ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1076 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1045

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1076
Datum uitspraak: 02-05-2011
Datum publicatie: 03-05-2011
Zaaknummer(s): 1045
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt verweerder, bedrijfsarts, te hebben geoordeeld dat klaagster, die haar enkel had geblesseerd, haar werk kon uitoefenen zonder klaagster te hebben onderzocht, gezien of gesproken. Waarschuwing.

Uitspraak: 2 mei 2011

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 16 december 2009 bij het regionaal tuchtcollege Den Haag ingekomen klacht, die door het tuchtcollege Eindhoven is ontvangen op 25 maart 2010, van:

A

wonende te B

klaagster

tegen:

C

bedrijfsarts

werkzaam te D

verweerder

gemachtigde mr. A. Robustella te Ede

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift

- het verweerschrift

- de repliek

- de dupliek

- het procesverbaal van het mondeling vooronderzoek.

De klacht is ter openbare zitting van 21 maart 2011 behandeld. Partijen waren aanwezig; verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde, die een pleitnotitie heeft overgelegd.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klaagster werkte in de periode waar het hier over gaat in een dienstverband van 2 x 8 uur per week als receptioniste/telefoniste bij werkgever. Haar werkzaamheden bestonden voornamelijk uit de postverwerking, baliewerkzaamheden en het aannemen van de telefoon. Verweerder was eveneens in dienst van die zelfde werkgever.

Tijdens een vakantie in Frankrijk is klaagster op 6 juni 2009 ten val gekomen waarbij zij een blessure heeft opgelopen aan de rechterenkel. De daar geraadpleegde arts heeft, nadat foto’s waren gemaakt, drie weken rust en niet belasten van de enkel voorgeschreven en een enkelbrace aangemeten die zonder onderbreking gedragen moest worden. Klaagster heeft op

8 juni 2009 vanuit Frankrijk contact opgenomen met de werkgever en zich ziek gemeld. Zij heeft haar vakantie afgebroken. Direct na thuiskomst heeft zij op de voice-mail een bericht aangetroffen dat zij direct contact met haar leidinggevende moest opnemen. Dat heeft ze gedaan. In dat gesprek is door de leidinggevende aan klaagster meegedeeld dat verweerder van mening was dat klaagster 100% arbeidsgeschikt was voor haar werk en dat zij tweemaal acht uur moest komen werken. Klaagster is eerst naar de huisarts gegaan met de in Frankrijk gemaakte foto’s. Haar is aangeraden rustig aan te doen, de voet niet te belasten en fysiotherapie te volgen. Met door de werkgever geregeld vervoer is klaagster aan het werk gegaan voor de volle werktijd. Ze heeft krukken gebruikt om van de auto naar de werkplek te lopen, maar kon daarbij de voet niet geheel ontlasten. Een collega op het werk heeft voor een krukje onder de voet gezorgd. Later is een rolstoel op de werkplek aanwezig geweest.

Op 24 juni 2009 heeft een arbeidsomstandighedenspreekuur op verzoek van klaagster plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek is aan de orde gekomen dat klaagster veel moeite had met de opstelling van haar leidinggevende en ook dat klaagster pijn bleef houden. Omdat de klachten van klaagster zijn toegenomen, heeft zij zich tot een Orthopedisch Centrum gewend. Onderzoek wees uit dat er sprake was van een breuk, dat de enkel niet mocht worden belast en dat een brace gedragen moest worden. Ook werd het advies gegeven rustig aan te doen en niet meer dan 2 x 4 uur per week te werken.

Verweerder is hiervan op de hoogte gesteld en heeft telefonisch met klaagster besproken dat hij klaagster 100% arbeidsgeschikt bleef achten voor haar werkzaamheden.

Klaagster heeft vervolgens een second opinion onderzoek laten uitvoeren door een orthopeed van het X – ziekenhuis. Deze arts heeft een loopgips aangelegd en het advies gegeven voorlopig niet te werken. Klaagster heeft deze informatie aan verweerder meegedeeld.

Op grond van het standpunt van verweerder heeft de werkgever van klaagster zich steeds op het standpunt gesteld dat klaagster volledig moest komen werken, derhalve twee maal acht uur per week.

Klaagster heeft wegens verschil van inzicht een onderzoek door het UWV aangevraagd. De verzekeringsarts heeft op 26 augustus 2009 na onderzoek een rapport uitgebracht en geconcludeerd dat het voldoende aannemelijk is dat er geen duurzame geschiktheid is geweest voor het volle aantal uren. Ook de arbeidsdeskundige heeft geconcludeerd dat klaagster per datum geschil (8 juni 2009) niet volledig geschikt is te achten voor haar eigen werk.

Klaagster heeft nog steeds pijn aan de rechterenkel en bezoekt daarvoor een pijnpoli. Er wordt verder onderzoek gedaan naar spierdystrofie. Lopen en staan gaat nog steeds met problemen.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster verwijt verweerder in eerste instantie uitsluitend te zijn afgegaan op informatie die de werkgever van klaagster hem had gegeven en toen te hebben geoordeeld dat klaagster haar werk kon uitoefenen zonder dat verweerder klaagster had onderzocht, gezien of gesproken. Kennelijk is zijn oordeel ingegeven door de wensen van de werkgever, aldus klaagster. De genezing is daardoor belemmerd. Klaagster had rust moeten houden. Nadien heeft verweerder zijn opvattingen evenmin getoetst bij de behandelende artsen van klaagster. Hij is het standpunt blijven innemen dat klaagster volledig arbeidsgeschikt was voor haar werk. Hij heeft geen rekening heeft gehouden met de fysieke gesteldheid en mogelijkheden van klaagster.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de werkgever van klaagster – die ook zijn werkgever is – geadviseerd rekening te houden met de beperkingen van klaagster wat betref lopen, staan en vervoer van en naar het werk. Onder die condities heeft verweerder gesteld dat de door klaagster ondervonden beperkingen niet leidden tot beperkingen in het werk als receptioniste/telefoniste, mits gezorgd werd voor vervoer van en naar het werk en een passende (rol)stoel tijdens het werk. Verweerder kende de werkomstandigheden van klaagster omdat hij vierwekelijks het kantoor waar klaagster werkte, bezocht.

Op het arbeidsomstandighedenspreekuur op 24 juni 2009 dat plaats vond op verzoek van klaagster, heeft klaagster aangegeven moeite te hebben met de bejegening door haar leidinggevende. Het arbeidsgeschiktheidsoordeel is niet ter discussie geweest. Van het gebeuren op het spreekuur is geen verslag opgemaakt omdat het spreekuur op verzoek van werkneemster/klaagster heeft plaatsgevonden. Klaagster heeft toen wel gezegd dat zij onverminderd pijn bleef houden.

Verweerder heeft moeite gedaan om met de behandelende specialist in contact te komen. Dat is niet gelukt. Men heeft niet teruggebeld, hoewel dat was toegezegd. De specialist zou met vakantie zijn. Kort daarop ging verweerder met vakantie. Overigens heeft verweerder een zelfstandig oordeel gegeven over de arbeidsgeschiktheid. Medisch overleg met de specialist is daarvoor niet noodzakelijk. Dat de deskundigen van het UWV een andere opvatting over de arbeidsgeschiktheid hadden dan verweerder is mogelijk. Er is sprake van een professioneel verschil in interpretatie/toepassing van de LISV-standaard “Verminderde arbeidsduur”. Verweerder heeft klaagster vanwege hun verschillende kijk op het al dan niet volledig arbeidsgeschikt zijn, geadviseerd aan het UWV een deskundigenoordeel te vragen.

5. De overwegingen van het college

Verweerder heeft zijn eerste advies aan de werkgever gegeven zonder dat hij klaagster had onderzocht, gezien of gesproken. Slechts op grond van de aan hem door de werkgever verstrekte gegevens heeft hij geoordeeld dat klaagster arbeidsgeschikt was voor haar eigen werk. Nu klaagster zelf zich kennelijk niet in staat voelde haar normale werkzaamheden te verrichten – zij had zich immers ziek gemeld – had een contact tussen klaagster en verweerder plaats moeten vinden, althans had verweerder moeten trachten in contact te komen met klaagster. Dat dit niet terstond is gebeurd, acht het college tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Hieraan doet niet af dat verweerder, zoals hij stelt, is uitgegaan van het gegeven dat de rechtervoet geheel niet kon worden belast en dat hij derhalve met de meest verstrekkende beperking rekening heeft gehouden. Zonder de persoon in kwestie gezien of gesproken te hebben is ook bij een enkelblessure niet zonder meer te zeggen welke beperkingen aandacht verdienen; zo is in het onderhavige geval geen rekening gehouden met een mogelijke urenbeperking, met ervaren pijn of met andere persoonlijke beperkingen. De klacht dient in zoverre gegrond te worden verklaard.

Het college acht de klacht voor het overige ongegrond. Verweerder heeft duidelijk gemaakt dat het zijn eigen oordeel was dat klaagster arbeidsgeschikt was voor haar werk. Hij kende de omstandigheden van de werkplek van klaagster. Het college gaat er niet van uit dat verweerder wensen van de werkgever bij zijn beoordeling een rol heeft laten spelen. Verweerder heeft gepoogd de behandelend orthopeed van klaagster te raadplegen. Door omstandigheden is dat contact niet tot stand gekomen. Verweerder had hier weliswaar doortastender kunnen optreden, maar het college ziet hier niet een tuchtrechtelijk verwijtbaar nalaten in.

Het college acht het passend, gelet op de gedeeltelijke gegrondverklaring van de klacht, aan verweerder de maatregel van waarschuwing op te leggen.

6. De beslissing

Het college:

- verklaart de klacht deels gegrond en legt verweerder terzake de maatregel van waarschuwing op;

- wijst de klacht voor het overige af.

Aldus beslist door mr. A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter,

mr. E.J.M. Walstock-Krens als lid-jurist, mr. C.M.F. van Roessel, A.F.A. van de Reepe en J.C.F. Schellekens als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. J.C. Out als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2011 in aanwezigheid van de secretaris.