ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1167 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1055
ECLI: | ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1167 |
---|---|
Datum uitspraak: | 15-06-2011 |
Datum publicatie: | 14-06-2011 |
Zaaknummer(s): | 1055 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Advies forensisch arts over handelen en/of nalaten forensich artsen jegens klager tijdens diens detentie. Tweede tuchtnorm van artikel 47 Wet BIG (lid 1 sub b). Klager ontvankelijk onder verwijzing naar CTG 20 maart 2001 en M.v.T. wetsvoorstel BIG. Klacht afgewezen. |
Uitspraak: 15 juni 2011
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE EINDHOVEN
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 12 april 2010 binnengekomen klacht van:
C
wonende te D
klager
gemachtigde mr. R.C.C.M. Nadaud te Vaals
tegen:
E
forensisch arts
werkzaam te F
wonende te G
verweerder
gemachtigde mr. S. Slabbers te Amsterdam
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift
- het verweerschrift
- de repliek en een aanvulling hierop
- de dupliek.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare zitting van 9 mei 2011 behandeld. Partijen waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigden. De pleitnotitie van de gemachtigde van klager is overgelegd.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende.
Klager heeft op 2 en 4 november 2009 bij de klachtencommissie van de GGD te A een klacht ingediend tegen drie forensisch artsen. De klacht heeft betrekking op het handelen van deze artsen gedurende de detentieperiode van klager van 9 t/m 12 maart 2009.
De klachtencommissie heeft klager voorgesteld de klacht, voorzover het betrof de medisch inhoudelijke aspecten, mede te laten beoordelen door een extern deskundige van het Forensisch Medisch Genootschap. Klager heeft op 14 december 2009 het toestemmingsformulier getekend en daarbij de klachtencommissie en de deskundige toestemming gegeven om zijn medisch dossier in te zien. De klachtencommissie heeft verweerder, destijds voorzitter van het Forensisch Medisch Genootschap en hoofd van de GGD te B, bij brief van 13 januari 2010 gevraagd om advies uit te brengen. In de adviesaanvraag staat dat klager van mening is dat de forensisch artsen van de GGD te A nalatig zijn geweest in het verlenen van medische zorg door o.a. onvoldoende toezicht te houden op het medicijngebruik en onvoldoende rekening te houden met hygiënemaatregelen. De klachtencommissie vraagt verweerder om aan te geven of het medisch handelen van de forensisch artsen aanleiding heeft gegeven tot deze klacht.
Verweerder heeft op 1 februari 2010 zijn advies aan de klachtencommissie doen toekomen. In het advies staat dat op 9 maart 2009 de medicatie van klager is geregeld en op 10 maart is aangepast, dat op 11 maart een sinusitis is gediagnosticeerd, er toen contact is geweest met de internist en dat er direct medicijnen (doxycycline) zijn voorgeschreven. In het advies staat voorts dat op 12 maart overleg plaatsvond met de behandelend nefroloog van klager over de detentie en de medicatie. Verweerder concludeert: dat (klager) de detentie als traumatisch ervaren heeft, neem ik zonder meer aan, maar dat valt de GGD-artsen niet te verwijten. Hetzelfde geldt voor de door (klager) ervaren gebrekkige hygiëne. De klachtencommissie heeft in haar uitspraak van 25 maart 2010 de klacht van klager ongegrond verklaard.
Klager heeft in het verleden twee niertransplantaties ondergaan en gebruikt daarvoor medicijnen.
3. Het standpunt van klager en de klacht
Klager verwijt verweerder dat hij nalatig is geweest in de nakoming van zijn verplichtingen als arts en medisch adviseur en dat hij ondeskundig te werk is gegaan bij de afhandeling van de klacht. Meer in het bijzonder voert klager aan dat wat eigenlijk een advies had moeten zijn een uitspraak van verweerder is geworden en daarvoor had klager geen toestemming gegeven. Klager heeft alleen een toestemmingsformulier ondertekend om zijn medisch dossier in te zien. De klachtencommissie heeft gebruik gemaakt van de uitspraak van verweerder. Verweerder was niet deskundig met betrekking tot transplantatiepatiënten. Verweerder heeft de klachten van klager en klager zelf niet onderzocht of navraag gedaan bij een deskundige op het gebied van niertransplantaties. Verweerder is geen extern deskundige en heeft de klachten van klager niet serieus genomen.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat klager niet ontvankelijk is, aangezien de klacht niet valt onder het handelen als bedoeld in artikel 47 van de Wet BIG. Er was geen sprake van een arts-patiënt relatie. Er was alleen een opdracht van de klachtencommissie om als deskundige op basis van aangeleverde stukken te oordelen over het handelen van andere beroepsbeoefenaren. Verweerder heeft slechts dossieronderzoek gedaan.
Verweerder stelt zich subsidiair op het standpunt dat hij niet nalatig is geweest. Hij heeft alleen een oordeel gegeven als deskundige over het handelen van drie forensisch artsen na bestudering van de feiten en omstandigheden, zoals door partijen gepresenteerd. Het is de klachtencommissie die de uitspraak heeft gedaan en het advies van verweerder daarbij heeft meegenomen. Klager wist dat hij toestemming gaf voor inzage in het dossier en een deskundigenadvies. Verweerder heeft de hem toegezonden stukken grondig bestudeerd en de ter zake doende elementen bij zijn afweging betrokken. Verweerder is weliswaar werkzaam bij de GGD in B, maar dat betekent niet dat hij aan de zijde van de GGD-artsen in A zou staan. Het gaat om twee aparte organisaties.
5. De overwegingen van het college
Het college overweegt aangaande de ontvankelijkheid van klager als volgt.
Verweerder heeft geen individuele zorg verleend aan klager en valt derhalve niet onder de eerste tuchtnorm van artikel 47 lid 1 sub a van de Wet BIG. De tweede tuchtnorm van artikel 47 lid 1 sub b ziet op gedragingen die niet worden bestreken door de eerste norm, maar niettemin in strijd zijn met het algemene belang, gelegen in een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg. Adviezen van beroepsbeoefenaars in de individuele gezondheidszorg kunnen het algemeen belang, gelegen in een goede uitoefening van die zorg, raken. Dat geldt bijvoorbeeld in een geval als het onderhavige, waar het advies van verweerder is opgesteld ter voorlichting van een klachtencommissie bij de beoordeling van het handelen of nalaten van een drietal artsen jegens klager. Te voorkomen is immers dat dergelijke voorlichting onjuist is en een klachtencommissie mitsdien verkeerde informatie krijgt, die wordt meegewogen bij de beoordeling van het aan die klachtencommissie voorgelegde handelen of nalaten van die artsen (CTG 20 maart 2001, 2000/060). Daarbij weegt mee dat verweerder is opgetreden in een functie, waarin zijn arts-zijn van belang is en als zodanig weerslag heeft op het belang van de individuele gezondheidszorg (M.v.T. bij het wetsvoorstel BIG, pag 76). Het optreden van verweerder kan niet los worden gezien van de individuele gezondheidszorg.
Het college komt op grond van het vorenstaande tot de conclusie dat klager ontvankelijk is in zijn klacht.
Het college komt op grond van de volgende overwegingen tot het oordeel dat verweerder niet in strijd heeft gehandeld met artikel 47 lid 1 sub b van de Wet BIG.
Klager heeft de klachtencommissie toestemming gegeven om verweerder als deskundige zijn dossier te laten inzien. Dat dossier, deels door klager zelf aangeleverd, was gevoegd bij de adviesaanvrage van de klachtencommissie van 13 januari 2010. Verweerder heeft het dossier ontvangen en bestudeerd, zo blijkt uit het door hem uitgebrachte advies. Uit dat advies blijkt tevens dat verweerder naar de klacht van klager heeft gekeken en die klacht serieus heeft genomen. Contact met of onderzoek van klager was voor de beantwoording van de door de klachtencommissie aan verweerder gestelde vragen niet vereist.
Verweerder werd door de klachtencommissie benaderd in zijn hoedanigheid van deskundige op het gebied van de forensische geneeskunde en hoefde in die hoedanigheid geen deskundigen op andere terreinen, zoals dat van niertransplantaties, in te schakelen of te raadplegen. Verweerder dient voorts als onafhankelijk deskundige te worden aangemerkt, aangezien hij niet verbonden was aan de GGD, waarbij de klacht is ingediend.
Het advies van verweerder bevat, ook al is dat summier, de gronden waarop het is gebaseerd. De klachtencommissie heeft gebruik gemaakt van het advies van verweerder om zich een oordeel te vormen over bepaalde onderdelen van de klacht en daarover een uitspraak te doen. Het gaat dus om het oordeel van de klachtencommissie en niet om het oordeel van verweerder.
De gemachtigde van klager heeft ter zitting nog een aantal nieuwe aspecten aangeroerd, waaronder het blokkeringsrecht van klager. Het college gaat hieraan voorbij, nu het gaat om nieuwe klachtonderdelen en verweerder daar niet naar behoren op heeft kunnen reageren.
De klacht wordt ongegrond bevonden en zal worden afgewezen.
Het college zal, om redenen aan het algemene belang ontleend, bepalen dat deze beslissing zal worden bekend gemaakt als hierna te bepalen.
6. De beslissing
Het college:
- wijst de klacht af.
Bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant, en zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact met het verzoek tot plaatsing.
Aldus beslist door mr. A.C. Oosterman-Meulenbeld als voorzitter, mr. P.G.Th. Lindeman-Verhaar als lid-jurist, dr. E.D.M. Masthoff, M.Ch. Doorakkers en M. Rol als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C.W.M. Hillenaar als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2011 in aanwezigheid van de secretaris.