ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1183 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1101
ECLI: | ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1183 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-06-2011 |
Datum publicatie: | 20-06-2011 |
Zaaknummer(s): | 1101 |
Onderwerp: | Grensoverschrijdend gedrag |
Beslissingen: | Gegrond, waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Klaagster verwijt de fysiotherapeut, voormalig werkneemster, dat zij een legaat heeft geaccepteerd van een patiënt. Waarschuwing. |
Uitspraak: 20 juni 2011
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE EINDHOVEN
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 4 januari 2011 binnengekomen klacht van:
A
wonende te B
klaagster
tegen:
C
fysiotherapeut
destijds werkzaam te D
wonende te D
verweerster
gemachtigde mr. J.J.H.S. Thomassen te Maastricht
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift
- het verweerschrift
- kopie beschikking kantonrechter d.d. 29 november 2010
- de brief d.d. 1 mei 2011 met bijlagen van klaagster.
Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare zitting van 11 mei 2011 behandeld. Klaagster is - met bericht - niet verschenen. Verweerster is, bijgestaan door haar gemachtigde, verschenen. Het standpunt van verweerster is toegelicht.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende:
Verweerster is van 1 mei 2003 tot 29 november 2010 als fysiotherapeute in loondienst werkzaam geweest bij klaagster. Vanaf 27 januari 2010 heeft verweerster een man van 87 jaar, hierna patiënt te noemen, behandeld. Op 24 juni 2010 heeft patiënt bij een notaris zijn testament aangepast. Patiënt is op 1 augustus 2010 overleden. In het testament van patiënt is een legaat ten gunste van verweerster opgenomen. Verweerster heeft dat legaat geaccepteerd. Klaagster heeft verweerster om die reden op 27 september 2010 op non-actief gesteld. De arbeidsovereenkomst tussen klaagster en verweerster is bij beschikking van de kantonrechter d.d. 29 november 2010 per die datum ontbonden.
3. Het standpunt van klaagster en de klacht
Het college verstaat de klacht van klaagster aldus dat zij verweerster verwijt dat zij als behandelaarster van patiënt een legaat heeft aanvaard, waardoor de goede naam en reputatie van de praktijk van klaagster ernstig zijn bedreigd en de reputatie van de beroepsgroep is geschaad.
Klaagster heeft daartoe nog met name aangevoerd dat uit allerlei omstandigheden is af te leiden dat de behandeling van patiënt op het moment dat het testament werd aangepast nog niet was geëindigd en dat verweerster reeds vóór en op 9 juni 2010 kennis heeft gehad van bezoeken van patiënt aan de notaris, welke geleid hebben tot de aanpassing van het testament. Klaagster heeft ter adstructie een aantal producties in het geding gebracht.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster heeft - kort en zakelijk weergegeven - het navolgende opgeworpen.
De laatste behandeling van patiënt vond plaats op 9 juni 2010. Op 8 juni 2010 hoorde verweerster voor het eerst van patiënt dat hij een brief had ontvangen van de notaris over het updaten van zijn testament. Patiënt was daar boos over omdat hem dat weer geld zou gaan kosten.
Verweerster heeft telefonisch aan de assistente van de huisarts van patiënt doorgegeven dat de behandeling op 9 juni 2010 was beëindigd. Deze gang van zaken kwam vaker voor en heeft nooit problemen opgeleverd. Verweerster had nog wel afspraken met patiënt na 9 juni 2010 in haar agenda staan, omdat er een vriendschappelijke band tussen haar en patiënt was ontstaan. Die afspraken stonden dan ook in de lunchtijd gepland.
De erfgenamen van patiënt hebben het testament van patiënt welbewust gerespecteerd. Verweerster zelf heeft aan de ex-echtgenote van patiënt melding gemaakt van het legaat en haar zelfs een kopie van het testament verstrekt. De ex-echtgenote heeft nooit kenbaar gemaakt jegens verweerster dat zij de begunstiging van verweerster niet respecteerde of vreemd vond. Verweerster werd juist bedankt voor de wijze waarop zij de belangen van patiënt had behartigd. Uiteindelijk heeft de ex-echtgenote het blijkbaar niet kunnen verkroppen dat de inboedel aan verweerster was gelegateerd.
Verweerster heeft niet gehandeld in strijd met het bepaalde in de voor haar geldende gedragsregels, zoals neergelegd in de artikelen 38 en/of 54. Er was na 9 juni 2010 geen behandelrelatie meer tussen verweerster en patiënt. Van winstbejag is geen sprake geweest.
5. De overwegingen van het college
Klaagster is van mening dat omstandigheden zoals de afspraken in de agenda van verweerster en het ontbreken van een schriftelijk stuk over de beëindiging van de behandelrelatie doen vermoeden dat de behandelrelatie ook na 9 juni 2010 voortduurde. Verweerster heeft evenwel met klem aangegeven dat op die datum de behandelrelatie eindigde en dat zij dat ook zo tegen de assistente van de huisarts heeft gezegd.
Te dezen is van belang hetgeen in artikel 54 van de Beroepsethiek en Gedragsregels voor de Fysiotherapeut van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) is bepaald. Onder meer staat daarin: ‘Niet acceptabel is ook het aanvaarden van een beloning, direct of op termijn, naast wat daarover in wet en regelgeving is vastgelegd.’
Het college is van oordeel dat de vraag of de behandelrelatie daadwerkelijk op 9 juni 2010 is geëindigd, niet behoeft te worden beantwoord, nu in casu in elk geval sprake is van een beloning op (korte) termijn.
Ook al had verweerster, zoals zij stelt, de overtuiging dat het opnemen van het litigieuze legaat in het testament rust bracht bij patiënt, toch had zij het legaat naar het oordeel van het college niet moeten accepteren. Door dit wel te doen heeft zij niet alleen de praktijk van klaagster, maar ook de beroepsgroep geschaad.
Het college acht de klacht dan ook gegrond.
Alle omstandigheden overziend en van oordeel zijnde dat tussen verweerster en patiënt een vriendschappelijke relatie bestond en dat verweerster te goeder trouw heeft gehandeld om patiënt (en zijn familie) behulpzaam te zijn, acht het college de maatregel van waarschuwing te dezen passend. Zulks te meer, nu verweerster al allerlei nadeel van haar handelen heeft ondervonden.
Voorts zal het college conform het bepaalde in artikel 71 Wet BIG om redenen, aan het algemeen belang ontleend, bepalen dat deze uitspraak wordt bekendgemaakt in de Staatcourant en ter bekendmaking zal worden aangeboden het tijdschrift Fysiopraxis.
6. De beslissing
Het college:
- legt de maatregel van waarschuwing op;
- bepaalt dat om redenen, aan het algemeen belang ontleend, deze uitspraak wordt bekendgemaakt in de Staatcourant en ter bekendmaking zal worden aangeboden het tijdschrift Fysiopraxis.
Aldus beslist door mr. P.G.T. Lindeman-Verhaar als voorzitter, prof. mr. F.C.B. van Wijmen als lid-jurist, J.A. Mooten , J.L. Keyzer en W.M. Mooij als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. M. van der Hart als secretaris en in het openbaar uitgesproken op
20 juni 2011 in aanwezigheid van de secretaris.