ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1527 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 10157c
ECLI: | ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1527 |
---|---|
Datum uitspraak: | 16-11-2011 |
Datum publicatie: | 16-11-2011 |
Zaaknummer(s): | 10157c |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Chirurg wordt verweten dat hij een hersteloperatie na een naadlekkage ten gevolge van de eerdere operatie niet professioneel heeft uitgevoerd, hetgeen heeft geresulteerd in een niet reparabele buikbreuk. Ongegrond. |
Uitspraak: 16 november 2011
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE EINDHOVEN
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 26 oktober 2011 binnengekomen klacht van:
A
wonende te B
klager
tegen:
C
destijds chirurg i.o.
wonende en werkzaam te B
verweerder
gemachtigde mr. A.V. Rijneke te Utrecht
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift
- het verweerschrift
- de repliek
- de dupliek
- de brief van klager d.d. 4 april 2011.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare zitting van 5 oktober 2011 behandeld. Partijen, verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde, waren aanwezig . De standpunten van partijen zijn toegelicht. Klager heeft daarbij gebruik gemaakt van een schriftelijk stuk, dat hij heeft overgelegd.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende:
Op 30 juli 2009 werd klager door een dienstdoend algemeen chirurg via de afdeling SEH van het ziekenhuis ter observatie opgenomen wegens een buikprobleem. Er was een klinisch beeld van een acute buik met 39 graden koorts en verhoogde witte bloedlichaampjes na een catheterisatie in een ander ziekenhuis diezelfde dag. Een duidelijke oorzaak voor het buikbeeld werd niet gevonden. Een CT-scan werd vervaardigd waarop evenmin een duidelijke verklaring werd gevonden. De arteriën vertoonden forse verkalkingen maar leken wel voldoende open. Er waren geen tekenen van een perforatie. De toestand van klager verslechterde met ontwikkeling van toenemende peritoneale prikkeling zonder dat er een duidelijke diagnose was. Op 31 juli 2009 is een exploratieve laparotomie uitgevoerd. Daarbij bleek een deel van het begin van de dikke darm afgestorven, zonder duidelijke oorzaak. Rondom dit afgestorven deel werden uitgebreide ontstekingsverschijnselen aangetroffen. Daarop is besloten een hemicolectomie rechts met een nieuwe verbinding tussen de dikke en de dunne darm uit te voeren.
Pathologisch onderzoek van het verwijderde stuk darm gaf als uitslag een ischemische necrose van de wand van het begin van de dikke darm en minder ernstige ischemie van het aangrenzende stuk dunne en dikke darm.
Op 11 augustus 2009 werd een nieuwe CT-scan vervaardigd wegens persisterende ileus. Hierop werden geen abcessen gezien en geen oorzaak voor de darmpassageklachten. Omdat klager verder achteruit ging, werd op 12 augustus 2009 een nieuwe operatie uitgevoerd door verweerder en zijn collega. Er werd een naadlekkage gevonden en hersteld door het inhechten van de dunne darm als stoma en de dikke darm als slijmfistel. Vanaf 20 augustus 2009 (klager verbleef toen op de IC) ontwikkelde zich een buikwandsbreuk.
Op 4 en 15 september 2009 werden CT’s gemaakt ter uitsluiting van een abces. Op
18 september 2009 werd klager uit het ziekenhuis ontslagen en ging hij naar een revalidatiecentrum. Op 24 september 2009 volgde een heropname wegens uitdroging en eetproblemen. Op 25 september 2009 werd een CT-scan gemaakt ter uitsluiting van een
abces. Op 29 september 2009 werd met een gastroscopie een ernstige ontsteking van de slokdarm en maag geconstateerd; een controle gastroscopie op 7 oktober 2009 liet geen ontstekingen meer zien.
Op 9 oktober 2009 werd een CT angio met 100cc contrast abdomen gemaakt. In een bespreking met de MDL-artsen en radioloog op 13 oktober 2009 werd de mogelijkheid van een angina abdominalis opnieuw geopperd en werd klager verwezen naar een ander, gespecialiseerd ziekenhuis waar hij met goed resultaat is gedotterd.
3. Het standpunt van klager en de klacht
Klager verwijt verweerder dat hij de hersteloperatie op 12 augustus 2009 na een naadlekkage ten gevolge van de eerdere operatie op 31 juli 2009 niet professioneel heeft uitgevoerd, hetgeen heeft geresulteerd in een niet reparabele buikbreuk. Klager heeft ter nadere motivering aangevoerd dat de sluiting van de buik “op de gebruikelijke wijze” niet op enigerlei wijze is toegelicht en dat alternatieven hadden moeten worden overwogen die evenwel klaarblijkelijk buiten beschouwing zijn gelaten. Volgens klager is zulks het gevolg van het feit dat verweerder een gebrek aan kennis zou hebben gehad ten tijde van de operatie.
4. Het standpunt van verweerder
Door verweerder is aangevoerd dat hij op 12 augustus 2009 als dienstdoend chirurg in opleiding samen met de dienstdoende chirurg is gevraagd om klager met spoed te opereren. Klager was die ochtend in een verslechterende klinische toestand naar de intensive care gebracht en er werd, gezien de eerder verrichte ileo-caecale darm resectie, een darmlekkage vermoed. Klager lag op dat moment aan de beademing en was niet aanspreekbaar. In overleg met de intensivist, de zaalarts en de partner van klager , werd besloten tot een spoedoperatie.
De gehele operatie is door verweerder en zijn collega samen gedaan. Zij hebben elkaar geassisteerd. Bij de operatie bleek sprake te zijn van een ernstige contaminatie van de buikwand. De buikwand was op het moment van de operatie van slechte kwaliteit. Met de collega zijn vervolgens de mogelijkheden voor sluiting of openlaten van de buik besprok en. Het probleem was niet dat de buik niet gesloten kon worden maar de ernst van de contaminatie . Uiteindelijk is in overleg gekozen voor het sluiten van de buik.
Ten slotte heeft verweerder aangegeven dat hij ten tijde van de operatie reeds 1200 chirurgische ingrepen had verricht en vrijwel aan het einde van zijn opleiding stond, welke opleiding hij begin 2010 heeft afgerond.
5. De overwegingen van het college
Vooropgesteld wordt dat verweerder eerst op 12 augustus 2009 betrokken is geraakt bij de behandeling van klager. De klinische toestand van klager was toen dusdanig dat snel ingrijpen was vereist. De operatie is vervolgens uitgevoerd door verweerder, samen met een collega chirurg. Dat wil zeggen dat zij elkaar hebben geassisteerd en in overleg zijn gekomen tot beslissingen aangaande de wijze van opereren, waaronder ook begrepen de wijze waarop de buik zou moeten worden gesloten. Gelet op deze werkwijze moet worden uitgegaan van de ervaring van beide chirurgen, nu zij immers als team hebben samengewerkt . Niet alleen had verweerder al een groot aantal chirurgische ingrepen verricht en liep zijn lange opleidingsperiode al ten einde, maar ook was er sprake van een samenwerking in teamverband met een – zulks is niet in geschil – zeer ervaren collega, zodat hem geen gebrek aan kennis kan worden verweten. Het college is van oordeel dat sprake was van een meer dan deskundig operatieteam dat de operatie heeft uitgevoerd.
Ten aanzien van de klacht dat alternatieven voor het sluiten van de buik niet zijn overwogen, geldt dat dit door verweerder uitdrukkelijk is weersproken zoals hiervoor weergegeven. Het probleem was niet dat het sluiten van de buik niet mogelijk was, maar dat er sprake was van een ernstige contaminatie van de buik en de slechte staat daarvan. Daarbij in aanmerki ng genomen het feit dat de klinische toestand van klager zodanig verslechterd was, dat hij inmiddels was overgebracht naar de IC, aan de beademing lag en – ook naar eigen zeggen – het bewustzijn had verloren, is er naar het oordeel van het college een juiste beslissing genomen door de buik te sluiten. In geval van het toepassen van alternatieven zou immers een derde operatie mogelijk noodzakelijk zijn geweest wat, gelet op de hiervoor beschreven klinische toestand van klager, zoveel als mogelijk moest worden voorkomen . Niet kan worden geconcludeerd dat door verweerder – in samenwerking met de collega – een onjuiste beslissing is genomen door de buik te sluiten op de gebruikelijke wijze, te weten eerst de peesplaat en dan de huid.
Al het voorgaande in achtgenomen is het college van oordeel dat verweerder niet gehandeld heeft in strijd met de zorg die hij ten opzichte van klager in acht behoorde te nem en.
De klacht wordt daarom ongegrond bevonden.
6. De beslissing
Het college:
- wijst de klacht af.
Aldus beslist door mr. P.G.Th. Lindeman-Verhaar als voorzitter,
mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths als lid-jurist, dr. O.J. Repelaer van Driel,
dr. E.C.M. Bollen en dr. C. van der Heul als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van
mr. C.W.M. Hillenaar als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2011
in aanwezigheid van de secretaris.