ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1415 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1142b
ECLI: | ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1415 |
---|---|
Datum uitspraak: | 05-10-2011 |
Datum publicatie: | 05-10-2011 |
Zaaknummer(s): | 1142b |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Gegrond, waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Huisarts wordt verweten dat hij niet adequaat heeft gereageerd op de klachten waarmee klager zich voor de tweede maal bij de HAP meldde (en daarna nog een keer telefonisch) en hij het hartinfarct van klager niet tijdig heeft onderkend. Waarschuwing. |
Uitspraak: 5 oktober 2011
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE EINDHOVEN
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 2 maart 2011 binnengekomen klacht van:
A
wonende te B
klager
tegen:
C
huisarts
destijds werkzaam te B
wonende te B
verweerder
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift en een aanvulling daarop
- het verweerschrift
- de waarneemberichten, ontvangen van verweerder op 5 juli 2011
- een brief van klager van 9 augustus 2011 met als bijlage een brief van de cardioloog d.d. 16 augustus 2010.
Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare zitting van 24 augustus 2011 behandeld. Partijen waren aanwezig.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende:
Op 14 augustus 2010 meldde klager zich rond 22.00 uur op het spreekuur van de Huisartsenpost (HAP) met pijnklachten c.q. een tintelend gevoel in de linkerarm.
De assistente die het consult aannam, noteerde in het dossier:
“Gisteren eenmalig pijnklachten rondom borst gehad, met uitstraling naar linkerarm en handen. Daarbij bleek-, transpireren-, N-, V-. Koorts- Klachten variëren tussen 30 sec - 60 seconden. PCM helpt enkele uurtjes. Niet cardiaal bekend. Niet bekend bij de EHH.”
Klager werd door de dienstdoende collega van verweerder gezien. Zij concludeerde dat er sprake was van pijnklachten aan de linkerarm veroorzaakt door mogelijke overbelasting van de spieren en adviseerde klager door te gaan met het gebruik van paracetamol. Klager is enkele uren later, op 15 augustus 2010 om 01.20 uur, naar de HAP teruggegaan vanwege pijnklachten op de borst, welke klachten niet reageerden op paracetamol. Verweerder heeft klager gezien en onderzocht en schreef zwaardere pijnstillers voor. Klager heeft enkele uren later wederom telefonisch contact met de HAP opgenomen vanwege het aanhouden van de klachten, waarna verweerder hem om 5.50 uur heeft teruggebeld. Verweerder heeft klager in dat telefoongesprek laten weten dat hij geen andere pijnmedicatie kon voorschrijven. Diezelfde ochtend om 8.50 uur heeft klager zich opnieuw tot de HAP gewend en is hij, nadat door de dienstdoende collega van verweerder een ECG gemaakt werd waarop een (sub)acuut hartinfarct werd vastgesteld, naar de cardioloog doorgestuurd.
3. Het standpunt van klager en de klacht
Klager verwijt verweerder –kort en zakelijk weergegeven- dat hij niet adequaat heeft gereageerd op de klachten waarmee klager zich voor de tweede maal bij de HAP meldde en hij het hartinfarct van klager niet tijdig heeft onderkend. Indien hij tijdig de juiste diagnose had gesteld, was de schade aan het hart van klager beperkt gebleven.
4. Het standpunt van verweerder
Toen klager zich op de HAP meldde, heeft verweerder eerst het dossier gelezen. Klager presenteerde zich met pijnklachten op de borst, had een normale huidskleur, transpireerde niet
en was niet kortademig. Bij onderzoek van het hart en de longen werden geen afwijkingen geconstateerd. Er was forse lokale drukpijn aan de voorzijde van de linker schouder uitstralend in de linker arm. Verweerder dacht aan myogene/tendinogene pijn en schreef Naproxen 2dd. 500 mg en Omeprazol 1 dd. 40 mg voor. Later in de nacht heeft verweerder klager op zijn verzoek teruggebeld omdat de pijn nog niet over was. Klager had in kort tijdsbestek al twee tabletten ingenomen en er waren geen andere klachten bijgekomen. De vraag van klager was of hij een extra tablet Naproxen mocht nemen. Klager was rustig aan de telefoon en niet kortademig. Hoewel het om hevige pijn ging, had verweerder niet de indruk dat klager onhoudbare pijn had en legde hij klager uit dat hij niet nog meer Naproxen mocht nemen. Naar de mening van verweerder had klager daar vrede mee en zou hij het nog even aanzien.
5. De overwegingen van het college
Toen klager zich ‘s nachts om 01.20 uur –en slechts enkele uren na het eerste consult- voor de tweede maal bij de HAP meldde wegens toenemende pijnklachten waarvoor paracetamol niet hielp en de mededeling dat hij het niet vertrouwde, had dat voor verweerder een signaal moeten zijn om vraagtekens te plaatsen bij de eerder door zijn collega gestelde diagnose. Gelet op de pijn op de borst waarmee klager zich presenteerde (zie verweerschrift), welke pijn na het nemen van paracetamol niet verdween, had verweerder, ondanks de kennelijk bescheiden presentatie van de klachten, de diagnose hartklachten niet mogen uitsluiten. Daarbij is van belang dat verweerder weliswaar stelt dat hij het hart en de longen heeft onderzocht en geen afwijkingen heeft kunnen horen, maar deze onderzoekingen –waarover in het dossier niets is aangetekend- geven geen uitsluiting van mogelijk coronair lijden.
Toen klager enkele uren later telefonisch meldde dat de door verweerder voorgeschreven medicatie, waarvan hij inmiddels twee tabletten had ingenomen, geen verlichting gaf, is er eens te meer voor verweerder aanleiding geweest om nader onderzoek naar hartlijden te verrichten en had hij niet mogen volstaan met een telefonische afhandeling over de medicatie. Verweerder heeft onvoldoende oog gehad voor de ongerustheid van klager en had klager op dat moment naar de HAP moeten laten komen voor verder onderzoek. Naar het oordeel van het college heeft verweerder niet alert genoeg op het klachtenbeloop gereageerd en is hij teveel op de door zijn collega in het eerste consult gestelde diagnose afgegaan. De klacht is derhalve gegrond.
6. De beslissing
Het college:
- legt verweerder de maatregel van waarschuwing op.
Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, mr. W.E.M. Duynstee-Bijvoet als lid-jurist, prof. dr. G.G.M. Essed, dr. G.H.M.I. Beusmans en A.F.A. van de Reepe als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C.W.M. Hillenaar als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2011 in aanwezigheid van de secretaris.