ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1222 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 10145a

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1222
Datum uitspraak: 13-07-2011
Datum publicatie: 13-07-2011
Zaaknummer(s): 10145a
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de psychotherapeut/gz-psycholoog dat hij in een telefoongesprek met haar krachttermen heeft gebruikt en zonder haar toestemming een rapportage aan de rechtbank heeft verzonden. Klaagster vindt de rapportage zeer bevooroordeeld en met name negatief over haar. Waarschuwing.    

Uitspraak: 13 juli 2011

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 12 oktober 2010 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klaagster

gemachtigde mr. M.C. Appünn te Berlicum

tegen:

C

psychotherapeut

gz-psycholoog

voorheen werkzaam te D

wonende te E

verweerder

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift en een aanvulling daarop

-         het verweerschrift en een aanvulling daarop

-         de repliek

-         de dupliek

-         de beschikking van de rechtbank en het informatiemateriaal, ontvangen van verweerder op 31 mei 2011.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 6 juni 2011 behandeld. Partijen waren aanwezig; klaagster bijgestaan haar gemachtigde.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Tussen klaagster en haar man is in 2003 echtscheiding uitgesproken. Klaagster heeft in 2009 de rechtbank – onder meer – verzocht het gezamenlijk gezag over hun twee dochters te beëindigen en te bepalen dat het gezag voortaan alleen door haar zal worden uitgeoefend. Bij de behandeling door de rechtbank van het verzoek hebben klaagster en haar ex-man, teneinde de tussen hen bestaande communicatieproblemen op te lossen en het onderling vertrouwen te herstellen, zich bereid verklaard deel te nemen aan de training  “geweldloos communiceren” van F, een praktijk voor psychiatrie en psychotherapie waar verweerder werkzaam is (hierna: de praktijk). De rechtbank heeft bij beschikking van 30 september 2009 de ex-echtelieden bevolen mee te werken aan de uitvoering van de training en heeft aan de praktijk verzocht uiterlijk op 19 januari 2010 te rapporteren over de voortgang van de training.

In bovenomschreven kader zijn klaagster en haar ex-man bij verweerder aan de training begonnen.

Verweerder heeft de training gegeven in samenwerking met een psychiater. De trainingssessies konden slechts op maandagavonden plaatsvinden. Het maken van gezamenlijke afspraken bleek in de praktijk moeilijk wegens werktijden en kinderoppas. Op 10 mei 2010 is in een telefoongesprek met klaagster, die toen met vakantie was, over het tot stand komen van een afspraak door verweerder het telefoongesprek beëindigd met woorden als “ben je godverdomme …….”. Hierna heeft klaagster afgezien van verdere afspraken voor de training. Klaagster is niet ingegaan op een uitnodiging van de psychiater om samen met verweerder een gesprek over het gebeuren te hebben.  

Op dinsdagavond 28 september 2010 heeft verweerder aan klaagster telefonisch aangekondigd dat hij het verslag van de training de erop volgende donderdag naar de rechtbank wilde zenden en dat hij nog die avond het verslag in concept naar klaagster zou mailen en heeft hij gezegd dat ze tijd genoeg had om te reageren. In de mail heeft hij verzocht om hem als er feitelijke onjuistheden in zitten hem dit uiterlijk woensdagavond te laten weten. Verweerder heeft klaagster ook op de mogelijkheid gewezen een korte zienswijze van haarzelf toe te voegen. Klaagster heeft op 3 oktober 2010 aan verweerder gemaild dat zij het rapport ontvangen had. Verweerder heeft het verslag op donderdag 30 september 2010 (college: op het rapport staat - kennelijk per abuis - vermeld donderdag 1 oktober 2010) naar de rechtbank gezonden. In het verslag is onder meer melding gemaakt van het telefoongesprek op 10 mei 2010.

3. Het standpunt van klaagster en de klachten

Klaagster voelt zich persoonlijk beschadigd door de krachttermen gebruikt in het telefoongesprek van 10 mei 2010.

Klaagster heeft geen toestemming gegeven voor de rapportage aan de rechtbank. Op het moment dat ze de conceptbrief die naar de rechtbank zou worden verzonden had ontvangen, was ze al ontevreden over de werkwijze van verweerder. Ze moest de mail lezen, tijd of geen tijd. Ze voelde druk en was van mening niets te moeten. Het was haar niet duidelijk of er toestemming was gevraagd voor toezending aan de rechtbank. Klaagster heeft de rapportage ook als zeer bevooroordeeld en met name negatief over haar ervaren.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder acht het niet correct dat hij een krachtterm heeft gebruikt in het telefoongesprek. Hij was zo zeer geraakt door de opmerking van klaagster: “betaal jij dan de oppas” dat hij uit zijn slof is geschoten. Hij heeft zijn excuses aangeboden in een telefoongesprek en doet dat nogmaals in zijn verweerschrift. Verweerder heeft het voorval besproken met de psychiater. Deze heeft klaagster uitgenodigd voor een gesprek. Een afspraak is niet tot stand gekomen omdat de maandagavond, de enige tijd die verweerder en de psychiater samen ter beschikking hadden, klaagster niet schikte. Verweerder ziet in dat hij zijn boosheid niet op die manier had moeten laten merken.

Verweerder heeft niet expliciet om toestemming gevraagd het rapport naar de rechtbank te zenden. Dat hij geen reactie heeft gekregen, heeft hij opgevat als toestemming. Hij had wel een reactie verwacht. Achteraf realiseert verweerder zich dat hij rechtstreeks toestemming had moeten vragen. Hij zal dat in de toekomst ook steeds doen. Het rapport acht hij objectief. Hij heeft vader en de kinderen niet in de kou willen laten staan. Hij heeft in het rapport ook zijn eigen rol in het incident omschreven.

5. De overwegingen van het college

Een professionele hulpverlener zal, ook als er mogelijk strubbelingen of ongenoegens meespelen, zijn positie als hulpverlener niet opzij mogen zetten en zijn persoonlijke gevoelens de overhand laten krijgen. Een cliënt, zoals klaagster, dient daarvan in de hulpverleningssetting gevrijwaard te blijven. Verweerder had de telefonische uitbarsting niet mogen laten gebeuren.

Ook had verweerder expliciet toestemming aan klaagster moeten vragen alvorens de rapportage aan de rechtbank te sturen. Daarbij had hij klaagster voldoende tijd moeten geven om op het rapport te reageren. Er was blijkbaar al eerder uitstel aan de rechtbank gevraagd en niet duidelijk is waarom nu ineens binnen een dag moest worden gereageerd.

De klachten zijn gegrond. Verweerder heeft er blijk van gegeven in te zien dat hij foutief heeft gehandeld. Een waarschuwing acht het college in het onderhavige geval een passende maatregel.

6. De beslissing

Het college:

-         verklaart de klachten gegrond en legt verweerder terzake de maatregel van waarschuwing op.

Aldus beslist door mr. A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, M.W.D. Nijhoff-Huijsse en L. de Nobel als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van M. van der Hart als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2011 in aanwezigheid van de secretaris.