ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1495 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1038
ECLI: | ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1495 |
---|---|
Datum uitspraak: | 09-11-2011 |
Datum publicatie: | 15-11-2011 |
Zaaknummer(s): | 1038 |
Onderwerp: | Onvoldoende informatie |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klaagster verwijt verweerder, tandarts, dat de orthodontische behandeling langer duurde dan toegezegd, waardoor het ziektekostenbudget werd overschreden, dat er onvoldoende resultaat zou zijn en dat haar de afgifte van het dossier is geweigerd. Het college constateert dat de standpunten van partijen lijnrecht tegenover elkaar staan, waardoor de feiten die klaagster aan haar klacht ten grondslag heeft gelegd niet zijn komen vast te staan. De klacht is ongegrond. |
Uitspraak: 9 november 2011
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE EINDHOVEN
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 17 maart 2010 binnengekomen klacht van:
A
wonende te B
klaagster
tegen:
C
tandarts
werkzaam te D
wonende te E
verweerder
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift
- het verweerschrift en de aanvulling daarop
- de repliek en de aanvulling daarop
- de dupliek
- een brief van de secretaris van 20 oktober 2010
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare zitting van 30 september 2011 behandeld. Klaagster is zonder enig bericht niet verschenen. Verweerder is verschenen en heeft zijn standpunt toegelicht.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende:
De zoon van klaagster, geboren in 1995, heeft van 23 augustus 2006 tot 1 februari 2010 bij verweerder een orthodontische behandeling ondergaan. De behandeling met uitneembare apparatuur duurde van 5 september 2006 tot 4 december 2007, waarna de behandeling met vaste apparatuur duurde van 22 mei 2008 tot 1 februari 2010.
Op 11 maart 2010 heeft klaagster aan verweerder verzocht het behandeldossier van haar zoon te mogen inzien c.q. kopieën daarvan te mogen ontvangen.
Op 15 maart 2010 is de zoon op verzoek van klaagster gezien door een orthodontist, die daarover aan de tandarts van de zoon bij brief van 15 maart 2010 heeft bericht.
3. Het standpunt van klaagster en de klacht
Klaagster verwijt verweerder dat de behandeling (te) lang duurde en daardoor het van de ziektekostenverzekeraar verkregen budget werd overschreden, terwijl was beloofd dat de behandeling vóór dan wel in de brugklasperiode klaar zou zijn. Voorts verwijt klaagster verweerder dat volgens de second opinion de door verweerder gevolgde behandeling niet tot een goed eindresultaat zou leiden en dat haar op 15 maart 2010 de afgifte van een kopie van het dossier is geweigerd.
Klaagster heeft daartoe nog met name - zakelijk weergegeven - het navolgende aangevoerd.
Nadat de zoon een tijdje een blokbeugel had gedragen, bleek hij nog kiezen te moeten wisselen. Toch moest hij terugkomen op de maandelijkse controle, waarvoor elke keer
€ 59,-- vergoed moest worden. Dit had verweerder tevoren aan klaagster duidelijk moeten maken. In april 2008 was de maximale vergoeding bereikt, waarna klaagster de kosten voor eigen rekening moest nemen. Meerdere keren is toegezegd dat de zoon na ongeveer 6 maanden klaar zou zijn, doch steeds werd die termijn verlengd. Klaagster had het gevoel niet juist behandeld te worden. Zij heeft verweerder gezegd een second opinion te willen en een kopie van het dossier te willen hebben. Volgens verweerder zou de behandeling van de zoon in juni 2010 klaar zijn. Dit was voor klaagster niet acceptabel. Toen klaagster op 15 maart 2010 een kopie van het dossier wilde ophalen is haar dat geweigerd. Bij de second opinion is klaagster duidelijk geworden dat verdere behandeling met deze beugel voor de zoon weinig deed. Op die manier zou nooit het juiste eindresultaat bereikt worden. De afspraak voor het gesprek met verweerder is door klaagster op aanraden van haar juridisch adviseur afgezegd. Klaagster wil de gemaakte kosten terugvorderen en haar zoon met dat geld een passende behandeling elders geven.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft – zakelijk weergegeven – het navolgende als verweer opgeworpen.
Verweerder kan de door klaagster genoemde verlenging van 6 maanden niet plaatsen. De behandeling met uitneembare apparatuur is succesvol verlopen. De klasse II kaakrelatie is behandeld naar klasse I kaakrelatie. De behandeling met vaste apparatuur is nog niet afgerond. Verweerder voorspelt nog een behandelduur van 6 maanden. Een behandeltijd van 24 tot 36 maanden acht hij normaal. Klaagster is steeds goed voorgelicht omtrent de kosten en de behandelstappen.
Klaagster heeft op 1 februari 2010 te kennen gegeven dat de kosten van de behandeling te hoog zijn. Klaagster had een budget van € 1.300,-- ter beschikking van de verzekeraar. Verweerder heeft klaagster er op gewezen dat voor dat bedrag nergens een behandeling mogelijk is. Het bedrag is een bijdrage in de kosten.
Degene die de second opinion uitvoert dient advies te geven over de verdere behandeling. De behandeling voortzetten zonder de huidige behandelaar daarin te betrekken is niet volgens de regels. Het past niet binnen de spelregels van de second opinion een patiënt een geheel nieuwe behandeling aan te raden, te adviseren een klacht in te dienen en gemaakte behandelkosten terug te verlangen. Er wordt gesteld dat er geen apparatuur gedragen werd. Dat is niet juist; de zoon had vaste apparatuur in de mond met intermaxilaire elastieken. Die moeten echter wel gedragen worden. In het dossier heeft verweerder aangetekend dat de zoon de apparatuur onvoldoende draagt. De overbite van 6 mm kan verweerder niet plaatsen. De overbite was bijna niets, namelijk 3,5 mm. Bovendien was de behandeling nog niet klaar.
Klaagster heeft op 11 maart 2010 te kennen gegeven het behandeldossier van haar zoon te willen inzien c.q. kopieën daarvan te willen ontvangen. Daarvoor zijn klaagster de nodige formulieren toegezonden. Verweerder heeft die niet terugontvangen noch zijn de kosten voor het kopiëren van de gegevens voldaan. Omdat de modellen eenmalig zijn, moest verweerder die dupliceren, waarvan hij de kosten vergoed wilde hebben. Volgens verweerder is het dossier één maal opgevraagd. Er is een afspraak gemaakt om het te overhandigen, maar klaagster heeft de afspraak afgezegd.
Verweerder is er helemaal niet op tegen dat ouders bij de behandeling zijn. Hij heeft dat juist graag, omdat hij ouders dan kan laten meekijken. Als de ouders er bij zijn, zien ze ook waarom een en ander gebeurt en zullen zij zich sterk maken het dragen te controleren.
Verweerder geeft bij de kosten altijd aan wat het maximum bedrag is. De behandeling duurt tussen 24 en 36 maanden voor de vaste apparatuur. Hij legt ook uit welke kosten er zijn: startkosten en vervolgens kosten per maand.
Het behandelplan wordt netjes gedocumenteerd. In het digitale orthoprogramma wordt alles netjes nagelopen, ook een tracingsprogramma is gebruikt voor de behandelplanning.
5. De overwegingen van het college
Nu klaagster niet op de zitting is verschenen, zijn haar standpunten niet nader toegelicht.
Verweerder heeft ter zitting uitgebreid aangegeven hoe de behandeling van de zoon heeft plaats gevonden en dat de kosten ervan met klaagster zijn besproken, zodat klaagster wist waar zij met de behandeling prijsmatig aan toe was. Verweerder heeft betwist dat klaagster niet bij de behandeling mocht zijn en dat hij haar geen kopie van het dossier wilde verstrekken. Op nagenoeg alle onderdelen staan de standpunten van partijen lijnrecht tegenover elkaar. Dit brengt mede dat de feiten die klaagster aan haar klacht ten grondslag heeft gelegd, niet zijn komen vast te staan.
Gelet op de thans ter beschikking staande gegevens kan het college ook niet vaststellen dat de door verweerder uitgevoerde behandeling niet heeft voldaan aan de eisen die daaraan gesteld mogen worden.
Het vorenoverwogene brengt mede dat de klacht ongegrond wordt bevonden
6. De beslissing
Het college:
- wijst de klacht af.
Aldus beslist door mr. P.G.T. Lindeman-Verhaar als voorzitter, mr. P.J.M. van Wersch als lid-jurist, dr. R.H. Groot, G.L.M.M. van der Werff en R.C.M. van Gorp als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2011 in aanwezigheid van de secretaris.