ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1150 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 10122a
ECLI: | ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1150 |
---|---|
Datum uitspraak: | 01-06-2011 |
Datum publicatie: | 01-06-2011 |
Zaaknummer(s): | 10122a |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Gegrond, waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Klager verwijt verweerster, kinderarts, dat zij onzorgvuldig en onbekwaam heeft gehandeld door een melding te doen bij het AMK. Het college is van oordeel van verweerster zorgvuldiger had moeten omgaan met de weg naar de melding. Gedeeltelijk gegrond. Waarschuwing. |
Uitspraak: 1 juni 2011
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE EINDHOVEN
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de naar aanleiding van de op 1 juli 2010 bij het tuchtcollege Den Haag ingekomen klacht, die door het tuchtcollege Eindhoven is ontvangen op 9 september 2010, van:
A
wonende te B
klager
tegen:
C
kinderarts
werkzaam te D
verweerster
gemachtigde: mr. drs. A.A. Liem-Buirma.
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift en een aanvulling hierop
- het verweerschrift
- de repliek
- de dupliek en een aanvulling hierop.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare zitting van 20 april 2011 behandeld. Klager is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Verweerster was met haar gemachtigde aanwezig.
Besproken is de reden van het voordragen van twee getuigen. In overleg is besloten dat de getuigen slechts zullen worden gehoord, indien verweerster zulks aan het eind van de behandeling van de zaak nog gewenst acht.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende:
De dochter van klager, geboren in 2002, is op 16 juni 2010, toen zij gezeten voor op de stang van de fiets van haar broer, geboren in 1993, naar school werd gebracht, met haar rechter voet tussen de spaken gekomen en gevallen. Dit gebeurde ongeveer 30 meter vanaf de ouderlijke woning. De dochter is naar huis gebracht, alwaar haar moeder de ambulance heeft gebeld. De dochter en voormelde broer zijn met de ambulance naar het ziekenhuis gegaan en de moeder is bij twee kleine kinderen thuis gebleven. Klager was op zijn werk en heeft telefonisch contact gehad met het ambulance personeel en vervolgens met het ziekenhuis, in de persoon van onder anderen de chirurg.
Na onderzoek op de Spoedeisende Hulp bleek dat de huid onder algehele narcose gehecht moest worden. In afwachting daarvan werd de dochter op de kinderafdeling opgenomen. Haar broer bleef bij haar. Om 14.00 uur begon de operatieve ingreep, waarna de dochter om 14.47 uur weer op de kinderafdeling was. Op die 16e juni was verweerster de dienstdoende kinderarts. Aan verweerster is gevraagd een beoordeling en afweging van de situatie van de dochter en haar broer te maken in het kader van de vraag of de veiligheid van hen vanuit de thuissituatie wel voldoende was gewaarborgd. Verweerster heeft na met de kinderen gesproken te hebben, anoniem overleg gevoerd met iemand binnen het ziekenhuis die deel uitmaakt van de aandachtsgroep kindermishandeling en AMK-meldingen. Vervolgens heeft verweerster de situatie voorgelegd aan het AMK, waarvan zij het advies kreeg een officiële melding te doen. Toen klager in de namiddag in het ziekenhuis kwam, heeft verweerster aan klager uitgelegd dat er een melding bij het AMK zou plaatsvinden. Verweerster heeft die melding ook gedaan.
3. Het standpunt van klager en de klacht
Klager verwijt verweerster dat zij onzorgvuldig en onbekwaam in deze heeft gehandeld.
Klager heeft daartoe - kort en zakelijk weergegeven – het navolgende aangevoerd.
Op basis van de mededeling van het ambulance personeel dat de wond in korte tijd gehecht kon worden en de dochter na een uur al weer thuis zou zijn, is er besloten dat de dochter vergezeld zou worden door haar broer van 16. De moeder bleef thuis bij de twee jongste kinderen, waarvan er één hoge koorts had. Klager ontving telefonisch van de behandelend artsen ook de mededelingen dat het niet ging om een ernstige calamiteit, maar alleen gehecht moest worden. In de diverse telefoongesprekken bleek klager dat zijn dochter en haar broer rustig aan het lezen, kleuren en tv-kijken waren. Klager zelf kon zijn werk in een milieu-veiligheidsfunctie onmogelijk verlaten. Het terstond verlaten is zelfs potentieel strafbaar.
Verweerster heeft de dochter en haar broer tot op het bot agressief ondervraagd, hetgeen de nodige onlustgevoelens bij met name de broer heeft opgewekt. Toen klager in het ziekenhuis verscheen deelde verweerster hem met een zeer hautaine en arrogante houding mede dat zij een vermoeden van kindermishandeling zou melden aan het AMK. Dit op basis van het feit dat beide ouders niet aanwezig waren en de broer van 16 aanwezig was. Verweerster heeft geen poging gedaan met klager verder te communiceren. Er was van de zijde van verweerster geen sprake van geruststelling en ondersteuning. Onprofessioneel, bot, onzorgvuldig, geen inlevingsvermogen zijn woorden die passen om de houding van verweerster te omschrijven.
Het gezin is diep gegriefd en moet vijf maanden na het ongeval in overleg treden met het AMK over het welbevinden van de kinderen.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster heeft voor zover thans van belang als volgt verweer gevoerd.
Om tot een juiste beoordeling van de vraag met betrekking tot de veiligheid en goede thuiszorg voor de dochter en haar broer te komen, heeft verweerster kennis genomen van de gebeurtenissen van die ochtend. Van de kinderen kreeg zij de informatie over de gang van zaken. Rond de behandeling van de dochter was er voldoende ongerustheid gerezen ten aanzien van een veilige en verantwoorde zorg door de ouders om een melding te doen. Zowel op de Spoedeisende Hulp, als op de kinderafdeling was er een niet-pluis gevoel. Na overleg binnen het ziekenhuis, kreeg verweerster van het AMK het nadrukkelijke advies een officiële melding te doen inzake de zorgen omtrent de veiligheid van de dochter en haar broer. Verweerster heeft klager uitgelegd dat een melding geen beoordeling of veroordeling inhoudt, maar dat juist het AMK ervoor is om uit te zoeken of er aanleiding is te veronderstellen dat de zorg en veiligheid tekortschieten. Klager reageerde verontwaardigd op het bericht van de melding. In een later gesprek met de moeder, was moeder boos en gaf aan zich belazerd te voelen. Zij was van mening dat de melding onterecht was. Verweerster heeft haar uitgelegd hoe de gang van zaken is. De communicatie met klager is zeker niet uit de hoogte of afstandelijk geweest. De melding is niet als voorstel tot discussie aan klager voorgelegd, maar als een vaststaand feit, waarover verweerster hem informeerde.
5. De overwegingen van het college
Het zwaartepunt van de klacht ligt bij de mededeling dat een melding bij het AMK zal plaatsvinden en dat dit ook is gebeurd.
Het college wijst in dit kader op “Artsen en kindermishandeling Meldcode en Stappenplan” van de KNMG van september 2008. Onder stap 3 wordt aangegeven dat de arts aanwijzingen en signalen van kindermishandeling met de ouders bespreekt, tenzij dit niet mogelijk is uit vrees voor de veiligheid of gezondheid van het kind of andere kinderen uit het gezin. Als redelijkerwijs gevreesd moet worden dat de arts het kind daardoor uit het oog zal verliezen of als de arts vreest voor zijn eigen veiligheid.
Verweerster heeft, zoals zij verklaarde, het besluit om een melding te doen genomen en daarna dat besluit aan klager medegedeeld. Verweerster heeft niet gesteld dat zich een van de uitzonderingssituaties als voormeld voordeden op grond waarvan zij de aanwijzingen of signalen niet met klager c.q. de ouders kon bespreken.
Voorts wijst het college op het schrijven van het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde aan de staatssecretaris Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 26 januari 2011, waarin bezwaren worden aangedragen tegen het instellen van een meldplicht (onderstreping college).
Onder het kopje “Meldplicht ontneemt arts verantwoordelijkheid” wordt het navolgende opgemerkt:
“Kern van ons bezwaar is dat bij een meldplicht zorgvuldig overleg met collega’s over het gesignaleerde en een gesprek met de ouders om hen te motiveren vrijwillig hulp te zoeken wordt overgeslagen…Het bestrijden van kindermishandeling vraagt om kennis en kunde van beroepsbeoefenaren en een houding waarbij zorgvuldige waarneming gepaard gaat met een goede gespreksvoering. Het melden moet pas aan de orde komen als ouders niet meer verder geholpen kunnen of willen worden”.
Dit impliceert dat het op de weg van verweerster had gelegen om alvorens te beslissen om een melding te doen c.q. de melding daadwerkelijk te doen eerst een gesprek met de ouders te hebben. In casu had verweerster de beslissing al genomen en heeft zij klager die beslissing slechts medegedeeld zonder hem in de gelegenheid te stellen zijn kant van de situatie te belichten. Het college is van oordeel dat verweerster zorgvuldiger had moeten omgaan met de weg naar de melding. In zoverre is de klacht gegrond.
Of verweerster zich hautain en arrogant heeft opgesteld en de broer tot op het bot agressief heeft ondervraagd, kan door het college niet worden beoordeeld, nu de standpunten van partijen daarover teveel uiteenlopen.
Alle omstandigheden afwegend is het college van oordeel dat te dezen de maatregel van waarschuwing passend is.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond als hiervoor overwogen
- legt de maatregel van waarschuwing op
- wijst de klacht voor het overige af.
Aldus beslist door mr. P.G.Th. Lindeman-Verhaar als voorzitter, mr. A.E.M. van der Putt-Lauwers als lid-jurist, P.A.M. Beker, G.B.W.M. Wensing en E.C.M. Bollen als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. M.E.B. Morsink als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2011 in aanwezigheid van de secretaris.