ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1546 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1176

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1546
Datum uitspraak: 28-11-2011
Datum publicatie: 28-11-2011
Zaaknummer(s): 1176
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Volgens klager voldoet fysiotherapeut niet aan de bijzondere voorwaarden die hem zijn opgelegd in verband van een eerdere uitspraak van het tuchtcollege waarbij aan hem de maatregel van voorwaardelijke schorsing van de inschrijving in het register met een proeftijd van twee jaren werd opgelegd, als gevolg waarvan de voorwaardelijke schorsing behoort te worden omgezet in een onvoorwaardelijke schorsing. Beslissing: de termijn van de proeftijd wordt verlengd met één jaar onder oplegging van een nadere voorwaarde met bepaling dat de inspectie toezicht zal houden op naleving van die voorwaarde.

Uitspraak: 28 november 2011

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 4 mei 2011 binnengekomen klacht van:

A en B

Inspecteurs voor de Gezondheidszorg te C

klagers

tegen:

D

fysiotherapeut

werkzaam te E

verweerder

gemachtigde: mr. E.J.C. de Jong te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift en

- het verweerschrift

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 17 oktober 2011 behandeld. Partijen, verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde, waren aanwezig. De standpunten van partijen zijn toegelicht, waarbij zijdens klagers is gebruik gemaakt van een pleitnota, welke is overgelegd.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Op 16 oktober 2009 is een klacht tegen verweerder behandeld bij dit college. Op 26 november 2009 is in die zaak uitspraak gedaan, waarbij de maatregel is opgelegd van schorsing van de inschrijving in het register voor de duur van zes maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, ingaande op de datum dat de beslissing kracht van gewijsde zou hebben verkregen, onder de bijzondere voorwaarde dat verweerder, alles op aanwijzing, onder toezicht en naar genoegen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg, zich via cursussen zal bekwamen op het gebied van communicatie en verslaglegging en zich zal onderwerpen aan intervisie. Verweerder heeft van deze uitspraak geen hoger beroep ingesteld.

Na verweerder tweemaal te hebben opgeroepen voor een gesprek, heeft op 18 februari 2010 een gesprek plaatsgevonden, waarbij de inspectie verweerder heeft gevraagd een smart plan van aanpak op te stellen, waarin hij diende aan te geven hoe hij zich aan de in de uitspraak geformuleerde voorwaarden ging houden. Op 29 maart 2010 heeft de inspectie aanvullende voorwaarden gesteld en een aanvulling op het door verweerder ingediende plan gevraagd. Door de inspectie is verweerder vervolgens de mogelijkheid geboden om zich onder behandeling van een psychiater te stellen in plaats van een communicatiecursus te volgen en aan intervisie te doen. Verweerder is hiermee akkoord gegaan en heeft een machtiging ondertekend dat de inspectie geïnformeerd zou worden over een eventuele diagnose, prognose en de wijze van bespreking van de mogelijk onderliggende problematiek. Ook heeft de inspectie van verweerder een bevestiging gevraagd dat zijn collega op zijn werk op de hoogte was van de uitspraak. Op 27 april 2010 is de aanvulling op het plan van aanpak binnengekomen.

De inspectie heeft daarop de door verweerder aangezochte psychiater benaderd. Op 1 juni 2010 heeft de inspectie een brief van verweerder ontvangen, waarin hij zich akkoord verklaart met de behandeling door de door de inspectie benaderde psychiater. Op 7 juli 2010 heeft de inspectie een onaangekondigd bezoek aan de praktijk van verweerder gebracht om de verslaglegging te toetsen.

Op 18 november 2010 heeft de inspectie een verslag van de psychiater ontvangen, dat volgens de inspectie niet aan de vraagstelling van de inspectie beantwoordt. Op 25 maart 2011 heeft de inspectie een verslag van de psychiater ontvangen, waaruit bleek dat de psychiater worstelde met zijn beroepsgeheim. Op 17 januari 2011 heeft de inspectie opnieuw een onverwacht bezoek gebracht aan de praktijk van verweerder. Daarvan is een verslag opgemaakt. De reactie van verweerder op dat verslag is aan het verslag gehecht.

3. Het standpunt van klagers en de klacht

De inspectie vraagt om beoordeling van de in meergemelde uitspraak opgelegde voorwaarden, omdat de inspectie van mening is dat verweerder niet naar genoegen van de inspectie aan die voorwaarden voldoet.

Door het volgen van één avondworkshop en door zich onder psychiatrische behandeling te stellen, handelt verweerder wellicht volgens de letter van de uitspraak, maar niet volgens de geest van de uitspraak. Het werken aan de kwaliteit van zorg komt niet voort vanuit een intrinsieke motivatie maar wordt door verweerder ervaren als opgelegd door de inspectie. Zijn communicatie met de inspectie duidt op weerstand en er lijkt een gebrek aan zelfinzicht en inzicht in de reden van toezicht. Daarbij komt dat de verslaglegging nog steeds ernstig tekortschiet. Bovendien zit er geen consistentie in de mening van verweerder over zijn verslaglegging. Verweerder heeft zijn collega op de praktijk nog steeds niet ingelicht over de uitspraak.

4. Het standpunt van verweerder

Allereerst stelt verweerder zich op het standpunt dat klager in het verzoek niet ontvankelijk dienen te worden verklaard. Het tuchtrecht kent niet de ingang via een verzoek; de inspectie kan een klacht indienen, maar geen verzoek. Voorts stelt verweerder de vraag of de inspectie wel een rol kan spelen in de controle van de door het college in de uitspraak opgelegde voorwaarden. Verweerder verwijst in dat kader naar artikel 36 Gezondheidswet (staatstoezicht). Het verrichten van controles op voorwaarden die door een tuchtcollege zijn opgelegd, is geen wettelijke taak. De inspectie heeft daarin geen taak.

De inspectie heeft in deze zaak twee petten op. De persoon die verweerder heeft aangeklaagd, heeft ook de controle uitgevoerd. Daardoor is wrevel bij verweerder ontstaan.

Het in de uitspraak neergelegde criterium ‘naar genoegen’ is niet concreet. De voorwaarden die de inspectie in dat kader heeft gesteld zijn anders geworden dan de voorwaarden die het college heeft gesteld. De inspectie heeft aan die voorwaarden een persoonlijke invulling gegeven, zoals van de voorwaarde ‘verantwoorde zorg’ uit te gaan. Dit is niet toegestaan. Verweerder is van mening dat hij aan alle in de uitspraak gestelde voorwaarden heeft voldaan. Hij heeft cursussen gevolgd over verslaglegging. Het feit dat daarop iets is aan te merken, wil niet zeggen dat hij niet aan de voorwaarde heeft voldaan. De controle spitst zich nu toe op de verslaglegging, maar de oorspronkelijke klachten hadden daar geen betrekking op, maar op behandeling van die twee patiënten. Geen enkele patiënt heeft onvoldoende zorg gekregen vanwege de wijze van verslaglegging door verweerder. Verweerder erkent wel dat zijn wijze van verslaglegging verdere verbetering behoeft. Hij bestrijdt echter dat hij daartoe geen inspanningen zou verrichten.

Verweerder heeft ook voldaan aan de door de inspectie gestelde voorwaarde zich onder behandeling van een psychiater te stellen. Daartoe heeft verweerder zich gedwongen gevoeld vanwege het ‘naar genoegen’ criterium. De inspectie heeft zich met de inhoud en de frequentie van de behandeling bemoeid en oekazes gegeven over de inhoud van de rapportages. Waardoor de psychiater behandelaar en controleur in één werd. De inspectie had verweerder nooit in deze positie mogen dwingen.

Ook met betrekking tot de voorwaarde dat verweerder zijn collega op de hoogte van de uitspraak moest stellen, was sprake van het op bijzondere wijze invullen door de inspectie van de in de uitspraak neergelegde voorwaarden. Niettemin heeft verweerder ook aan dit criterium voldaan.

Verweerder bestrijdt dat hij in onvoldoende mate aan de gestelde bijzondere voorwaarden heeft voldaan en dat er aanleiding is om de voorwaardelijke schorsing in een onvoorwaardelijke om te zetten.

Subsidiair meent verweerder dat de inspectie aan die bijzondere voorwaarden een onmogelijke invulling heeft gegeven.

Als het college vindt dat hij niet aan de voorwaarden heeft voldaan, dan verzoekt verweerder hem respijt te verlenen en daarbij concretere voorwaarden op te leggen, zodat duidelijk is wat van verweerder wordt verwacht.

5. De overwegingen van het college

Met de betrekking tot de ontvankelijkheid overweegt het college als volgt.

In het tuchtrecht is over een situatie als de onderhavige niets geregeld. Het standpunt dat de inspectie niet ontvankelijk is omdat de inspectie een verzoek heeft ingediend en zij slechts gerechtigd is een klacht in te dienen, kan niet gevolgd worden. Het bezigen van het woord verzoek in plaats van klacht kan niet doorslaggevend zijn. Bovendien moet er een mogelijkheid zijn om te beoordelen of aan de eerder opgelegde voorwaarden al dan niet is voldaan. Door in casu de inspectie niet ontvankelijk te verklaren zou aan de bedoeling van het voorwaardelijk opleggen van een maatregel voorbij gegaan worden.

Verweerder heeft bezwaar heeft tegen de rol van de inspectie als controleur van de opgelegde voorwaarden, daar de inspectie dan twee petten op heeft. Verweerder heeft evenwel tegen de uitspraak, waarbij de inspectie de controlerende taak is opgelegd, geen hoger beroep ingesteld en ook ter zitting nog verklaard dat hij op zich geen problemen met de uitspraak heeft. Het gaat niet aan deze kwestie thans als grond voor niet-ontvankelijkheid van de inspectie te hanteren.

Met betrekking tot de inhoudelijke beoordeling overweegt het college het navolgende.

Het college onderkent het probleem dat het gebruik van de term ‘naar genoegen’ in de uitspraak heeft opgeleverd. Duidelijk is geworden dat de inspectie het criterium ‘naar genoegen’ zodanig heeft ingevuld dat zij haar persoonlijke opvatting over het verlenen van kwalitatief voldoende zorg in het voldoen aan de voorwaarden heeft geïncorporeerd. Dit blijkt onder meer uit de voorwaarden die de inspectie in de aan de psychiater gerichte brief van 19 mei 2010 heeft gesteld. Met het stellen van die voorwaarden is de inspectie - hoe goed bedoeld ook - buiten haar boekje gegaan. Immers niet kan worden geconcludeerd dat die voorwaarden correleren met de in de uitspraak opgelegde voorwaarden. Hetzelfde geldt met betrekking tot het opleggen aan verweerder van de verplichting de uitspraak te melden aan zijn collega, terwijl de punten communicatie en intervisie, zoals de inspectie zelf stelt leidden tot het voorstel dat verweerder een behandeling door een psychiater/psychotherapeut zou ondergaan.

Wanneer de inspectie verklaart dat naar de letter aan de voorwaarden is voldaan, maar niet in de geest, dan doet zich de vraag voor wat binnen de beroepsgroep wordt beschouwd als ‘redelijk voldoen aan’ en wat door de inspectie als redelijk wordt bevonden.

Vast is komen te staan dat de verslaglegging, zoals verweerder ook aangeeft, verdere verbetering behoeft.

Gelet op de wijze waarop de inspectie invulling heeft gegeven aan de voorwaarden van de uitspraak, acht het college termen aanwezig de termijn te verlengen met een jaar en de controle te beperken tot de navolgende concrete voorwaarde: verweerder gebruikt in 2012 het programma Abakus dan wel een ander digitaal patiënten volgsysteem en doet met dat programma mee aan Kwaliefy, voor zover inschrijving voor dit programma in 2012 open staat. Aan de inspectie dient alsdan een bewijs van deelname aan Kwaliefy te worden overgelegd. De inspectie zal met de controle van deze nadere voorwaarden blijven belast.

6. De beslissing

Het college:

- verlengt de in de uitspraak van 26 november 2009 bepaalde proeftijd met een termijn van één jaar onder de voorwaarde dat verweerder in 2012 het programma Abakus dan wel een ander digitaal patiënten volgsysteem gebruikt en met dat programma mee doet aan Kwaliefy, voor zover inschrijving voor dit programma in 2012 open staat. Aan de inspectie dient alsdan een bewijs van deelname aan Kwaliefy te worden overgelegd.

- bepaalt dat de inspectie toezicht houdt op naleving van voormelde nadere voorwaarde.

Aldus beslist door mr. P.G.T. Lindeman-Verhaar als voorzitter,

mr. A.E.M. van der Putt-Lauwers als lid-jurist, J.L. Keijzer, mr. W.M. Mooij en

A.M.G. Zwaans als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C.W.M. Hillenaar

als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2011 in aanwezigheid

van de secretaris.