ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1112 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09236

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1112
Datum uitspraak: 18-05-2011
Datum publicatie: 18-05-2011
Zaaknummer(s): 09236
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt verweerster, kindercardioloog, schending van haar informatieplicht jegens klaagster, het opzettelijk stellen van valse diagnoses, machtsmisbruik, uitlokking en laster. Ongegrond.

Uitspraak: 18 mei 2011

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 16 december 2009 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klaagster

tegen:

C

kindercardioloog

werkzaam te B

wonende te D

verweerster

gemachtigde mr. E.P. Haverkate te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift, twee aanvullingen hierop en een CD-ROM

-         het verweerschrift

-         de brief d.d. 19 mei 2010 van de secretaris van het tuchtcollege aan klaagster en het antwoord daarop van klaagster d.d. 25 mei 2010

-         de repliek

-         de dupliek

-         een e-mail van klaagster van 28 september 2010

-         een brief van de gemachtigde van verweerster d.d. 29 november 2010.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het

vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 6 april 2011 behandeld. Klaagster is zonder bericht, ondanks een deugdelijke oproeping niet verschenen. Verweerster was wel aanwezig met haar gemachtigde.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Verweerster heeft vanaf begin 2002 als kindercardioloog de zoon van klaagster, E geboren in 2000 (hierna patiënt), onder behandeling gehad. Blijkens een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, dat zich bij de stukken bevindt, woonde patiënt aanvankelijk bij klaagster, maar is hij in 2005 vanwege ernstige verwaarlozing uit huis geplaatst. Vanaf eind 2005 woont hij bij zijn vader. Sinds 2009 komt patiënt altijd met vader naar de poli. Sindsdien vraagt klaagster aan verweerster om informatie. Bij brief van 1 september 2009 vroeg klaagster aan verweerster om toezending van het “door u destijds gemaakte hartfilmpje” van patiënt. Ook vroeg zij in die brief om bij de eerst volgende controle een nieuw hartfilmpje te maken. Bij brief van 10 september 2009 antwoordde verweerster dat patiënt op 1 oktober 2009 een afspraak had voor een nieuw hartfilmpje. Daarop reageerde klaagster in haar brief van 20 september 2009 met de mededeling dat zij de nadere bevindingen afwachtte. Bij brief van 1 november 2009 herhaalde klaagster haar verzoek. Verweerster reageerde daarop bij verkeerd geadresseerde brief van 26 november 2009, door klaagster uiteindelijk in de loop van de maand december 2009 ontvangen. In die brief schrijft verweerster aan klaagster dat uit het echo-onderzoek van 1 oktober 2009 is gebleken, dat bij patiënt sprake is van een ernstige aortaklepstenose AS bij een bicuspiede aortaklep en dat naar haar mening (ook na overleg met collega’s in het Universitair ziekenhuis in F) een ballondilatie van de aortaklep nodig is, welke behandeling in het ziekenhuis in F zou dienen plaats te vinden. Bij die brief stuurt zij klaagster ook een aantal medische bescheiden onder meer een kopie van een brief gedateerd 22-10-2009, waarin verslag wordt gedaan van het polikliniek bezoek van patiënt op 1 oktober 2009 en een kopie formulier cardiaal echo d.d. 1 oktober 2009. In haar brief van 26 november 2009 merkt verweerster daarover op dat de door haar bijgesloten kopieën van brieven vanwege het daarin gehanteerde medisch taalgebruik moeilijk te begrijpen zijn voor mensen die daarin niet thuis zijn en nodigt zij klaagster daarom uit voor een gesprek om daarover uitleg te kunnen geven. Klaagster heeft van deze uitnodiging voor een gesprek geen gebruik gemaakt. Ook daarna heeft verweerster klaagster nog herhaaldelijk uitgenodigd voor een gesprek. Klaagster is daar echter nooit op in gegaan. Wel bleef zij verweerster schriftelijk vragen om foto- en filmmateriaal van het hartprobleem van patiënt.

3. Het standpunt van klager en de klacht

De klacht komt in essentie hierop neer, dat verweerster haar informatieplicht jegens klaagster heeft geschonden door na te laten de gevraagde gegevens aan klaagster toe te zenden. Achtergrond van de verzoeken van klaagster was, dat zij twijfelde aan de juistheid van de door verweerster gestelde diagnose en door haar nodig geachte behandeling.

Bij repliek stelt klaagster verder dat verweerster zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk stellen van valse diagnoses, machtsmisbruik, uitlokking en laster.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster stelt dat zij bij brief van 26 november 2009 de gevraagde informatie heeft verstrekt. Zij betwist verder dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan de overige, bij repliek naar voren gebrachte verwijten.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft verweerster haar handelswijze nader toegelicht. Het college zal daarop hieronder nader ingaan.

5. De overwegingen van het college

De stelling van verweerster dat zij in haar brief van 26 november 2009 de door klaagster gevraagde informatie heeft verstrekt, is naar de mening van het college niet, in elk geval niet geheel juist. Zij heeft in die brief en de daarbij gevoegde bijlagen zeker de nodige medische informatie verstrekt, waaronder beschrijvingen van de ECG registratie en echo van 1 oktober 2009, maar niet het originele beeldmateriaal. Ter zitting heeft verweerster daarover nog opgemerkt, dat het verzoek van klaagster zeer ongebruikelijk was (zij had dit nog nooit meegemaakt) en dat zij in haar ziekenhuis nooit het originele beeldmateriaal meesturen, omdat dit voor de patiënt zonder adequate medische uitleg daarbij niet goed te begrijpen valt. Verweerster heeft klaagster daarom herhaaldelijk uitgenodigd voor een gesprek waarin zij haar deze uitleg had willen geven. Een tweede reden voor verweerster om klaagster uit te nodigen voor een gesprek was dat klaagster volgens verweerster de ernst van de toestand van patiënt niet inzag. Verweerster wilde dit klaagster laten zien aan de hand van de echo.  Klaagster is echter nooit ingegaan op de herhaalde uitnodiging.

Uiteindelijk is de door verweerster nodig geachte behandeling in de loop van 2010 uitgevoerd in het ziekenhuis in F. Aangezien klaagster het met die behandeling niet eens was, is zij volgens verweerster daarvoor tijdelijk uit het ouderlijk gezag gezet.

Wat betreft het verzoek van klaagster in haar brief van 1 september 2009 om toezending van het “destijds door u gemaakte hartfilmpje”, welk verzoek door haar is herhaald in haar brief van 1 november 2009, heeft verweerster er verder nog op gewezen dat er in de loop der tijd meerdere hartfilmpjes en echo’s van patiënt zijn gemaakt, en dat daarom ook niet duidelijk was welk hartfilmpje of echo klaagster nu precies bedoelde.

Het college is van mening dat het beter ware geweest als verweerster wel aan het uitdrukkelijke verzoek van klaagster om toezending van het originele beeldmateriaal had voldaan, maar heeft ook begrip voor de door verweerster genoemde redenen om dat niet te doen. Het was de bedoeling van verweerster om in het gesprek met klaagster het beeldmateriaal te laten zien en toe te lichten. Klaagster heeft om haar moverende reden geweigerd daarvan gebruik te maken. Alles afwegende en gelet op alle omstandigheden is het college van oordeel dat verweerster in haar informatieplicht jegens klaagster niet zodanig is tekort geschoten, dat haar daarvan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

Wat betreft de in de repliek door klaagster aan verweerster gemaakte verwijten van valse diagnoses, machtsmisbruik, uitlokking en laster stelt het college vast dat klaagster deze verwijten niet, in elk geval niet deugdelijk, heeft onderbouwd en het college acht ook dit klachtonderdeel om die reden ongegrond.

6. De beslissing

Het college:

- verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.J.M. van Wersch als voorzitter, mr. W.E.M. Duynstee-Bijvoet als lid-jurist, G.B.W.M. Wensing, dr. P.H.M.T. Olde Kalter en A.F.A. van de Reepe als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. M. van der Hart als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2011 in aanwezigheid van de secretaris.