ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1182 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 10118
ECLI: | ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1182 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-06-2011 |
Datum publicatie: | 20-06-2011 |
Zaaknummer(s): | 10118 |
Onderwerp: | Grensoverschrijdend gedrag |
Beslissingen: | Gegrond, waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Klaagster verwijt de fysiotherapeut seksueel getint grensoverschrijdend gedrag en het ontbreken van informed consent voor de frictiebehandeling. Gedeeltelijke gegrond. Waarschuwing. |
Uitspraak: 20 juni 2011
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE EINDHOVEN
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 1 september 2010 binnengekomen klacht van:
A
wonende te B
klaagster
gemachtigde mw. mr. M.A. Smits te Nijmegen
tegen:
C
fysiotherapeut
werkzaam te D
wonende te D
verweerder
gemachtigde mr. S. Weening te Maastricht
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift en de aanvulling daarop
- het verweerschrift.
Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare zitting van 11 mei 2011 behandeld. Partijen waren, bijgestaan door hun gemachtigden, aanwezig.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende:
Eind februari 2010 is klaagster in de kelder gevallen, waarbij zij haar rechterknie heeft geblesseerd. Op advies van de huisarts is zij naar een fysiotherapeut gegaan. Zij is in de praktijk van verweerder behandeld, eerst door twee vrouwelijke fysiotherapeuten en op 12 en 18 augustus 2010 door verweerder. Verweerder heeft in laatstgenoemde behandelingen een zogenaamde frictiebehandeling toegepast.
3. Het standpunt van klaagster en de klacht
Klaagster verwijt verweerder dat hij een seksueel getinte grensoverschrijdende behandeling heeft toegepast, voorts dat hij geen uitleg heeft gegeven over de gênante en pijnlijke frictiebehandeling. Verweerder heeft daarvoor ook geen toestemming gevraagd en verkregen.
Klaagster heeft daartoe - kort en zakelijk weergegeven - het navolgende aangevoerd.
Op 12 augustus 2010 ging verweerder direct tot behandeling over. Met zijn hand ging hij via het pijpje van de boxershort naar de lies en richting de vagina van klaagster. Met zijn duim drukte hij rondom de vagina. Verweerder gaf aan dat dit drukpuntmassage was en de spieren van de knie daar vastgehecht zitten. De klachten zouden hierdoor sneller overgaan. Zijn andere hand ging van bovenaf in de boxershort en duwde op de duim, terwijl de vingers van die hand tegen haar aan bewogen. Dit deed veel pijn. Klaagster vond het een vreemde behandeling en was er erg door in de war.
Op 18 augustus 2010 was klaagster om 17.30 uur de enige patiënt in de praktijk. Zij heeft in de behandelkamer geen assistente gezien. Verweerder heeft toen dezelfde drukpuntmassage gedaan en is met zijn vingers naar haar schaamlippen gegaan alsof hij aan het vingeren was, waarna hij met zijn vingers in haar vagina ging. Klaagster lag verstijfd van schrik. Klaagster was in de war en voelde zich machteloos. Na een gesprek met een vriendin, heeft zij haar relaas aan de huisarts gedaan. Vervolgens heeft zij aangifte bij de politie gedaan. Terwijl klaagster psychologische begeleiding aan het afbouwen was, moet zij nu weer door dit gebeurde langer onder behandeling blijven.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder ontkent dat hij de vagina van klaagster zou hebben bestast of aangeraakt. Verweerder heeft omdat klaagster heupklachten had, een frictiebehandeling op de aanhechting van de bovenbeenspier toegepast. Omdat deze behandeling voor de patiënt vrij gênant en pijnlijk kan zijn, heeft hij expliciet toestemming gevraagd aan klaagster en heeft hij uitgelegd waarom hij die drukpunten wilde behandelen. Klaagster heeft expliciet toestemming daarvoor gegeven. Uit het dossier blijkt ook dat klaagster in een eerder stadium kenbaar heeft gemaakt last van rug- en heupklachten te hebben. Verweerder verwijst naar twee overgelegde verklaringen van collega’s die op respectievelijk 12 en 18 augustus 2010 bij de behandeling van klaagster in de behandelkamer aanwezig zijn geweest. Beiden hebben de verweerder verweten gedragingen niet gezien. Verweerder verwijst naar de uitspraak van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch d.d. 18 november 2010, waarbij is overwogen dat er jegens verweerder onvoldoende ernstige bezwaren bestaan om de voorlopige hechtenis in stand te laten.
5. De overwegingen van het college
Voorop stelt het college dat een frictiebehandeling aangewezen kan zijn voor niet alleen heup-, maar ook knieklachten.
Duidelijk is dat klaagster vanaf haar val tot 12 augustus 2010 alleen lokaal voor haar knie is behandeld.
Klaagster verwijt verweerder seksueel getint grensoverschrijdend gedrag. Kennelijk verstaat klaagster daaronder niet alleen het met de vingers binnengaan van de vagina, maar ook de voor haar gênante frictiebehandeling, waartoe ook de buitenkant van de vagina kan behoren.
Verweerder heeft ontkend de vagina betast of aangeraakt te hebben. Impliciet ontkent verweerder daarmede met zijn vingers de vagina te zijn binnengegaan. Verweerder wijst bovendien op het feit dat op 18 augustus 2010, de datum waarop dit zou zijn gebeurd, een collega in de behandelkamer aanwezig was. Klaagster stelt daartegenover dat geen ander persoon in de behandelkamer aanwezig was.
Nu de standpunten van partijen lijnrecht tegenover elkaar staan, kan niet aan het ene standpunt meer gewicht worden toegekend dan aan het andere. Bij gebreke van vaststaande feiten kan het college zich omtrent dit onderdeel van de klacht geen oordeel vormen.
Dit onderdeel van de klacht wordt dan ook ongegrond bevonden.
Vast staat dat in casu een frictiebehandeling is toegepast. Ook staat vast dat een dergelijke behandeling voor de patiënt gênant en pijnlijk kan zijn. Een dergelijke behandeling dient dan ook - alvorens deze wordt toegepast - goed te worden uitgelegd aan de patiënt. Vervolgens behoort aan de patiënt toestemming gevraagd te worden voor het uitvoeren van die behandeling en eerst na verkregen toestemming kan deze worden uitgevoerd, waarbij met name bij gevoelige patiënten extra zorgvuldigheid betracht dient te worden.
Uit het dossier blijkt dat klaagster een sensitieve patiënte is.
Klaagster heeft aangegeven dat zij geen last van haar heup had, dat verweerder haar de behandeling niet heeft uitgelegd en dat verweerder geen toestemming voor het uitvoeren van de behandeling heeft gevraagd.
Verweerder heeft ter zitting niet of nauwelijks aan kunnen geven wat hij klaagster aan uitleg over de behandeling heeft gegeven. Ook uit het dossier blijkt niet dat verweerder de benodigde uitleg heeft gegeven, laat staan dat klaagster haar toestemming daarvoor heeft gegeven.
Het college is dan ook van oordeel dat met betrekking tot de frictiebehandelingen geen of onvoldoende sprake is geweest van informed consent, zodat de klacht in zoverre gegrond is.
Het college is van oordeel dat de maatregel van waarschuwing te dezen passend is.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond als hiervoor overwogen
- legt de maatregel van waarschuwing op
- wijst de klacht voor het overige af.
Aldus beslist door mr. P.G.T. Lindeman-Verhaar als voorzitter, prof. mr. F.C.B. van Wijmen als lid-jurist, J.A. Mooten , J.L. Keyzer en W.M. Mooij als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. M. van der Hart als secretaris en in het openbaar uitgesproken op
20 juni 2011 in aanwezigheid van de secretaris.