ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1533 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 10187a

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1533
Datum uitspraak: 22-11-2011
Datum publicatie: 22-11-2011
Zaaknummer(s): 10187a
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerders, huisartsen, dat zij tekort zijn geschoten in de zorg voor zijn moeder door het niet tijdig onderkennen van oedeem in haar benen, buik en longen. Daardoor is geen adequate therapie en doorverwijzing ingesteld waardoor moeder van klager uiteindelijk is komen te overlijden. Ongegrond.

Uitspraak: 22 november 2011

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 16 december 2010 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klager

tegen:

C

huisarts

werkzaam te B

wonende te B

verweerder

gemachtigde mr. N. van den Burg te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift

- het verweerschrift

- de repliek

- de dupliek

- een brief van klager d.d. 24 mei 2011

- een brief van de gemachtigde van verweerder d.d. 15 juni 2011

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 28 september 2011 behandeld. Partijen waren aanwezig. Verweerder werd bijgestaan door zijn gemachtigde mr. Van den Burg (namens mr. Christe).

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

De klacht ziet op de geneeskundige behandeling door verweerder van wijlen de moeder van klager (hierna de patiënte te noemen) in de periode van 27 september 2010 tot en met een oktober 2010. Verweerder heeft op een oktober 2010 een visite afgelegd bij patiënte; dit nadat hij op 27 september 2010 de zorg over patiënte had overgenomen van een collega huisarts.

Patiënte, die 88 jaar oud was, is op vier oktober 2010 nadat zij thuis was gevallen in het ziekenhuis opgenomen alwaar zij op vijf oktober 2010 is overleden.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager, die dierenarts is, heeft in het klaagschrift en de repliek – kort gezegd – een aantal verwijten geformuleerd die er in de kern op neerkomen dat verweerder ernstig tekort is geschoten door het niet tijdig onderkennen van (ernstige) oedemen in beide benen, in de longen en in de buik van patiënte. Daarom is naar zijn mening geen adequate therapie ingesteld noch heeft een tijdige doorverwijzing plaatsgevonden. Een en nader heeft tot ernstige complicaties geleid en uiteindelijk tot irreversibele cardiale en lichamelijke problemen met als gevolg dat zij kort nadien is overleden.

Ter zitting heeft klager – zakelijk weergegeven – daar nog heeft volgende aan toegevoegd.

Verweerder heeft de oedemen niet gezien en daarom maakte klager zich ernstige zorgen over zijn professionele deskundigheid. Verweerder heeft niet tijdig onderkend dat er sprake was van ernstige oedemen in beide benen, longen en buik van patiënte. Verweerder heeft haar tijdens de visite op 1 oktober 2010 niet niet onderzocht en dus ook niet geausculteerd en heeft gezegd dat patiënt geen oedeem had. Hij heeft geen controle uitgevoerd of de medicatie een vermindering van oedeem opleverde. Op 4 oktober 2010 heeft klager nog telefonisch contact met verweerder gehad en hem medegedeeld dat patiënte was gevallen en dat zij in het ziekenhuis was opgenomen. Ook op 5 oktober 2010 is nog telefonisch contact geweest tussen klager en verweerder. Verweerder heeft de patiëntenkaart nadien zeer waarschijnlijk aangevuld.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft op 1 oktober 2010 lichamelijk onderzoek verricht bij patiënte, die al zeer lange tijd was ingeschreven bij de praktijk waar verweerder werkzaam was. Klager was in verband met een vakantie niet aanwezig bij deze visite. Patiënte gaf aan dat haar zoon overspannen was en dat zij zich zorgen om hem maakte.

Het oedeem aan de benen is onderzocht en de longen zijn ook gecontroleerd. Verweerder heeft een licht oedeem aan de benen vastgesteld. Bij het luisteren van de longen werd niets bijzonders geconstateerd. Het oedeem aan de benen kan worden verklaard door het feit dat patiënte vanwege ernstige artrose aan beide heupen een zittend leven leidde, terwijl zij voorts bekend met chronische veneuze insufficiëntie. Er waren geen aanwijzingen voor decompensatio cordis en er was geen sprake van een verhoogde bloeddruk. Patiënte maakte een “stabiele” indruk. Tevens was zij onder reguliere controle bij de cardioloog in verband met een klepgebrek. Verweerder heeft voorgesteld om, na terugkeer van klager van vakantie, een vervroegde afspraak te regelen bij de cardioloog. Daar stemde zij in. Er waren geen klinische aanwijzingen voor acute pathologie. Op 4 oktober 2010 heeft klager contact opgenomen met verweerder en hem medegedeeld dat zijn moeder was opgenomen in het ziekenhuis omdat zij was gevallen. Op 5 oktober 2010 was weer telefonisch contact tussen klager en verweerder.

Ter zitting heeft verweerder daar – zakelijk weergegeven nog het volgende aan toegevoegd. De r elatie met patiënte was ook buiten de praktijk erg goed. Verweerder kende haar al 33 jaar. De bevindingen bij visites worden door verweerder altijd aan het einde van de week opgeschreven. Verweerder is naar patiënte gegaan met het oogmerk om samen met klager te kijken, maar die was op vakantie. Verweerder heeft het gesprek met patiënte de cardiologische kant op willen sturen, maar daar wilde ze zelf eigenlijk niets van weten. Er is wel degelijk geausculteerd, ook al wilde ze dat eerst niet. Verweerder hoorde minimaal basaal crepiteren, de bloeddruk was goed en de pols was krachtig en regulair. Verweerder had op dat moment geen niet-pluis gevoel. Verweerder heeft over het vallen tegen klager gezegd dat er meerdere oorzaken zijn van vallen bij oudere mensen. Niet alleen het oedeem, maar patiënte had ook last van zeer ernstige artrose. Zij kon bijna niet lopen. Wellicht is ze door een nieuw ontstaan AF gevallen. Klager en verweerder hebben elkaar via de telefoon het nodige toegevoegd, maar in de visie van verweerder was dat nodig om de vicieuze cirkel te doorbreken. Alle contacten met klager verliepen in een verbaal agressieve sfeer. Klager is uitgebreid op de praktijk geweest om over het gebeurde te vertellen. Hij heeft toen stoom kunnen afgeblazen.

Verweerder heeft hem medegedeeld dat hij maar een klacht in moest dienen, dan kon een onafhankelijk college oordelen over deze situatie. Verweerder heeft met de cardioloog overleg gevoerd. Deze heeft gezegd dat dit iedere man of vrouw met deze voorgeschiedenis zou kunnen overkomen. Met patiënte zelf is een zeer terughoudend beleid afgesproken.

Ze was niet aan het atrium fibrilleren toen verweerder haar zag, waarschijnlijk daarna wel. Verweerder heeft de VVAA gebeld over het toezenden van het dossier aan klager en zij hebben hem geadviseerd in de geest van de overledene te handelen. Vandaar dat het een aantal weken geduurd heeft.

5. De overwegingen van het college

Beoordeeld moet worden de vraag of verweerder als huisarts in de periode van 27 september 2010 tot 1 oktober 2010 in strijd heeft gehandeld met de zorg die hij in die hoedanigheid ten opzichte van de patiënte behoorde te betrachten. Het college beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt hieromtrent het volgende. Vastgesteld wordt dat verweerder, nadat hij op 27 september 2010 de zorg over patiënte van een collega had overgenomen, op een oktober 2010 een visite heeft afgelegd bij patiënte. Van de op die dag bij patiënte uitgevoerde anamnestische en lichamelijke onderzoeken heeft verweerder aantekening gehouden in het huisartsenjournaal hetwelk als bijlage een is overgelegd bij het verweerschrift. Klager heeft gesteld dat er mogelijk sprake is van valsheid in geschrifte in die zin dat het huisartsenjournaal, voordat het aan hem is afgegeven, is aangepast. Verweerder heeft dit uitdrukkelijk bestreden. Het college passeert deze stelling van klager als ongegrond.

Klager heeft deze ernstige beschuldiging op geen enkele wijze onderbouwd met verificatoire bescheiden of ander (getuigen)bewijs. Daarenboven is gebleken dat de aantekeningen, die verweerder naar aanleiding van de visite op een oktober 2010 heeft gemaakt in het huisartsenjournaal, passen in de medische situatie waarin patiënte zich bevond en een logisch vervolg vormden op de bevindingen van zijn collega huisarts op 20 en 23 september 2010.

De omstandigheid dat met de afgifte van het medisch dossier enkele weken was gemoeid, dit in verband met het door verweerder met de VVAA gevoerd overleg, kan aan bovenstaand oordeel niet afdoen. Het college kwalificeert het door verweerder op een oktober 2010 verrichte anamnestische en lichamelijke onderzoek, zoals dat blijkt uit het huisartsenjournaal, en de op grond daarvan gestelde diagnose als toereikend en adequaat. Op grond daarvan en van de kennis van de medische gegevens van patiënte, die verweerder al had, kon hij in redelijkheid tot de conclusie komen dat er op een oktober 2010 geen redenen waren voor aanvullende diagnostiek en/of verwijzing naar een specialist.

Naar het oordeel van het college heeft verweerder vervolgens terecht en op goede gronden – patiënte was immers nog voldoende helder – het verdere (terughoudende) beleid in samenspraak met haar vastgesteld. Anders dan klager heeft het college geen enkele reden om te twijfelen aan de professionele deskundigheid van verweerder. De omstandigheid dat tussen partijen kennelijk een of meer woordenwisselingen hebben plaatsgevonden, waarvan de exacte inhoud overigens niet vaststaat, maakt vorenstaande conclusie niet anders.

De slotsom is dat de klacht ongegrond is.

6. De beslissing

Het college:

- wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. J.M.P. Drijkoningen als voorzitter, prof. mr. F.C.B. van Wijmen als lid-jurist, A. de Jong, J.D.M. Schelfhout en H.C.Th. Maassen als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. M.E.B. Morsink als secretaris en in het openbaar uitgesproken op

22 november 2011 in aanwezigheid van de secretaris.