ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1255 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1051a

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1255
Datum uitspraak: 01-08-2011
Datum publicatie: 01-08-2011
Zaaknummer(s): 1051a
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt verpleegkundige dat hij leugens over haar heeft geschreven in het medisch dossier; dat hij grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond, over andere cliënten met haar gesproken heeft, regelmatig spullen en cadeautjes van haar heeft aangenomen en haar heeft gedreigd haar iets te zullen aandoen als zij een klacht tegen hem zou indienen. Ongegrond.

Uitspraak: 01 augustus 2011

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 6 april 2010 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klaagster

tegen:

C

verpleegkundige

werkzaam te D

verweerder

gemachtigde mr. W.J. Loorbach te Rotterdam

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift en de aanvullingen daarop

-         het verweerschrift

-         de repliek

-         de dupliek.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 20 juni 2011 behandeld. Verweerder was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Klaagster was met bericht afwezig.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

In het kader van sociale hulpverlening (‘bemoeizorg’) heeft verweerder klaagster en haar echtgenoot in de periode van oktober 2006 tot augustus 2009 begeleid. Verweerder heeft voor klaagster veelvuldig contact gehad en veel geregeld met diverse instanties zoals de gemeente, het UWV en de woningstichting. De behandelrelatie is geëindigd doordat verweerder elders een andere baan aanvaardde.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster verwijt verweerder dat hij leugens over haar heeft geschreven in het medisch dossier (a). Ook verwijt zij hem dat hij grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond omdat hij altijd kwam als de man van klaagster niet thuis was (b), dat hij met klaagster een wandeling heeft gemaakt in het bos (c) en dat hij haar meer dan één keer heeft gekust (d). Daarnaast stelt klaagster dat verweerder andere cliënten met haar heeft besproken (e), regelmatig spullen en cadeautjes van haar heeft aangenomen waaronder chocola, koffie, limonade en handdoeken (f) en voorts heeft gedreigd gehakt van klaagster te zullen maken als zij een klacht tegen hem zou indienen (g).

4. Het standpunt van verweerder

Klaagster is een vrouw met ernstige persoonlijkheidsproblematiek. Klaagster heeft ten onrechte gemeend dat er een vriendschapsrelatie tussen haar en verweerder bestond en  geprobeerd de grenzen van de werkrelatie te verschuiven naar vriendschappelijk en lijfelijk contact. Verweerder heeft klaagster continu op zijn persoonlijke grenzen en de grenzen die hij als hulpverlener in acht dient te nemen, gewezen en daarover gerapporteerd in het medisch dossier. Verweerder schreef zijn afspraken bij klaagster op de kalender; deze waren meestal een week van tevoren bekend. Klaagster stuurde haar echtgenoot vaak weg omdat ze vond dat hij de aandacht van haar afleidde. Verweerder heeft met het verzoek van klaagster, om met hem een wandeling in het bos te maken, pas na overleg met zijn team ingestemd; van romantische bedoelingen was geen sprake, de wandeling was therapeutisch van aard. Verweerder heeft klaagster op haar verjaardag in zowel 2007 als 2008 drie kussen op haar wangen gegeven. Klaagster is verweerder eenmaal om de hals gevlogen en heeft hem daarbij spontaan op zijn wang gekust, waarna verweerder haar direct aangaf daar niet van gediend te zijn. Verweerder heeft klaagster eenmaal om informatie gevraagd toen de broer van de

huisgenoot van klaagster, die eveneens een cliënt van verweerder was, onvindbaar was en verweerder en de politie het ergste vreesden. Klaagster heeft verweerder wel eens chocolade cadeau gegeven die verweerder vervolgens met zijn collega’s deelde. Ook bij zijn afscheid heeft verweerder een doos Merci van klaagster aangenomen. De koffie, limonade en de handdoeken heeft verweerder van klaagster aangenomen om ze door te kunnen geven aan zijn andere cliënten. Verweerder heeft voor zichzelf geen cadeautjes aangenomen. Verweerder heeft klaagster niet gezegd gehakt van haar te zullen maken. Verweerder heeft aan zijn dossierplicht voldaan door van alle gegevens die noodzakelijk waren voor een goede hulpverlening zo goed en objectief mogelijk aantekeningen te maken in het dossier. De klachten van klaagster vloeien voort uit het feit dat zij zich door verweerder in de steek gelaten voelt nu hij van baan is veranderd en hij haar daardoor niet meer kan begeleiden.

5. De overwegingen van het college

Ad a)

De overgelegde rapportages geven niet alleen een goed beeld van de aard van de aan klaagster geboden hulpverlening, maar deze laten bovendien zien dat verweerder zich zeer betrokken heeft getoond bij klaagster. Aangezien de klachten van klaagster ten aanzien van het schrijven van leugens in het dossier niet (voldoende) onderbouwd zijn en daarvoor bovendien geen enkele aanwijzing in het dossier gevonden is, is niet komen vast te staan dat verweerder zich aan het schrijven van leugens zou hebben schuldig gemaakt.

Ad b)

Vast staat dat het een aantal malen is voorgekomen dat de man van klaagster niet aanwezig was of weg ging op het moment dat verweerder met klaagster een afspraak had. Dit gegeven kan echter geen tuchtrechtelijk verwijt jegens verweerder opleveren. Voor zover klaagster zou willen insinueren dat verweerder mogelijk bedoelingen zou hebben gehad die buiten het kader van de professionele werkrelatie vallen, is het college van oordeel dat dit niet is komen vast te staan.

Ad c)

Ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat verweerder de boswandeling met klaagster heeft gemaakt nadat hij dit in het wekelijkse teamoverleg besproken had, hetgeen naar het oordeel van het college van zorgvuldigheid getuigt. Voorts is niet gesteld of gebleken dat tijdens de boswandeling iets zou zijn gebeurd dat verweerder tuchtrechtelijk aangerekend zou kunnen worden.

Ad d)

Vast staat dat verweerder klaagster enkele keren heeft gekust. Omdat het echter om verjaardagskussen gaat die tot de normale omgangsvormen mogen worden gerekend, valt verweerder hiervan geen tuchtrechtelijk verwijt te maken. Eénmaal heeft klaagster verweerder omhelst en hem een kus gegeven. Verweerder heeft klaagster direct heeft laten weten dat hij daar niet van gediend was.  Ook ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat er op dit punt geen sprake kan zijn van een tuchtrechtelijk verwijt.

Ad e)

Vast staat dat verweerder eenmaal met klaagster heeft gesproken over een andere cliënt. Niet valt in te zien welk belang van klaagster hierdoor zou zijn getroffen. In dit klachtonderdeel kan klaagster niet worden ontvangen.

Ad f)

Het college stelt vast dat verweerder niet alleen chocolade, koffie en limonade, maar ook handdoeken van klaagster heeft aangenomen. Het aannemen van chocolade, waaronder een doos Merci-chocolade bij het afscheid van verweerder, levert geen tuchtrechtelijk verwijt op. Ter zitting is voldoende komen vast te staan dat verweerder de overige spullen, zoals koffie, limonade en handdoeken ten behoeve van andere cliënten heeft aangenomen. Niet is komen vast te staan dat verweerder andere goederen voor zichzelf heeft aangenomen, zodat er geen sprake is van een tuchtrechtelijk verwijt.

Ad g)

Niet vastgesteld kan worden dat verweerder zou hebben gezegd dat hij van klaagster gehakt zou maken. In gevallen, waarin de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is, kan een verwijt dat gebaseerd is op de lezing van klager in beginsel niet gegrond worden bevonden.

Dat berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of nalaten verwijtbaar is eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat.

6. De beslissing

Het college:

-         verklaart klaagster niet ontvankelijk in klachtonderdeel e en wijst de klacht voor het overige af.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, mr. P.G.Th.Lindeman-Verhaar als lid-jurist, A. Petiet, G.J.T. Kooiman en G.P. Haas als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C.W.M. Hillenaar als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 01 augustus 2011 in aanwezigheid van de secretaris.