,gelet op hun onder 5.3 vermelde eigen verantwoordelijkheid,  besluiten om het protocol toch af te werken nu zij vreesden dat de gezondheid van de patiënte anders zou worden geschaad. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is daarbij niet gebleken. Het feit dat klager de patiënte reeds voor het afwerken van het ATLS-protocol verdacht van een cerebro vasculair accident (cva) en dat deze diagnose achteraf juist bleek te zijn, doet aan het voorgaande niet af.

5.5

Nu de verpleegkundigen geen tuchtrechtelijk verwijt treft, faalt de klacht.

De publicatie van deze uitspraak zal worden bevorderd, zoals hieronder te vermelden.

6. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

Verklaart de klacht ongegrond en wijst deze af;

bepaalt voorts dat deze beslissing, ingevolge artikel 71 van de Wet BIG, nadat zij onherroepelijk zal zijn geworden, geheel in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en aan de tijdschriften Medisch Contact, Tijdschrift voor Gezondheidsrecht en Gezondheidzorg Jurisprudentie en de tijdschriften voor verpleegkundigen ter bekendmaking zal worden aangeboden.  

Aldus gegeven door:

mw. mr. K.M. Makkinga, voorzitter,

drs. J. Mulder, lid-verpleegkundige,

mw. A.H.G. Buurman, lid-verpleegkundige,

bijgestaan door mw. mr. J. Visser, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2011 door de voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

de secretaris                                                                                                   de voorzitter