ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1598 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 10195

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1598
Datum uitspraak: 12-12-2011
Datum publicatie: 13-12-2011
Zaaknummer(s): 10195
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Bedrijfsarts wordt grensoverschrijdend gedrag, schending van zijn beroepsgeheim, onvoldoende informatieverstrekking en niet doorverwijzen verweten. Ongegrond.    

Uitspraak: 12 december 2011

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 22 december 2010 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klager

gemachtigde: mw. mr. A.B. Noordhof te Eindhoven

tegen:

C

bedrijfsarts

werkzaam te B

wonende te D

verweerder

gemachtigde: mr. I.M.I. Apperloo te Amsterdam

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift

-         het verweerschrift

-         de repliek

-         de dupliek

-         de brief van de gemachtigde van klager d.d. 27 september 2011, waarbij zij een aanvullend document heeft ingebracht in de procedure.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 31 oktober 2011 behandeld. Partijen waren, bijgestaan door hun gemachtigden - voor verweerder mr. J.C.C.Leemans -, aanwezig. De standpunten van partijen zijn toegelicht, waarbij de gemachtigde van klager gebruik heeft gemaakt van een pleitnota, die is overgelegd. Op verzoek van klager is als getuige onder verband van de belofte ter zitting gehoord: zijn echtgenote E. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld vragen aan de getuige te stellen.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Sedert 2007 is verweerder als bedrijfsarts werkzaam voor de gemeente, alwaar klager werkzaam is. Tussen 20 januari 2010 en 9 september 2010 heeft verweerder als bedrijfsarts bemoeienis gehad met klager, die zich op 18 januari 2010 had ziek gemeld wegens rugklachten met daarbij de mededeling dat er problemen met de werkgever waren. Na spreekuurcontacten op 27 januari, 1 februari, 11 februari (telefonisch) en 1 maart 2010 heeft klager een deskundigenoordeel aan het UWV gevraagd. De verzekeringsgeneeskundige rapportage d.d. 31 maart 2010 bevat de conclusie: “Cliënt is per geschildatum 17 februari 2010 niet geschikt te achten voor het eigen werk”. In een brief van 14 april 2010 aan de werkgever heeft klager het vertrouwen in verweerder opgezegd. Op 26 april 2010 heeft tussen klager, diens echtgenote en verweerder een gesprek plaatsgevonden, dat in een grimmige sfeer verliep. De werkgever heeft vervolgens een collega-bedrijfsarts ingeschakeld, met wie klager eenmalig, op 6 mei 2010, een gesprek heeft gehad. De conclusie van deze collega kwam overeen met die van verweerder, namelijk dat er geen sprake was van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of gebrek. Klager heeft zich opnieuw tot het UWV gewend voor een deskundigenoordeel. In de verzekeringsgeneeskundige rapportage van 15 juli 2010 concludeert het UWV : “Er is geen sprake meer van ongeschiktheid tot arbeid wegens ziekte of gebrek”. Op 11 augustus 2010 heeft klager zich wederom ziek gemeld, waarna hij op 13 augustus 2010 door verweerder is gezien. De beslissing tot hervatting is toen twee weken uitgesteld. Klager heeft zich op 30 augustus 2010 wederom ziek gemeld. Op 3 september 2010 is klager op verzoek van de werkgever door verweerder gezien. Doordat klager het gesprek wilde opnemen en verweerder daartegen bezwaar had, verliep het gesprek in een negatieve sfeer. Daarna is geen contact meer tussen partijen geweest.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Zakelijk weergegeven verwijt klager verweerder het navolgende:

1.    machtsmisbruik als medicus;

2.    het schenden van het beroepsgeheim door de rapportage van het UWV zonder klagers toestemming aan de werkgever te geven en door medisch vertrouwelijke informatie naar buiten te brengen;

3.    negatieve informatie wel aan de werkgever, maar niet aan klager verschaffen;

4.    valse beschuldigingen aan de werkgever afleggen om strafontslag van klager te bewerkstelligen;

5.    het willens en wetens negeren van de adviezen van het UWV;

6.    uitlokking om op die manier strafontslag te bewerkstelligen;

7.    de werkgever adviseren om salarisbetalingen te staken;

8.    psychische terreur uitoefenen door te dreigen met werkweigering en strafontslag;

9.    het volgen van de werkgever en niet luisteren naar klager;

10. dezelfde advocaat raadplegen als de werkgever;

11. adviseren om klager ‘terug te duwen’ bij een manager, bij wie alle problemen zijn begonnen;

12.  het zich zonder toestemming van klager toe eigenen van het tweede UWV dossier;

13. het niet informeren van de werkgever over het bestaan van een tweede UWV onderzoek;

14. het niet adviseren van de werkgever de bedreigingen met strafontslag te staken;

15.  in het contact met de huisarts niet praten over de ziekte van klager, maar over diens strafontslag;

16. afspraken niet nakomen en verkeerde diagnoses stellen;

17. laster, ten onrechte melden dat klager de afspraken niet is nagekomen;

Klager voert aan dat deze klachten binnen een tijdsbestek spelen, waarin het wederzijdse vertrouwen was opgezegd.

Kort en zakelijk weergegeven stelt klager ter toelichting van voormelde klachten als volgt.

De kern van de klacht is dat verweerder onvoldoende zorg heeft betracht om zijn onafhankelijkheid te bewaren en te voorkomen dat het dreigende arbeidsgeschil zou gaan escaleren.

Ad klachten 1 en 11: op 13 augustus 2010 moest klager onder dreiging van werkweigering en strafontslag gezien worden door verweerder, terwijl over en weer het vertrouwen was opgezegd. Hoewel verweerder direct en actief betrokken was bij de strafontslagdreiging, heeft hij geen moment afgezien van het onderzoek. De werkzaamheden werden wel twee weken opgeschort, maar daarna moest klager weer aan het werk zonder door verweerder te zijn gezien. Klager moest het maar uitzoeken bij het UWV.

Over de werkzaamheden waarvoor klager geschikt zou zijn volgens het spreekuurverslag van 3 september is geen enkel overleg geweest. De werkzaamheden pasten geheel niet bij de opleiding en ervaring van klager. Verweerder wist dat het verrichten van die werkzaamheden tot problemen zou leiden omdat het moest gebeuren onder leiding van de manager, wiens functioneren aanleiding tot alle bestaande problemen had gegeven.

Ad klacht 2:  In een gesprek met de gemeente secretaris en een ambtenaar van personeelszaken werd door dezen aan klager medegedeeld dat zij het volledige eerste second-opinion verslag van het UWV hadden gelezen en daarvan zelfs een kopie in hun bezit hadden. Het kan niet anders dan dat verweerder hen dat heeft overhandigd.

De brief van de gemeente van 28 september 2010 wordt gedomineerd door verklaringen van verweerder, die alle in de negatieve sfeer liggen en wel zodanig dat dit heeft geleid tot het voornemen van strafontslag. Met een aantal verklaringen heeft verweerder ‘uit de

spreekkamer geklapt’.

Ad klachten 3, 4, 5, 6 en 7: In het spreekuurresultaat van 26 april 2010 staat niets van wat klager en zijn echtgenote hebben ervaren tijdens het gesprek op die datum. Verweerder bagatelliseerde het UWV deskundigenonderzoek en liet zich negatief over dat onderzoek en een re-integratietraject uit. Ieder keer als klager het over re-integratie, belastbaarheid of tweede spoor had dan ging verweerder daar niet in mee. Verweerder vond dat klager de twee weken na 13 augustus 2010 arbeidsongeschikt was vanwege gewijzigde omstandigheden. Niet duidelijk was wat verweerder daarmee bedoelde. Het gevolg is geweest dat klager eerst wel, maar later geen salaris over die twee weken kreeg uitbetaald, omdat klager niet ziek zou zijn en/of verweerder gechanteerd en bedreigd zou hebben. Als logisch gevolg meldde klager zich op 30 augustus 2010 weer ziek. In het spreekuurresultaat van 3 september 2010 staat dat klager geschikt is voor werk bij welzijn en onderwijs voor lichte administratieve taken, echter zonder piekbelasting. Hoe kan verweerder bepalen wat voor klager piekbelasting is.

Eerst in de brief van 28 september 2010 van de gemeente werd klager medegedeeld dat verweerder had opgemerkt dat klager hem had getracht te chanteren en in feite ook bedreigd had. Klager weet echter niet dat hij dat gedaan heeft en trekt zich deze beschuldiging zeer aan. De verhalen van verweerder naar klager toe zijn anders dan naar de werkgever. Zelfs als iets zou zijn voorgevallen, had verweerder dat niet aan de werkgever mogen melden. Klager acht dat schending van de geheimhoudingsplicht.

Ad klacht 8: Op 3 september 2010 heeft verweerder in het kader van het geschil over het al dan niet gebruik maken van audio apparatuur klager er op gewezen dat het weigeren van een  medisch onderzoek zou leiden tot een sanctie wegens werkweigering.

Ad klacht 9: Verweerder heeft de uitlatingen en beschuldigingen over klager alleen maar gedaan met het doel klager een hak te zetten en zijn broodheer te bevredigen. Verweerder conformeerde zich steeds aan wat de werkgever wenste.

Ad klacht 10: Toen klager protest aantekende tegen de afspraak op 13 augustus 2010 bij verweerder, werd zelfs de advocaat van de werkgever in de zaak betrokken. Op 3 september 2010 liepen de gemoederen zo hoog op dat besloten werd de wederzijdse advocaten te raadplegen. Voor verweerder werd de advocaat van de gemeente gebeld.

Ad klacht 12: Om de tweede second-opinion te mogen inzien had verweerder na het opzeggen van het wederzijds vertrouwen eerst de schriftelijke toestemming van klager moeten hebben. Die heeft verweerder niet gehad. Klager gaat er van uit dat verweerder die tweede second-opinion rechtstreeks van de gemeente heeft ontvangen, omdat dat het postadres van de bedrijfsartsen is. Verweerder heeft de volledige UWV brief uit de kast van zijn enige collega, die op dat moment aan klager was toegewezen, gevist.

Ad klacht 13:  In de brief van de gemeente van 28 september 2010 staat: “U heeft evenwel ook geen second-opinion aangevraagd op grond waarvan op dat moment de bezoldiging werd gestaakt”. Op 13 augustus 2010 en 3 september 2010 hebben klager en zijn echtgenote meerdere vragen aan verweerder gesteld over de tweede second-opinion. Deze zaken werden door verweerder afgedaan als niet aan de orde zijnde. Ook in de brief van 10 september 2010 heeft klager nog zaken aangegeven over het tweede UWV onderzoek.

Ad klachten 15 en 16: Aan het eind van het gesprek op 3 september 2010 werd door de echtgenote van klager om het gespreksverslag gevraagd. Dit zou per email aan klager worden gezonden. Ook werd door de echtgenote nog een schriftelijk verzoek ingediend om de gespreksverslagen van de laatste 5 sessies aan klager te verstrekken. Tot op heden heeft klager geen reactie gehad. Klager heeft aan het eind van het gesprek ook nog een machtiging getekend opdat verweerder informatie kon inwinnen bij de huisarts. Verweerder heeft echter de huisarts gebeld om te zeggen dat klager strafontslag zou krijgen als hij zijn werkzaamheden niet zou aanvangen. De huisarts is enorm geschrokken. Het was ook fatsoenlijk geweest als verweerder de huisarts er van op de hoogte had gesteld dat het vertrouwen in elkaar was opgezegd. Nadat klager de huisarts had gesproken heeft hij direct de machtiging ingetrokken.

Ad klacht 17: In de brief van de gemeente van 28 september 2010 staat dat klager bij herhaling heeft geweigerd de bedrijfsarts te bezoeken. Het is juist dat het bezoek aan verweerder nimmer zonder slag of stoot is gegaan. Het is echter perse niet waar dat klager heeft geweigerd de bedrijfsarts te bezoeken. De echtgenote van klager kan dat bevestigen. Klager beschouwt die uitspraak als pure laster te meer omdat de werkgever dit tot ernstig verzwarend plichtsverzuim rekent, mede waardoor klager op 15 december 2010 is ontslagen.

Ook is klager in die brief verweten dat hij verweerder onheus behandeld heeft en onwelvoeglijk taalgebruik heeft gebezigd. Het gesprek op 13 augustus 2010 was vol wantrouwen en grimmig en op 3 september 2010 liepen de gemoederen hoog op, maar uit niets blijkt dat klager onwelvoeglijke taal heeft gebruikt, verweerder heeft trachten te chanteren dan wel hem heeft bedreigd.

Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de praktische gang van zaken bij ziekteverzuim geschetst en als verweer -kort en zakelijk weergegeven -  het navolgende naar voren gebracht.

Verweerder heeft zijn geheimhoudingsplicht jegens klager niet geschonden. Verweerder heeft nimmer het volledige UWV rapport aan de werkgever overhandigd. UWV heeft de stukken tweemaal naar het adres van de werkgever gestuurd. Deze stukken zijn door de postkamer geopend en door de werkgever doorgestuurd naar de bedrijfsarts. Deze gebeurtenissen hebben niet met het handelen of nalaten van verweerder van doen.

Verweerder betwist dat hij ooit het vertrouwen in klager heeft opgezegd. Verweerder heeft zich wel door klager beledigd en geïntimideerd gevoeld. Omdat duidelijk was dat de vertrouwensrelatie tussen klager en verweerder geschonden was, heeft verweerder op 6

september 2010 aan de gemeente verzocht klager bij een andere bedrijfsarts onder te brengen.

Verweerder acht de verwijten van klager volledig onterecht en betwist deze stuk voor stuk. Verweerder heeft zijn taak altijd zorgvuldig, vakbekwaam en in overeenstemming met de daarvoor geldende eisen uitgevoerd. Klager wekt de indruk dat hij de taken van de werkgever en die van de bedrijfsarts met elkaar verwart. Verweerder is niet door de werkgever op de hoogte gesteld van de inhoudelijk acties tegen klager. Verweerder heeft de werkgever niet geadviseerd om de loonbetalingen te staken of op te schorten. De bedrijfsarts heeft een ondersteunende en adviserende taak en zorgt voor de  probleemanalyse, maar de werkgever zorgt in samenspraak met de werknemer voor een Plan van Aanpak. Nu klager niet arbeidsongeschikt werd geacht, zijn klager en zijn werkgever nooit aan het stadium van het tweede spoor toe gekomen. Verweerder heeft zich beperkt tot een medisch oordeel en de werkgever niet ongeoorloofd beïnvloed. Evenmin heeft verweerder zich bemoeid met het management van de werkgever. Juist omdat verweerder een onafhankelijk oordeel velt, is hij in deze zaak niet tot het oordeel gekomen dat klager arbeidsongeschikt was wegens ziekte en/of gebrek. Klager had een fors arbeidsconflict met zijn werkgever, waardoor hij na enige tijd gezondheidsklachten kreeg. Conform de landelijke richtlijn van bedrijfsartsen worden arbeidsconflict gerelateerde klachten niet aangemerkt als arbeidsongeschiktheid wegens ziekte en/of gebrek. Conform de STECR richtlijn is dan sprake van een zogeheten C situatie. Kenmerkend is dat de klachten meestal zijn ontstaan direct aansluitend aan een recent conflict.

Op 3 september 2010 heeft verweerder met machtiging van klager gebeld met de huisartsenpraktijk en kort verslag gedaan van de ontstane situatie. Op 9 september 2010 heeft de huisarts verweerder gebeld en niet andersom.

Verweerder heeft de advocaat van de gemeente nimmer over deze kwestie gesproken.

Na de brief van 6 september 2010 aan de gemeente heeft verweerder geen contact en/of bemoeienis meer met de gemeente over klager gehad. Verweerder was dan ook niet op de hoogte van de verdere arbeidsrechtelijke verwikkelingen tussen klager en de gemeente. De brief van 28 september 2010 kent verweerder niet. Het medisch dossier van verweerder betreffende klager is op 9 september 2010 gesloten.

Een officiële brief met een verzoek om inzage in het dossier heeft verweerder nooit bereikt. Klager had dat verzoek te allen tijde aan verweerder kunnen doen.

In het tweede deskundigenoordeel van het UWV wordt melding gemaakt van een recidief uitval bij tewerkstelling binnen de ISD. Daarom heeft verweerder de gemeente geadviseerd om klager conform het advies van het UWV werkzaamheden aan te bieden buiten het werkveld van de ISD.

5. De overwegingen van het college

Vooropgesteld wordt dat de lezingen over de verschillende gebeurtenissen en ook de appreciatie daarvan bij klager en verweerder niet overeenstemmen. Er is sprake van een hoog welles-nietes gehalte.

Duidelijk is dat klager - gelet op zijn klachten, die met name het gevolg waren van de conflictsituatie met de werkgever – de mening is toegedaan dat hij arbeidsongeschikt was en als zodanig ook beoordeeld diende te worden.

Verweerder heeft klager op een juiste wijze conform de STECR richtlijnen beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat klager niet arbeidsongeschikt was wegens ziekte en/of gebrek.

Verweerder heeft klager niet alleen eenmalig door een collega-bedrijfsarts laten onderzoeken, maar klager ook gewezen op een door het UWV uit te voeren second-opinion. De collega kwam tot dezelfde conclusie als verweerder.

Verweerder heeft op 13 augustus 2010 de werkhervatting voor twee weken aangehouden, in de veronderstelling dat klager vanwege andere omstandigheden in die tijd arbeidsongeschikt was. Niet valt in te zien dat verweerder kan worden verweten welke gevolgen daaraan door de werkgever worden verbonden.

Niet is gebleken dat verweerder met het beleid en/of management van de werkgever ook maar iets van doen had. Van enige beïnvloeding van dat beleid en/of management is evenmin gebleken. De stelling dat verweerder gebruik zou hebben gemaakt van dezelfde advocaat als de werkgever is niet nader onderbouwd.

Ten tijde van het gesprek op 13 augustus 2010 heeft verweerder klager wederom gewezen op de mogelijkheid van een second-opinion.

Toen verweerder op 3 september 2010 tot de conclusie kwam dat de vertrouwensrelatie zozeer geschonden was, dat van een verder gaan met klager geen sprake kon zijn, heeft verweerder de werkgever daarvan gemotiveerd in kennis gesteld. Welke conclusies de werkgever daaruit trekt en wat de werkgever daarmee doet, valt verweerder niet aan te rekenen.

Over de wijze van bejegening staan de standpunten ook lijnrecht tegenover elkaar. Wel is  komen vast te staan, mede door de verklaring van getuige, dat de gesprekken op 26 april 2010 en 3 september 2010 in een van beide kanten grimmige en onaangename sfeer verliepen. Dat er sprake zou zijn geweest van onwelvoeglijk taalgebruik is niet komen vast te staan. Het gesprek op 26 april 2010 heeft geleid tot een beoordeling door de collega-bedrijfsarts en het gesprek van 3 september 2010 heeft geleid tot een einde van de relatie.

Voorts zijn naar het oordeel van het college geen feiten en/of omstandigheden vast komen te staan die de conclusie zouden rechtvaardigen dat te dezen sprake zou zijn geweest van machtsmisbruik, uitlokking om strafontslag te veroorzaken, advies om salarisbetaling te staken, psychische terreur en het naar buiten brengen van medische informatie.

Duidelijk is geworden dat de stukken van het UWV niet door toedoen van verweerder bij de gemeente terecht zijn gekomen. Het UWV heeft de stukken aan het adres van de gemeente ter attentie van de bedrijfsarts gestuurd. Dat de postkamer de stukken opent en deze vervolgens worden doorgestuurd naar verweerder, kan verweerder niet worden tegengeworpen.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het college van oordeel dat de klacht op alle onderdelen ongegrond is.

6. De beslissing

Het college:

-         wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. P.G.T. Lindeman-Verhaar als voorzitter, J.C.F. Schellekens en G.B.W.M. Wensing als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C.W.M. Hillenaar

als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2011 in aanwezigheid van

de secretaris.