ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1414 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1142a

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1414
Datum uitspraak: 05-10-2011
Datum publicatie: 05-10-2011
Zaaknummer(s): 1142a
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Huisarts wordt verweten dat zij niet adequaat heeft gereageerd op de klachten waarmee klager zich bij de HAP meldde en zij het hartinfarct van klager niet tijdig heeft onderkend. Ongegrond.

Uitspraak: 5 oktober 2011

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 2 maart 2011 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klager

tegen:

C

huisarts

werkzaam te B

verweerster

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift en een aanvulling daarop

- het verweerschrift

- een brief van klager van 9 augustus 2011 met als bijlage een brief van de cardioloog d.d. 16 augustus 2010.

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 24 augustus 2011 behandeld. Partijen waren aanwezig.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Op 14 augustus 2010 meldde klager zich rond 22.00 uur op het spreekuur van de Huisartsenpost (HAP) met pijnklachten c.q. een tintelend gevoel in de linkerarm.

De assistente die het consult aannam, noteerde in het dossier:

“Gisteren eenmalig pijnklachten rondom borst gehad, met uitstraling naar linkerarm en handen. Daarbij bleek-, transpireren-, N-, V-. Koorts- Klachten variëren tussen 30 sec - 60 seconden. PCM helpt enkele uurtjes. Niet cardiaal bekend. Niet bekend bij de EHH.”

Verweerster heeft klager vervolgens gezien. Zij heeft klager opnieuw uitgevraagd en hem daarna lichamelijk onderzocht. Zij noteerde daarover in het dossier:

(S) “Gisteren eenmaal tintelend gevoel in li arm gehad. Komt vanuit plek onder li sleutelbeen goed geslapen, gevoel ging weg na nemen paracetamol. Vandaag nog paar maal gehad gaat weg met paracetamol. Geen dyspnoe. Transpiratie-. Uitstraling naar kaken. Heeft vandaag wat opgeruimd en lichte dingen versjouwd zonder klachten. Stress+.

(O) Geen zieke indruk, wat nerveuze man. Dyspnoe- pulm; vag rh- crep- cor=reg. rr 150/90. Drukpijn li elleboog laterale epicondyl. En drukpijn intercostaal onder li clavicula neuro onderzoek; gda

(E) Spiergerelateerd? Stressgerelateerd?

(P) Uitleg. Doorgaan paracetamol. Co bloeddruk bij eigen huisarts. Bij druk op de borst e.a. opnieuw contact opnemen.”

Verweerster heeft geconcludeerd dat er sprake was van pijnklachten aan de linkerarm veroorzaakt door mogelijke overbelasting van de spieren. Klager is enkele uren later, op 15 augustus 2010 om 01.20 uur, naar de HAP teruggegaan vanwege pijnklachten op de borst en heeft om 05.50 uur wederom met de HAP gebeld vanwege aanhoudende klachten. Klager werd toen gezien respectievelijk te woord gestaan door een collega van verweerster. Diezelfde ochtend om 08.50 uur heeft klager zich opnieuw tot de HAP gewend en is hij, nadat een ECG gemaakt werd, door een (andere) collega van verweerster naar de cardioloog doorgestuurd in verband met een (sub)acuut hartinfarct.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerster –kort en zakelijk weergegeven- dat zij niet adequaat heeft gereageerd op de klachten waarmee klager zich bij de HAP meldde en zij het hartinfarct van klager niet tijdig heeft onderkend. Indien zij tijdig de juiste diagnose had gesteld, was de schade aan het hart van klager beperkt gebleven.

4. Het standpunt van verweerster

Nadat klager zich voor een consult op de HAP meldde, heeft verweerster in het digitale dossier gelezen dat de assistente bij het aannemen van het consult had genoteerd dat klager geen cardiale voorgeschiedenis had en niet bekend was bij de Eerste Hart Hulp (EHH). Verweerster heeft klager gezien en hem zelf opnieuw uitgevraagd. Dat doet verweerster altijd omdat patiënten soms andere dingen tegen de assistente zeggen dan tegen haar. Het tintelend gevoel in de linkerarm van klager kwam vanuit een plek onder het linker sleutelbeen en ging steeds weg na het nemen van paracetamol; hartklachten verdwijnen niet na het innemen van paracetamol. Transpiratie is vaak een begeleidend symptoom bij een hartinfarct, maar er was bij klager geen sprake van transpiratie. Klager had die dag zonder klachten wat opgeruimd en dingen versjouwd; bij een hartinfarct zou deze inspanning klachten hebben kunnen uitlokken of verergeren. Klager maakte een nerveuze, maar niet zieke indruk en er was geen dyspnoe. Verweerster heeft vervolgens uitgebreid lichamelijk onderzoek verricht. Bij het luisteren naar hart en longen werden geen afwijkingen gevonden; de hartslag was regulair, de bloeddruk was iets verhoogd, maar niet verontrustend. Verweerster constateerde enige drukpijn bij de linkerschouder en de linkerelleboog. Het neurologisch onderzoek was niet afwijkend. Op basis van de bevindingen van zowel de anamnese als het lichamelijk onderzoek concludeerde verweerster dat er sprake was van pijnklachten aan de linkerarm veroorzaakt door mogelijke overbelasting van de spieren. Klager had immers die dag wat opruim- en sjouwwerk gedaan. Verweerster heeft niet aan hartklachten gedacht omdat de begeleidende symptomen daarvoor ontbraken. Verweerster heeft klager geadviseerd door te gaan met het nemen van paracetamol, de bloeddruk verder te laten controleren bij de eigen huisarts en bij verandering van klachten opnieuw contact op te nemen met de HAP.

5. De overwegingen van het college

Nadat verweerster de notities van de assistente in het dossier had gelezen, heeft zij klager zelf opnieuw uitgevraagd en hem uitgebreid lichamelijk onderzocht, waarbij verweerster aandacht heeft gehad voor mogelijke hartklachten. Uit niets is gebleken of aannemelijk geworden dat de anamnese en het onderzoek niet deugdelijk zijn geweest. De bevindingen van verweerster, zoals blijkt uit haar aantekeningen uit het medisch dossier, gaven een zodanig beeld dat verweerster geen rekening hoefde te houden met mogelijk hartlijden. Vooral het gegeven dat de klachten verdwenen na het gebruik van paracetamol was daarvoor een belangrijke indicatie. Gelet op deze bevindingen, in samenhang met het door klager verrichte opruim- en sjouwwerk bezien, acht het college de door verweerster gestelde diagnose van spiergerelateerde klachten niet verwijtbaar onjuist. Het college vindt het van zorgvuldigheid getuigen dat verweerster klager er op heeft gewezen dat hij bij verandering van klachten, zoals druk op de borst, opnieuw contact zou moeten opnemen met de HAP. Hoewel het college betreurt hetgeen klager overkomen is, is er geen sprake van een gemiste diagnose op grond waarvan verweerster een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De klacht is derhalve ongegrond.

6. De beslissing

Het college:

- wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, mr. W.E.M. Duynstee-Bijvoet als lid-jurist, prof. dr. G.G.M. Essed, dr. G.H.M.I. Beusmans en A.F.A. van de Reepe als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C.W.M. Hillenaar als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2011 in aanwezigheid van de secretaris.