ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1236 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 10158

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1236
Datum uitspraak: 21-07-2011
Datum publicatie: 21-07-2011
Zaaknummer(s): 10158
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Huisarts wordt verweten dat hij zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden en het genezingsproces van klager heeft benadeeld door hem onder druk te zetten om medicijnen in te nemen. Daarnaast heeft de huisarts, zonder voorafgaand overleg met klager, klager tijdens een consult geconfronteerd met de aanwezigheid van een psychiater van de crisisdienst. Deels gegrond.

Uitspraak: 21 juli 2011  

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 28 oktober 2010 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klager

tegen:

C

huisarts

werkzaam en wonende te B

verweerder

gemachtigde mr. S.J. Berkhoff-Muntinga te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift

-         het verweerschrift

-         de repliek en twee aanvullingen daarop

-         de dupliek

-         het patiëntendossier.

De klacht is ter openbare zitting van 15 juni 2011 behandeld. Partijen waren aanwezig, verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde. Klager heeft ter zitting een kopie overgelegd van een verklaring van verweerder d.d. 01 oktober 2010.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klager was sinds medio april 2010 patiënt van verweerder. Verweerder heeft aan klager medicijnen voorgeschreven ter behandeling van een depressie. Er zijn meerdere consulten en visites geweest. Op 16 juli 2010, tijdens een bezoek van verweerder aan klager thuis, heeft verweerder in het bijzijn van de echtgenote van klager telefonisch contact gehad met de crisisdienst. Bij een consult dat eind augustus 2010 plaatsvond, heeft klager aangegeven dat het goed met hem ging en heeft hij verweerder om een kopie van het medisch dossier gevraagd. Ten behoeve van een consult dat op 3 september 2010 met klager gepland stond, heeft verweerder contact opgenomen met de crisisdienst. Afgesproken werd dat een psychiater bij het consult aanwezig zou zijn om klager te beoordelen. Verweerder heeft klager hier vooraf niet over geïnformeerd. Het consult van 3 september 2010 heeft in het bijzijn van de psychiater -en diens collega- van de crisisdienst plaatsgevonden. De betreffende psychiater heeft vervolgens op 6 september 2010 een gesprek met klager gehad. Naar aanleiding van dit gesprek heeft de psychiater verweerder het advies gegeven de antidepressieve medicatie van klager af te bouwen en te stoppen. Klager heeft zich later bij de praktijk van verweerder laten uitschrijven en zijn patiëntendossier opgehaald.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Desgevraagd heeft klager ter zitting bevestigd dat zijn klacht als volgt luidt.

Klager verwijt verweerder dat hij:

a)      zijn geheimhoudingsplicht meerdere malen heeft geschonden. Verweerder heeft tijdens een voor zijn echtgenote bedoeld consult over klager gepraat en daarnaast met de partner van de zus van klager, telefonisch over klager gesproken.

b)      hem heeft gekrenkt in zijn persoonlijkheid door de crisisdienst in te schakelen zonder enig overleg. Op het moment dat klager op 3 september 2010 voor een afgesproken consult verscheen en plaats nam in de behandelkamer van verweerder, werd hij door verweerder geconfronteerd met de aanwezigheid van twee personen van de crisisdienst, waardoor klager zich overvallen voelde. Er was geen reden om de crisisdienst in te schakelen.

c)      het genezingsproces van klager heeft benadeeld. De wil van verweerder was wet, klager had niets te zeggen en voelde zich door verweerder onder druk gezet om medicijnen in te nemen. Er was een constante dreiging van een gedwongen opname.

Ter zitting heeft klager aangegeven zijn klacht aan te willen vullen met het verwijt dat verweerder,  in tegenstelling tot hetgeen hij op 01 oktober 2010 schriftelijk heeft verklaard, het medisch dossier van klager niet heeft verwijderd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft geconstateerd dat klager leed onder angsten/depressies. Na meerdere gesprekken is besloten klager voor een depressie te behandelen door middel van psychotherapie en antidepressiva. Klager nam de voorgeschreven medicatie niet in en is vrij snel met de psychotherapie gestopt. Tijdens een consult van de echtgenote –ook patiënte van verweerder- op 6 juli 2010 waarin zij onder andere aangaf problemen te hebben met de thuissituatie, is als vanzelfsprekend over klager gesproken, aangezien deze thuissituatie alles met klager van doen had. Bovendien was de echtgenote van de medische situatie van klager reeds volledig op de hoogte omdat zij bij alle gesprekken tussen verweerder en klager aanwezig was geweest. De zus van klager heeft op 5 juli 2010 haar zorgen over klager in een telefoongesprek aan de assistente van verweerder geuit. Verweerder heeft naar aanleiding van dat telefoongesprek later teruggebeld en aangegeven dat hij geen mededelingen kon doen in verband met zijn geheimhoudingsplicht. Tijdens een visite aan klager op 16 juli 2010, waarbij hij klager en zijn echtgenote uitgebreid heeft gesproken, heeft verweerder in overleg met de echtgenote van klager, de crisisdienst op de hoogte gebracht van een mogelijk escalerende situatie. Klager is uiteindelijk toch begonnen met het innemen van antidepressiva. Verweerder heeft nimmer met een dwangopname gedreigd. Eind augustus 2010 meldde klager dat de depressie verdwenen was. Verweerder heeft klager op zijn verzoek een kopie van het medisch dossier meegegeven. Op 3 september 2010 nam klager contact met verweerder op; klager was boos en vroeg op een dringende manier om een afspraak voor diezelfde dag. Hij verzocht verweerder bovendien om zijn dossier te verwijderen. Omdat verweerder klager op dat moment als manisch depressief inschatte en hij een dreiging in zijn richting en in die van zijn assistente voelde, heeft verweerder na overleg met zijn collega, de crisisdienst gebeld. Afgesproken werd dat een psychiater bij het consult met klager aanwezig zou zijn om te beoordelen of klager manisch was geworden. Verweerder heeft klager hierover vooraf niet geïnformeerd. Hoewel klager hierover boos was, heeft hij zich in het gesprek coöperatief opgesteld. Verweerder heeft klager niet willen krenken en heeft het belang van klager steeds voor ogen gehad. Verweerder is bij zijn beroepsmatig handelen gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening; hij heeft gehandeld conform de op hem rustende zorgplicht.

5. De overwegingen van het college

Wat betreft de aanvulling van de klacht door klager ter zitting merkt het college het volgende op. Een klacht dient in beginsel bij het klaagschrift te worden ingediend. Het is in strijd met de regels van een goede procesorde om eerst ter zitting een (aanvullende) klacht in te dienen. Het college zal dit klachtonderdeel dan ook niet behandelen en verklaart klager daarin niet-ontvankelijk. Dat verweerder ter zitting op het nieuwe klachtonderdeel heeft gereageerd, doet daar niet aan af.

Ad a)

Gelet op zijn geheimhoudingsplicht is het verweerder in beginsel niet toegestaan om met anderen over klager te spreken. Vaststaat dat de echtgenote van klager bij alle consulten en visites aan klager aanwezig is geweest –hetgeen klager ook uitdrukkelijk wilde- en dat het spreken over klager tijdens het voor de echtgenote bedoelde consult van 6 juli 2010 het gevolg was van de door de echtgenote geschetste problematiek rondom de thuissituatie. Niet is gebleken dat verweerder tijdens dat gesprek zijn beroepsgeheim heeft geschonden.

Ter zitting is aannemelijk geworden dat verweerder, naar aanleiding van de door de zus geuite zorgen over klager, tijdens het telefoongesprek met de partner van de zus weliswaar over klager heeft gesproken, maar niet is komen vast te staan dat verweerder dat op een zodanige wijze heeft gedaan, dat hij zijn beroepsgeheim in dit gesprek heeft geschonden. De verklaring d.d. 22 februari 2011 die de partner van de zus zelf over dit telefoongesprek heeft opgesteld (als productie overgelegd bij repliek) wijst daar ook niet op. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Ad b)

Het college stelt vast dat er geen sprake is van informed consent ten aanzien van het inschakelen van de crisisdienst ten behoeve van het consult van klager op 3 september 2010. Door klager, zonder voorafgaand overleg, tijdens het consult te confronteren en te overdonderen met de aanwezigheid van een psychiater en diens collega van de crisisdienst, heeft verweerder naar het oordeel van het college tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Niet aannemelijk is geworden dat het inschakelen van de crisisdienst noodzakelijk was met het oog op een mogelijke dreigende situatie voor verweerder (en zijn assistente), dan wel met het oog op gevaar voor klager zelf. Dat verweerder zijn collega hierover vooraf nog heeft geraadpleegd, doet hier niet aan af. Dit klachtonderdeel is gegrond.

Ad c)

Vastgesteld kan worden dat de communicatie tussen partijen niet optimaal is verlopen. Verweerder heeft in de zorgelijke situatie van klager met voortvarendheid willen ingrijpen, maar heeft daarbij de signalen van klager, dat hij zich door verweerder onder druk gezet voelde, niet als zodanig herkend. Het uitoefenen van druk op een patiënt is op zich niet verwijtbaar, mits dit in het belang van de patiënt gebeurt. Aannemelijk is geworden dat er van het uitoefenen van enige druk door verweerder sprake is geweest, doch het college oordeelt dat verweerder in redelijkheid mocht menen dat dit in het belang van klager was.  Vaststaat dat er is gesproken over een dwangopname, maar niet is komen vast te staan dat verweerder op ongeoorloofde wijze en constant met een dwangopname heeft gedreigd. In gevallen, waarin de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is, kan een verwijt dat gebaseerd is op de lezing van klager in beginsel niet gegrond worden bevonden. Dat berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of nalaten verwijtbaar is eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat. Nu niet is vast komen te staan dat het herstelproces van klager is benadeeld, is dit klachtonderdeel ongegrond.

6. De beslissing

Het college:

-         verklaart klager deels niet-ontvankelijk als hiervoor overwogen;

-         verklaart de klacht deels gegrond en legt de maatregel van waarschuwing op;

-         wijst de klacht voor het overige af.

Aldus beslist door mr. P.J.M. van Wersch als voorzitter, mr. P.G.Th. Lindeman-Verhaar

als lid-jurist, J.D.M. Schelfhout, dr. A.L.M. Mulder en A.F.A. van de Reepe als

leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C.W.M. Hillenaar als secretaris en

in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2011 in aanwezigheid van de secretaris.