ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1639 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 10192b

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1639
Datum uitspraak: 20-12-2011
Datum publicatie: 21-12-2011
Zaaknummer(s): 10192b
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie: Klacht tegen radioloog dat hij na het uitvoeren van een CT-scan geen overleg heeft gehad met de cardioloog en dat hij de ernst van de afwijking onvoldoende heeft ingeschat, waardoor de patiënt een kans op een levensreddende operatie is ontnomen . Gegrond, berisping.

Uitspraak: 20 december 2011

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 21 december 2010 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klaagster

gemachtigde mr. M.H.M. Mook te Leusden

tegen:

C

radioloog

werkzaam te D en wonende te E (B)

verweerder

gemachtigde mr. H.W.P.B. Taminiau te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift

- het verweerschrift

- de repliek

- de dupliek

- de uitspraak van de klachtencommissie, ontvangen op 27 juli 2011 van de gemachtigde van klaagster

- de CT-scan van 18 november 2010, ontvangen op 7 september 2011 van de gemachtigde van verweerder.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 9 november 2011 behandeld. Partijen waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigden. De gemachtigde van klaagster heeft een pleitnota overgelegd.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klaagster was de echtgenote van de heer F (1940), hierna te noemen: patiënt.

Op vrijdagavond 17 september 2010 werd patiënt wegens pijn op de borst met een ambulance naar de afdeling Eerste Hart Hulp van het ziekenhuis gebracht. Hij werd daar gezien door de dienstdoend arts-assistent cardiologie. Deze nam een anamnese af. In de voorgeschiedenis bleek sprake van een thoracaal aneurysma, waarvoor controle in het academisch ziekenhuis. Ook was er in 2003 een infarct doorgemaakt. De arts-assistent verrichtte lichamelijk onderzoek, met een ECG. Onder verdenking van een instabiele angina pectoris werd patiënt opgenomen op de Cardio Care Unit.

Op zaterdagochtend 18 september 2010 zag de cardioloog patiënt tijdens de afdelingsvisite. Hij sprak af een CT-scan te laten maken van de thoracale aorta, ter uitsluiting van acute aortapathologie. Diezelfde dag heeft verweerder de CT-scan gemaakt en daarvan digitaal verslag gedaan. De conclusie, voor zover van belang, luidde: “ Reeds langer bestaande aneurysmatische verbreding van de aorta ascendens met dissecaat Stanford type A en

DeBakey type-l.”. En verder: “Wat pericardvocht”.

Daarna heeft verweerder geen bemoeienis meer met patiënt gehad.

Het verdere verloop was als volgt.

Eerst op zondag 19 september 2010 zag de cardioloog patiënt opnieuw. Tijdens de visite heeft hij de CT-scan en het verslag van de CT-scan in de computer opgezocht en het verslag gelezen. Bij die gelegenheid heeft hij de in het verslag genoemde dissectie (“dissecaat”) gemist. Op maandag 20 september 2010 sprak de cardioloog met klaagster, die zich zorgen maakte. Hij heeft toen het dossier nog eens bekeken, de dissectie opnieuw gemist en heeft patiënt naar huis laten gaan. Op dinsdag 21 december 2010 is patiënt nog op de polikliniek nucleaire geneeskunde geweest voor een myocardscintigram.

Op 22 september 2010 is patiënt thuis acuut overleden.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster verwijt verweerder dat hij tijdens/na het uitvoeren van de CT-scan geen overleg heeft gehad met de cardioloog, dat hij de ernst van de afwijking onvoldoende heeft ingeschat en dat hij de kans op een spoedoperatie aan patiënt heeft ontnomen.

4. Het standpunt van verweerder

De communicatie tussen radioloog en cardioloog vond beschrijvend plaats binnen een half uur na het onderzoek. Dat is zeer snel. De start van het verslag vond plaats binnen een kwartier na het ontvangen van de beelden en het verslag was ongeveer een kwartier later beëindigd. De wijze van schriftelijke verslaglegging voldoet aan het protocol “Regeling hoofdbehandelaar/medebehandelaar/consulent”.

Indien bepaalde elementen in een gelezen verslag niet duidelijk zijn, is mondeling overleg altijd mogelijk. Verweerder was continue bereikbaar voor overleg.

Verweerder kreeg op 18 september 2010 in hetzelfde uur drie andere patiënten aangeboden met klinisch onmiddellijk levensbedreigende toestanden; alle patiënten verkeerden in zeer kritische toestand en vergden onmiddellijke en constante aandacht en interventie. Patiënt daarentegen kwam binnen in een goede hemodynamische toestand.

Verweerder heeft geheel volgens protocol gehandeld door vrijwel direct onderzoek te doen en positief te reageren op het verzoek door het uitbrengen van een schriftelijk verslag op de vraagstelling, zodat er geen reden was voor intern overleg of toelichting.

De vraagstelling luidde: “Thoracale pijn, bekend met aneurysma 49 mm thor aorta (G 2009) Groei/lekkage/dissectie uitsluiten C2 (het college leest: CT) van de aorta thoracalis en abdominalis.”

Het ging in de vraagstelling om “een te verwachten bevinding”. Bij een onverwachte bevinding dient volgens protocol het verslag nog eens met een e-mail of mondeling te worden doorgegeven. Verweerder betwist dat hij hier een inschattingsfout heeft gemaakt.

Het verwondert verweerder dat in de tijdspanne van zes dagen tussen zijn onderzoek en het overlijden van patiënt geen gevolg werd gegeven aan de inhoud van zijn verslag. Mogelijk had een operatie kunnen leiden tot een herstel, maar ter zake is de hoofdbehandelaar en niet verweerder verantwoordelijk.

5. De overwegingen van het college

De met bekwame spoed vervaardigde CT-scan geeft een dramatisch beeld van een dissectie, die voor patiënt acuut levensbedreigend was. Dit kan verweerder onmogelijk zijn ontgaan. Het kon ieder moment misgaan en er was aan de hand van de beelden alle reden om te veronderstellen dat dit snel zou gebeuren. Het op de beelden zichtbare pericardvocht vormde daarbij nog een extra aandachtspunt.

Bij het zien van dergelijke beelden moet er onmiddellijk gehandeld worden. In ieder geval dient de arts die het onderzoek heeft aangevraagd acuut mondeling op de hoogte te worden gebracht van deze acuut levensbedreigende toestand van de patiënt, nog voordat het schriftelijk verslag wordt gemaakt.

In plaats van zo te handelen heeft verweerder volstaan met het vervaardigen van een digitaal verslag dat weliswaar snel werd gemaakt, maar toch onnodig en onverantwoord tijdverlies opleverde. Voorts was het onverantwoord om te volstaan met digitale vervaardiging, zonder onmiddellijk te verifiëren of te waarborgen dat dit verslag de cardioloog bereikte; ook de daaropvolgende dagen, tot aan het overlijden van de patiënt, heeft verweerder geen navraag naar patiënt gedaan.

Verweerder kan zich niet erop beroepen dat hij het druk had met andere levensbedreigde patiënten; met één telefoontje had de hulp aan patiënt op gang kunnen komen; evenmin vormt een excuus dat verweerder wist dat de cardioloog op dat moment bezig was met een reanimatie; dit was integendeel reden temeer om ervoor te zorgen dat de toestand waarin patiënt verkeerde onmiddellijk, eventueel via tussenkomst van een ander, ter kennis van de cardioloog werd gebracht, c.q. zelf alvast een aanvang met het (laten) behandelen van patiënt te maken.

Het college merkt nog op dat verweerder niet, zoals hij stelt, in overeenstemming met het door hem genoemde protocol heeft gehandeld. Op pagina 4 van het protocol, tweede alinea staat immers:

“De consulent is voorts verantwoordelijk voor: schriftelijk, of bij tijdsdruk eerst mondeling (onderstreping van het college) uitbrengen van een advies aan de hoofd- of medebehandelaar.”

Dat hier sprake was van tijdsdruk is voor het college zonneklaar.

Naar het oordeel van het college is, gelet op de duidelijke en ernstige nalatigheid, een berisping voor verweerder, die ter zitting geen blijk gaf van inzicht in zijn nalatigheid, op zijn plaats.

6. De beslissing

Het college:

- berispt verweerder.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, mr. J.M.P. Drijkoningen als lid-jurist, C. van der Heul, J.A.M. te Riele en dr. G.A. Hoffland als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo als secretaris en in het openbaar uitgesproken op

20 december 2011 in aanwezigheid van de secretaris.