ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1496 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 10139

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1496
Datum uitspraak: 09-11-2011
Datum publicatie: 15-11-2011
Zaaknummer(s): 10139
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt verweerder, tandarts, dat hij ten onrechte heeft gesteld dat zij twaalf gaatjes had, die deels door verweerder behandeld zijn, terwijl een andere tandarts van mening is dat er geen gaatjes op de nog niet behandelde elementen te zien zijn. Het college is van oordeel dat op de foto’s leasies te zien zijn en dat over de noodzaak van directe behandeling gediscussieerd kan worden, maar dat de behandeling door verweerder niet fout is geweest. De klacht is ongegrond.

Uitspraak: 9 november 2011

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 28 september 2010 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klaagster

tegen:

C

tandarts

werkzaam te B

wonende te D

verweerder

gemachtigde mr. J.C.C. Leemans te Amsterdam

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift

- het verweerschrift en de aanvulling daarop

- de repliek en de daarbij behorende CD-rom met foto’s

- de dupliek.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 30 september 2011 behandeld. Partijen, klaagster bijgestaan door haar vader en verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde, waren aanwezig. Partijen hebben hun standpunten toegelicht.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klaagster is op 13 april 2010 bij verweerder gekomen. Verweerder heeft caviteiten aan twaalf elementen vastgesteld. Nadat verweerder zeven elementen had behandeld, is klaagster teruggegaan naar haar vorige tandarts, die heeft aangegeven dat er geen behandelingen meer hoefden plaats te vinden.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster voelt zich onheus door verweerder behandeld, omdat verweerder heeft aangegeven dat zij twaalf gaatjes had, terwijl haar vorige tandarts van mening is dat er geen gaatjes op de overige, nog niet door verweerder behandelde elementen, te zien zijn. Klaagster heeft in verband met de behandeling door verweerder een extra tandartsverzekering afgesloten, hetgeen volgens haar kennelijk ten onrechte is gebeurd.

4. Het standpunt van verweerder

Bij het eerste bezoek aan verweerder heeft klaagster vermeld anderhalf jaar niet op controle bij haar tandarts te zijn geweest. Bij klinisch onderzoek waren verschillende caviteiten zichtbaar, die op de bitewing opnamen bevestigd werden. Verweerder heeft deze op de monitor voor klaagster aangewezen. Verweerder stelde direct vast dat een aantal vullingen niet aansloot en dat er cariës was, dus was er naar zijn mening behandeling nodig.

Verweerder is van mening dat cariës (tandbederf) die door de glazuurlaag heen is gebroken, behandeld moet worden. In overleg met en met toestemming van klaagster is besloten de caviteiten in een aantal sessies te behandelen. Nadat verweerder caviteiten aan zeven elementen had behandeld, heeft klaagster besloten haar vorige tandarts te consulteren. Verweerder vindt het onbegrijpelijk dat de vorige tandarts, zoals klaagster stelt, de resterende vijf te behandelen caviteiten niet waarneemt of onderkent. Er is niet gezegd dat de vullingen ten onrechte zijn gelegd. Volgens de andere tandarts(en) zijn er al drie caviteiten die toch wel behandeld moeten worden. Dat leidt verweerder af uit het overzicht van de andere tandarts(en). De 16 en de 21 zijn inmiddels behandeld.

5. De overwegingen van het college

Het college heeft de door verweerder gemaakte foto’s ter zitting tezamen met partijen bestudeerd. Het college is tot de bevinding gekomen dat daar waar verweerder caviteiten heeft aangewezen, daadwerkelijk laesies te zien zijn. Het euvel bij het beoordelen van de röntgenfoto’s is dat niet iedere tandarts een uniform behandelingsplan opstelt.

Over de behandeling van de laesies kan verschillend worden gedacht. Over de noodzaak van directe behandeling zou gediscussieerd kunnen worden, maar naar het oordeel van het college is het niet fout dat verweerder direct heeft behandeld. Niet iedere tandarts heeft namelijk dezelfde behandelstrategie en zonder meer kan niet worden gezegd dat de ene strategie goed is en de andere fout.

Het opvragen van het dossier bij vorige tandarts is niet voorgeschreven en maakt dus geen deel uit van professionele standaard. Er kan en mag behandeld worden zonder voorgaand dossier.

Het college is dan ook van oordeel dat verweerder met het duiden van twaalf te behandelen plekken en het behandelen van de zeven elementen binnen de bandbreedte van een redelijk en zorgvuldig handelend tandarts is gebleven.

Er is naar het oordeel van het college geen sprake van verwijtbaar of slecht handelen door verweerder.

Dit brengt mede dat de klacht ongegrond wordt bevonden.

6. De beslissing

Het college:

- wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. P.G.T. Lindeman-Verhaar als voorzitter, mr. P.J.M. van Wersch als lid-jurist, dr. R.H. Groot, G.L.M.M. van der Werff en R.C.M. van Gorp als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2011 in aanwezigheid van de secretaris.