ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1284 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 10129

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1284
Datum uitspraak: 16-08-2011
Datum publicatie: 16-08-2011
Zaaknummer(s): 10129
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen: Gegrond, geen maatregel
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de huisarts dat hij klager onbeschoft, lomp en totaal respectloos heeft bejegend en dat hij zeer onzorgvuldig is omgegaan met de medische gegevens van klager. Gedeeltelijk gegrond zonder oplegging van maatregel.  

Uitspraak: 16 augustus 2011

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 16 september 2010 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klager

tegen:

C

huisarts

werkzaam te B

wonende te D

verweerder

gemachtigde: mr. A.V. Rijneke te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift en een aanvulling daarop

-         het verweerschrift

-         de repliek

-         de dupliek

-         proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek van 21 april 2011

-         een brief van klager van 28 april 2011

-         een brief van de gemachtigde van verweerder van 19 mei 2011

-         een brief van klager van 16 juni 2011

De klacht is ter openbare zitting van 6 juli 2011 behandeld. Partijen waren, verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde, aanwezig. De standpunten van partijen zijn toegelicht.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Per 1 januari 2009 heeft verweerder de praktijk van zijn voorganger overgenomen en staat klager als patiënt bij verweerder ingeschreven.

Op 3 september 2010 meldde klager zich op het spreekuur met de mededeling dat hij niet verder meer wilde leven en hulp wilde om het leven te beëindigen. Er is toen een vervolgafspraak gemaakt voor 9 september 2010. Op die dag heeft verweerder in het gesprek dat een half uur duurde, uiteindelijk in een bepaalde zin tegen klager de woorden ‘slappe zeikstraal’ gebezigd. Klager is boos de spreekkamer uitgelopen. Verweerder heeft meerdere malen geprobeerd contact met klager te krijgen en klager een brief geschreven waarin hij zijn

verontschuldigingen heeft aangeboden.

Tijdens het mondeling vooronderzoek is een nieuwe klacht ontstaan met betrekking tot het omgaan met de medische gegevens uit het medisch dossier van klager. Verweerder heeft de medische gegevens van klager, ook die van vóór 1 januari 2009, per fax aan zijn gemachtigde in de onderhavige procedure gestuurd.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerder – kort en zakelijk weergegeven – het navolgende:

1. verweerder heeft klager onbeschoft, lomp en totaal respectloos bejegend;

2. verweerder is zeer onzorgvuldig omgegaan met de medische gegevens van klager.

Klager heeft daartoe met name aangevoerd als volgt.

Terwijl klager in de hoogst mogelijk geestelijke nood bij verweerder aanklopte, gaf verweerder te kennen dat hij niet overtuigd was en deed hij de volgende uitlating: ‘Ik ben niet overtuigd; voor mij zit een goed verzorgde man…of gewoon platvloers gezegd: een slappe zeikstraal.’ Klager is hier enorm van geschrokken en diep door geraakt. Hij voelde zich totaal in de steek gelaten. Pas drie maanden later ontving klager een excuusbrief.

Van een behandelrelatie is absoluut geen sprake meer.

Klager heeft bezwaar aangetekend tegen het opnemen van zijn medische gegevens in het elektronisch patiëntendossier. Klager vindt het ook onwenselijk dat zijn gegevens over een fax ‘te grabbel gegooid worden’. Door het verschil in faxen met weggeblokte verslagleggingen is onomstotelijk vastgesteld dat de gemachtigde van verweerder inzicht heeft gehad in de volledige pagina uit het medisch dossier van klager, waarbij episodes tot maar liefst 2001 voor haar inzichtelijk zijn geweest. De gegevens van vóór 1 januari 2009 waren echter volstrekt irrelevant voor de behandeling van de eerste klacht.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft in het gesprek dat een half uur duurde, proberen te exploreren wat maakte dat klager zo ernstig leed dat hij tot de hulpvraag kwam een eind aan zijn leven te maken. Verweerder heeft met klager bij diens situatie stilgestaan, waarbij het voor verweerder duidelijk was dat er sprake was van een enorme lijdensdruk. Hij heeft klager uitgelegd wat hij als huisarts voor hem kon betekenen en dat er binnen de wettelijke normen gehandeld moest worden. Verweerder heeft klager er op gewezen dat er op zijn minst een diagnose gesteld zou moeten worden, waartoe de psychiater de aangewezen persoon was. Klager gaf aan dat niet te willen. Verweerder zag zich bij klager geconfronteerd met enerzijds diens specifieke hulpvraag en anderzijds diens passieve houding, waardoor het gesprek zonder vervolg dreigde te eindigen. Hij heeft klager toen toestemming gevraagd om onomwonden en eerlijk te mogen zijn, hetgeen klager goed vond. Verweerder heeft toen gezegd: ‘Ik zie een goed verzorgde man, die een intelligente indruk maakt. Ik zie een man met wie ik moeilijk contact kan krijgen waarvan ik het jammer vind dat hij zo weinig van zijn leven heeft kunnen maken. Ik heb de indruk dat ik hier aan het werk ben en dat u een probleem bij de dokter legt en er op geen enkele wijze blijk van geeft actief te participeren in het gesprek, of enige verantwoordelijkheid daar in neemt om tot een oplossing van de hulpvraag te komen. Zo komt mij ook over dat u zo in het leven staat, zo passief. Ik kan mij voorstellen als ik heel eerlijk tegen u mag zijn dat men u een slappe zeikstraal zou kunnen noemen.’

Het was de bedoeling van verweerder om klager te prikkelen en verantwoording te laten nemen, niet om klager te kwetsen. Thuis, met drie puberkinderen, wordt deze terminologie ook gebezigd, terwijl het nooit de bedoeling is die kinderen te kwetsen.

Op het moment zelf dacht verweerder, gezien de reactie van klager, al dat het niet goed uit was gepakt. Achteraf heeft verweerder spijt gekregen dat hij die woorden heeft gebruikt.

Op grond van informatie die verweerder bij deskundigen heeft ingewonnen, is het verzenden van gegevens per fax zeer veilig, veiliger dan per e-mail. Verweerder heeft op veilige en correcte manier gegevens van klager aan het kantoor van mijn gemachtigde verzonden.

Niet het hele dossier van klager, maar slechts één printscreen ervan, is aan de gemachtigde toegezonden en aan het college zijn alleen de journaalregels van de periode dat verweerder huisarts van klager was toegezonden. Voor het verweer relevante gegevens mogen aan de gemachtigde als raadsvrouwe worden verzonden. Dat heeft het KNMG ook bepaald.

Bij het bepalen van zijn beleid heeft verweerder ook kennis genomen van de voorgeschiedenis. Daarom vond de gemachtigde het ook van belang om daarover te beschikken.

5. De overwegingen van het college

In welke exacte context de woorden ‘slappe zeikstraal’ ook zijn gebezigd, het college is van oordeel dat verweerder deze woorden – hoezeer wellicht gebruikelijk in een debat met puberkinderen – niet had mogen bezigen in de professionele uitoefening van zijn beroep. Ook niet met het doel klager tot een reactie dan wel activiteit te prikkelen.

In zoverre is deze klacht gegrond.

Duidelijk is geworden dat verweerder niet de intentie had klager te beledigen of te kwetsen. Verweerder heeft, tot het besef gekomen dat hij die woorden niet had moeten gebruiken, meermalen getracht met klager in contact te komen om zijn excuses aan te bieden. Uiteindelijk heeft verweerder zijn excuses gericht aan klager in de brief van begin december 2010. Ter zitting is voorts gebleken dat verweerder alleen maar goede bedoelingen had en klager heeft willen helpen, maar wel conform de wettelijke normen.

Dit alles brengt het college er toe in casu geen maatregel op te leggen.

Niet weersproken is de stelling van verweerder dat het versturen van gegevens per fax een van de veiligste methodes is.

Verweerder heeft gesteld dat hij het dossier van klager heeft bestudeerd om klager gedegen van advies te kunnen dienen. Nadat klager voormelde klacht had ingediend, heeft verweerder in het kader van de voorbereiding van zijn verdediging een printscreen aan zijn gemachtigde gefaxt, waarop meer gegevens uit het dossier van klager stonden dan alleen de periode vanaf 1 januari 2009. Het Centraal Tuchtcollege voor de gezondheidszorg heeft bij beslissing van 6 september 2001 uitgemaakt dat wie een klacht indient, geacht wordt de jegens hem geldende geheimhoudingsplicht op te heffen, voor zover het gegevens betreft die voor de beoordeling door de tuchtrechter van belang kunnen zijn. Het college is dan ook van oordeel dat verweerder de litigieuze gegevens aan zijn gemachtigde, die ook een eigen geheimhoudingsplicht heeft, mocht verstrekken, opdat zij kon beoordelen of en in hoeverre die gegevens relevant waren voor de verdediging van verweerder.

Deze klacht is derhalve ongegrond.

6. De beslissing

Het college:

-         verklaart de eerste klacht gegrond als hiervoor overwogen, evenwel zonder oplegging van een maatregel;

-         wijst de tweede klacht af.

Aldus beslist door mr. P.G.T. Lindeman-Verhaar als voorzitter,

mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk als lid-jurist, G.B.W.M. Wensing,

dr. W.M. Mulleners en P.H. Wiersma als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van

mr. M. van der Hart als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2011 in aanwezigheid van de secretaris.