ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1285 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 10164

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1285
Datum uitspraak: 16-08-2011
Datum publicatie: 17-08-2011
Zaaknummer(s): 10164
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Gegrond, gedeeltelijke ontzegging
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de arts dat hij een rapport over haar heeft geschreven vol feitelijke onjuistheden, zonder klaagster te hebben ontmoet of onderzocht, op basis van verouderde informatie van haar ex-man, waarin verweerder ten onrechte haar bekwaamheid om haar kinderen op te voeden ter discussie stelt. Gedeeltelijke ontzegging van de bevoegdheid, te weten van het schrijven van rapportages en/of adviezen, waaronder ook risicotaxaties, voor de duur van een half jaar.

Uitspraak: 16 augustus 2011

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 10 november 2010 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klaagster

gemachtigde mr. H.C.J. Coumou te Apeldoorn

tegen:

C

arts

werkzaam te D, voorheen werkzaam te E

wonende te D

verweerder

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift en de aanvulling hierop

-         het verweerschrift

-         een brief d.d. 28 oktober 2010 van een psychiater, overgelegd door klaagster.

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 6 juli 2011 behandeld. Partijen waren aanwezig, klaagster bijgestaan door haar gemachtigde.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klaagster is op 21 januari 2009 gescheiden van haar man. Klaagster en de ex-man van klaagster (hierna: de ex-man) hebben gezamenlijk gezag over de (minderjarige) oudste dochter. Klaagster is belast met het eenhoofdig gezag over de twee jongste kinderen. Verweerder heeft op verzoek van de ex-man een rapport geschreven betreffende het risico op kindermishandeling van de kinderen van klaagster en de ex-man. Verweerder heeft hiervoor gebruik gemaakt van uitsluitend schriftelijke informatie, ontvangen van de ex-man. Verweerder heeft geen toestemming gevraagd aan klaagster. De ex-man heeft dit rapport ingebracht in verschillende procedures bij de rechtbank.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster verwijt verweerder dat hij een rapport over haar heeft geschreven, vol feitelijke onjuistheden, waarin hij ten onrechte haar bekwaamheid om haar kinderen op te voeden ter discussie stelt.

Verweerder heeft in het rapport geoordeeld over klaagster zonder haar te hebben ontmoet, gesproken of onderzocht. Evenmin heeft verweerder klaagster om toestemming gevraagd voor het rapport of voor het gebruik van haar persoonlijke gegevens.

Verweerder heeft zich enkel gebaseerd op door de ex-man aangeleverde, onjuiste informatie, zonder deze te verifiëren. Verweerder heeft daarbij gebruik gemaakt van documenten die geen rechtskracht hebben omdat deze zijn opgesteld door daartoe niet bevoegde personen. Deze documenten zijn niet rechtmatig verkregen door de ex-man.

Verweerder heeft hierdoor zijn deskundigheid als arts ernstig misbruikt en klaagster ernstige schade toegebracht.

In de brief d.d. 28 oktober 2010 valt te lezen dat klaagster onlangs is onderzocht door een psychiater en dat deze heeft vastgesteld dat er bij klaagster geen sprake is van psychiatrische symptomatologie. Naar zijn mening is klaagster heel wel in staat haar kinderen op te voeden.

4. Het standpunt van verweerder

Eind 2009 heeft de ex-man verweerder verzocht om een advies uit te brengen betreffende het risico op kindermishandeling van de kinderen van de ex-man en klaagster. Om een beeld te krijgen van de gezinspathologie dient in het onderzoek de aandacht uit te gaan naar de persoonlijkheden van de ouders en naar hun relatie. Verweerder heeft aan de ex-man aangegeven dat hij zich bij een dergelijk onderzoek focust op het belang van de kinderen. Tevens heeft hij aangegeven dat indien de door de ex-man verstrekte informatie tekort zou schieten voor een volledig verslag en advies, verweerder de tekorten zou vermelden en aanvullende onderzoeksvragen op zou nemen. Verweerder heeft in het rapport zelf geen diagnostische voorbehouden opgenomen. Omdat verweerder zich voor kan stellen dat een adviesvrager zijn advies wil beïnvloeden door selectieve informatie te geven, heeft verweerder de ex-man gesproken om zich daarover een goed oordeel te kunnen

vormen.

Verweerder heeft zijn risicotaxatie gebaseerd op de uitsluitend schriftelijke informatie afkomstig van de ex-man, waaronder een psychiatrisch verslag uit 1992 van het Riagg over klaagster. De ex-man had de beschikking over deze informatie uit eerdere procedures die hij had gevoerd. De informatie leek verweerder vrijwel compleet en de bronnen waren naar de mening van verweerder betrouwbaar, professioneel en deskundig. Hij had derhalve geen reden deze bronnen te diskwalificeren. Dat een deel van de informatie van achttien jaar geleden was, is wetenschappelijk gezien geen argument om het niet in de rapportage op te nemen. Klaagster was bekend met de documentatie waarvan verweerder gebruik heeft gemaakt. In zijn rapport heeft verweerder aangegeven welke informatie hij miste. Verweerder achtte het echter niet voorstelbaar dat er stukken zouden ontbreken die een dermate andere kijk op de zaak zouden geven dat de door hem getrokken conclusies daarmee als onvoldoende onderbouwd zouden kunnen worden gekwalificeerd.

Verweerder achtte het niet noodzakelijk om contact op te nemen met klaagster omdat zijn onderzoek slechts een eerste indicatie moest geven voor de noodzaak tot nader onderzoek naar de risico’s op kindermishandeling. In dat nadere onderzoek zou ook het meer actuele beeld van de gezondheidssituatie van klaagster mee kunnen wegen. Verweerder begrijpt dat het vreemd is om met een advies te worden geconfronteerd en in zo verre spijt het hem dat hij klaagster niet tevoren heeft verwittigd. Het vragen van toestemming is naar de mening van verweerder echter een te vergaande voorwaarde. Het belang van de kinderen staat immers centraal, er was weinig kans dat klaagster toestemming zou geven voor het advies en verweerder heeft geen zelfstandige onderzoeksbevoegdheid, zoals het AMK wel heeft.

Verweerder kan zich voorstellen dat klaagster zich door zijn rapport benadeeld voelt nu de strekking was dat de risico’s die de kinderen lopen, in het bijzonder ten gevolge van de problemen van klaagster, dermate groot lijken dat aanvullend onderzoek geboden is. De ex-man had niet met verweerder besproken dat hij het rapport in een rechtzaak wilde gebruiken, maar dat hij dit heeft gedaan, verbaast verweerder niet. Verweerder heeft echter niet het oogmerk gehad om klaagster te benadelen. Evenmin heeft verweerder de persoonlijke levenssfeer van klaagster ernstige schade toegebracht, nu hij zijn advies alleen aan de ex-man heeft uitgebracht.

Verweerder is ten slotte van mening dat hij een nieuwe tak van sport bedrijft. Naar zijn mening kan hij niet worden gezien als medisch adviseur van een van partijen, maar is hij partij voor het kind. In principe is het aan de adviesvrager om het advies van verweerder al dan niet op te volgen en bij hulpverleners of andere instanties onder de aandacht te brengen, maar verweerder behoudt zich het recht voor om dit zelf te doen indien hij eraan twijfelt dat dit door de adviesvrager gebeurt.

5. De overwegingen van het college

Een rapportage zoals door verweerder is uitgebracht, wordt volgens vaste jurisprudentie van het Centraal Tuchtcollege aan de hierna volgende criteria getoetst:

1. wordt in het rapport op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusie van het rapport steunt,

2. vinden de in het rapport uiteengezette gronden aantoonbaar voldoende steun in de feiten, omstandigheden en bevindingen van het rapport,

3. kunnen bedoelde gronden de daaruit getrokken conclusie rechtvaardigen,

4. beperkt de rapportage zich tot de deskundigheid van de rapporteur en

5. kon de methode van onderzoek teneinde tot beantwoording van de voorgelegde vraagstelling te komen tot het beoogde doel leiden, en/of heeft de rapporteur daarbij de grenzen van redelijkheid en billijkheid niet overschreden. Vakkundigheid en zorgvuldigheid worden daarbij ten volle getoetst. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage vindt slechts een marginale toetsing plaats.

Alvorens toe te komen aan het toetsen van de rapportage aan deze criteria, stelt het college vast dat verweerder niet heeft voldaan aan het toestemmingsvereiste uit de Wet inzake de geneeskundige behandelovereenkomst (WGBO) door zonder toestemming van klaagster een rapportage op te stellen over haar en haar minderjarige kinderen. Aangezien klaagster was belast met het gezag over de twee jongste kinderen en samen met de ex-man met het gezag over de oudste dochter, en er geen sprake was van een noodsituatie als bedoeld artikel 450 lid 2 of artikel 466 WGBO, was de toestemming van klaagster vereist.

Het college is voorts van oordeel dat de rapportage van verweerder in alle opzichten niet voldoet aan de genoemde criteria.

Het college acht het zeer onzorgvuldig en ernstig tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerder zijn rapportage heeft gebaseerd op verouderde, uitsluitend schriftelijke informatie, aangeleverd door één van de personen waar de rapportage op ziet, zonder deze informatie te verifiëren, zonder te onderzoeken of er recentere informatie beschikbaar was en zonder na te gaan of hij bevoegd was deze informatie te gebruiken. Verweerder had zich voor zijn onderzoek niet mogen beperken tot deze informatie, maar had klaagster, de ex-man en de kinderen, met toestemming van klaagster, zelf dienen te (laten) onderzoeken. De door verweerder gebruikte methode kon naar het oordeel van het college niet tot het beoogde doel leiden (5.).

Voorts vinden de in het rapport uiteengezette gronden onvoldoende steun in de feiten, omstandigheden en bevindingen van het rapport (2.). Evenmin wordt in het rapport op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusie van het rapport steunt (1.) en kunnen bedoelde gronden de daaruit getrokken conclusie rechtvaardigen (3.). Het college acht het zeer kwalijk dat verweerder enerzijds aangeeft waarom hij op bepaalde punten wordt beperkt in zijn onderzoek, maar anderzijds op deze punten toch zeer verregaande uitspraken doet en ongefundeerde conclusies trekt. Het college is van oordeel dat verweerder op basis van de hem beschikbare informatie niet tot de conclusies neergelegd in zijn rapportage had kunnen komen.

Verweerder heeft zich ten slotte niet beperkt tot zijn eigen deskundigheid (4). Verweerder is basisarts. Verweerder heeft weliswaar opleidingen en cursussen gevolgd op het gebied van psychiatrie en psychologie, maar is geen psychiater of psycholoog. Naar het oordeel van het college is verweerder niet deskundig om een dergelijke rapportage op te stellen.

Het verweer dat verweerder de persoonlijke levenssfeer van klaagster geen ernstige schade heeft toegebracht nu hij zijn advies alleen aan de ex-man heeft uitgebracht, gaat naar het oordeel van het college niet op. Verweerder had zich moeten realiseren dat de ex-man de rapportage zou kunnen inbrengen in de juridische procedures.

Gezien al het voorgaande verklaart het college de klacht gegrond.

Ten aanzien van de op te leggen maatregel overweegt het college als volgt. Het college acht de gedragingen van verweerder zeer ernstig en weegt mee dat verweerder geen blijk heeft gegeven van inzicht in zijn beperkingen en in zijn handelen. Verweerder geeft het belang van de kinderen op als rechtvaardiging voor zijn handelen, maar gaat daarmee volledig voorbij aan het feit dat hij door het opstellen van een ondeugdelijke rapportage de belangen van de kinderen juist zou kunnen schaden.

6. De beslissing

Het college:

-         verklaart de klacht gegrond;

-         legt verweerder hiervoor de maatregel op van gedeeltelijke ontzegging van de bevoegdheid om het in het register ingeschreven beroep uit te oefenen, te weten van het schrijven van rapportages en/of adviezen, waaronder ook risicotaxaties, voor de duur van een half jaar, ingaande de dag dat deze beslissing onherroepelijk zal zijn;

-         bepaalt dat om redenen, aan het algemeen belang ontleend, deze uitspraak wordt bekendgemaakt in de Staatcourant en ter bekendmaking zal worden aangeboden aan Medisch Contact en het Tijdschrift voor sociale geneeskunde .

Aldus beslist door mr. P.G.T. Lindeman-Verhaar als voorzitter,

mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk als lid-jurist, G.B.W.M. Wensing,

dr. W.M. Mulleners en dr. P.H. Wiersma als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van

mr. M. van der Hart als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2011 in aanwezigheid van de secretaris.