ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1413 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1161
ECLI: | ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1413 |
---|---|
Datum uitspraak: | 05-10-2011 |
Datum publicatie: | 05-10-2011 |
Zaaknummer(s): | 1161 |
Onderwerp: | Schending beroepsgeheim |
Beslissingen: | Gegrond, waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Huisarts wordt verweten dat hij zijn beroepsgeheim heeft geschonden, aangezien verweerder de vader van het gezin heeft ingelicht over het feit dat klaagster haar zorgen over het betreffende gezin met verweerder had besproken. Waarschuwing. |
Uitspraak: 5 oktober 2011
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE EINDHOVEN
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 5 april 2011 binnengekomen klacht van:
A
wonende te B
klaagster
tegen:
C
huisarts
werkzaam te B
wonende te D
verweerder
gemachtigde mr. A.C.I.J. Hiddinga te Amsterdam
gemachtigde ter zitting mr. M.J. Bos te Amsterdam
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift
- het verweerschrift.
Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare zitting van 24 augustus 2011 behandeld. Verweerder was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, die een pleitnota heeft overgelegd. Klaagster was, met bericht, afwezig.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende:
Verweerder was de huisarts van klaagster. Tijdens een spreekuur in augustus 2010 heeft klaagster ten overstaan van verweerder haar zorgen over de kinderen uit een haar bekend gezin geuit, waarbij zij het woord ‘kindermishandeling’ (door de vader) heeft gebruikt. Zij heeft verweerder, van wie zij wist dat hij de huisarts van het betrokken gezin was, verzocht om hierover contact met de vader van het gezin op te nemen. Verweerder heeft dat vervolgens (telefonisch) gedaan. In het telefoongesprek heeft verweerder gezegd dat iemand zorgen had geuit over de kinderen, zonder daarbij de uitdrukking kindermishandeling te gebruiken. Toen de vader vervolgens aan verweerder vroeg of zijn vermoeden juist was dat het klaagster was die bij verweerder haar zorgen had geuit, heeft verweerder dat bevestigd.
3. Het standpunt van klaagster en de klacht
Verweerder heeft zijn beroepsgeheim geschonden, aangezien verweerder de vader van het gezin heeft ingelicht over het feit dat klaagster haar zorgen over het gezin met verweerder had besproken. Als gevolg daarvan is het contact dat klaagster met de kinderen uit het gezin had, verbroken en kan klaagster niet meer werken op de school waar zij (als stagiaire) werkzaam was, omdat de betreffende kinderen daar naar school gaan.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft het betreffende gezin, waarvan de moeder in oktober 2009 was overleden, vaak als huisarts bezocht en was daardoor bekend met situatie in het gezin. Verweerder kon de suggestie van klaagster dat de vader van het gezin de kinderen zou mishandelen niet plaatsen. Hoewel verweerder klaagster adviseerde haar zorgen rechtstreeks bij de vader van het gezin te uiten, liet klaagster hem weten dat zij liever wilde dat verweerder contact zou opnemen met de vader, hetgeen hij heeft gedaan. Over de vermoedens van kindermishandeling heeft verweerder niet met de vader gesproken. Wel heeft hij gezegd dat iemand bij hem zorgen had geuit over de kinderen. Verweerder heeft de vraag van de vader, of klaagster (of haar moeder) degene was die zorgen had geuit - welke vraag hem verraste - bevestigend beantwoord; hij heeft niet uit eigen initiatief de naam van klaagster genoemd. Later, toen klaagster contact met verweerder opnam omdat zij het hem kwalijk nam dat door zijn toedoen het contact met de kinderen verbroken was en zij haar stageplaats op de school van de kinderen kwijt was geraakt, heeft verweerder zijn excuses gemaakt. Bovendien heeft hij - vergeefs - getracht te bemiddelen in het conflict tussen klaagster en de vader. In een later telefoongesprek op of omstreeks 31 maart 2011 heeft hij dat nogmaals gedaan. Verweerder heeft lering getrokken uit hetgeen is voorgevallen en zijn werkwijze inmiddels al aangepast, waardoor hem dit niet nogmaals zal gebeuren. Hoewel zijn handelen weliswaar niet juist was, is er geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen aangezien hij, gelet op de specifieke omstandigheden, binnen de grenzen van een redelijke beroepsuitoefening is gebleven.
Klaagster dan wel haar moeder heeft vervolgens zelf nog een AMK-melding gedaan; van kindermishandeling is echter niets gebleken.
Ter zitting heeft verweerder nog doen aanvoeren dat uit de regelgeving kan worden afgeleid dat het beroepsgeheim ziet op informatie die in het kader van de behandeling bekend wordt. Daarvan is in dit geval geen sprake. In het contact met klaagster heeft zij niet expliciet gezegd dat haar naam niet bij de vader bekend mocht worden, maar zo had verweerder dat wel begrepen.
Verweerder vraagt subsidiair om, bij gegrond verklaring van de klacht, geen maatregel op te leggen.
5. De overwegingen van het college
Ingevolge artikel 88 van de Wet BIG is ieder verplicht geheimhouding in acht te nemen ten opzichte van al datgene wat hem bij het uitoefenen van zijn beroep op het gebied van de individuele gezondheidszorg als geheim is toevertrouwd, of wat daarbij als geheim te zijner kennis is gekomen of wat daarbij te zijner kennis is gekomen en waarvan hij het vertrouwelijke karakter moest begrijpen.
Met deze regel is niet verenigbaar de beperkte opvatting van verweerder, als zou het beroepsgeheim slechts gelden in het kader van een behandeling. De verwijzing door verweerder naar de KNMG gedragsregels, waarin is bepaald dat de arts, behoudens (veronderstelde) toestemming de plicht heeft om te zwijgen over alles wat hem bekend wordt in het kader van de behandeling, is niet valide. Deze regel houdt geen beperking van het wettelijk beroepsgeheim in.
Gelet op het aldus wettelijk geregelde beroepsgeheim had verweerder niet mogen bevestigen dat klaagster inderdaad degene was die bij hem haar zorgen over de kinderen had geuit. Dit feit was hem immers bij het uitoefenen van zijn beroep ter kennis gekomen en verweerder had, ook naar eigen zeggen, wel degelijk het vertrouwelijk karakter daarvan begrepen.
Het college kan derhalve niet anders dan concluderen dat verweerder in strijd met zijn beroepsgeheim heeft gehandeld en dat de klacht gegrond is.
Vervolgens is aan de orde, of er grond is om geen maatregel op te leggen, zoals verweerder subsidiair vraagt.
Het college stelt voorop dat de wet de mogelijkheid van een gegrond verklaring zonder oplegging van een maatregel niet kent, maar het ingevolge de jurisprudentie van het Centraal Tuchtcollege in uitzonderlijke gevallen mogelijk is om bij een gegronde klacht van een maatregel af te zien.
Het college is van oordeel dat van een dergelijk uitzonderlijk geval geen sprake is.
Het college onderkent wel dat verweerder de beste bedoelingen heeft gehad en ook dat de schending van het beroepsgeheim kon plaatsvinden doordat verweerder zich door de betreffende vraag van de vader naar de bevestiging van de naam van klaagster overvallen heeft gevoeld. Daarnaast waardeert het college het dat verweerder excuus aan klaagster heeft gemaakt en een bemiddelingspoging heeft gedaan en is het college ervan overtuigd dat hij lering uit de zaak heeft getrokken.
Het college zal, dat alles in aanmerking genomen, aan verweerder de lichtste maatregel, te weten een waarschuwing, opleggen. Het college tekent daarbij uitdrukkelijk aan dat een waarschuwing een zakelijke terechtwijzing is, die de onjuistheid van een handelwijze naar voren brengt zonder daarop een stempel van laakbaarheid te drukken.
6. De beslissing
Het college:
- waarschuwt verweerder.
Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, mr. W.E.M. Duynstee-Bijvoet als lid-jurist, prof. dr. G.G.M. Essed, dr. G.H.M.I. Beusmans en A.F.A. van de Reepe als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C.W.M. Hillenaar als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2011 in aanwezigheid van de secretaris.