ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1050 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09182

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG1050
Datum uitspraak: 21-04-2011
Datum publicatie: 21-04-2011
Zaaknummer(s): 09182
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt chirurg dat hij, gelet op het medisch verleden van klager (suikerziekte en eerdere amputatie van de tenen), de voet van klager beter had moeten onderzoeken en eerder actie had moeten ondernemen, zodat amputatie van het onderbeen had kunnen worden voorkomen. Ongegrond.

Uitspraak: 21 april 2011

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 2 oktober 2009 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klager

tegen:

C

chirurg

werkzaam te D

wonende te E

verweerder

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift

- het verweerschrift

- de repliek

- de dupliek

- het procesverbaal van het mondeling vooronderzoek d.d. 7 mei 2010

- medische gegevens op schrift en cd-rom, bij het regionaal tuchtcollege ingekomen op 2 juni 2010

- een brief van klager d.d. 9 juni 2010, met bijlage

- een brief van het regionaal tuchtcollege d.d. 13 oktober 2010 aan prof. dr. F

- een brief van prof. dr. F d.d. 28 november 2010 aan het regionaal tuchtcollege.

De klacht is ter openbare zitting van 14 maart 2011 behandeld. Beide partijen waren in persoon aanwezig.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Klager heeft in 1999 een amputatie ondergaan van de tenen van zijn rechter voet. Hij lijdt aan diabetes mellitus en wordt daarvoor behandeld met insuline. Klager werd in een eerdere fase reeds behandeld met trombolyse. Tevens werd een embolectomie van de beenvaten rechts en een fasciotomie van de spierloges van het onderbeen rechts uitgevoerd.

Klager werd in maart 2008 verwezen naar de vaatpolikliniek in verband met een slecht genezende wond ter plaatse van het amputatielitteken van de voorvoet rechts. Bij onderzoek van de rechter voet bleken daar beginnende ischemische verschijnselen aanwezig te zijn.

Klager kreeg pijnmedicatie voorgeschreven en antibiotica en werd vasculair geanalyseerd. Bij een duplexscanning bleek de arteria iliaca communis rechts significant stenotisch. Tevens was sprake van een afsluiting van de arteria poplitea rechts. Ook bleken de arteria tibialis posterior en anterior rechts afgesloten en was de arteria peronea rechts marginaal gecirculeerd. Na overleg werd besloten tot een dotterprocedure van de arteria iliaca communis rechts. Deze werd op 25 maart 2008 met succes uitgevoerd. Na de ingreep leek de circulatie van de rechter voet iets verbeterd, maar na enkele dagen ontwikkelde klager daar een verdere progressieve ischemie. Verweerder adviseerde klager een onderbeenamputatie rechts te ondergaan. Dat wilde klager aanvankelijk niet, maar na enkele dagen bedenktijd stemde hij toch daarmee in. De amputatie is uitgevoerd op 22 april 2008, waarna klager tot 20 mei in het ziekenhuis is gebleven.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerder dat hij de voet in maart 2008 niet goed heeft onderzocht en niet op tijd actie heeft ondernomen. Indien verweerder juist had gehandeld, dan had een amputatie voorkomen kunnen worden.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder wijst erop dat sinds 1999 sprake is van een vasculair lijden op basis van een embolisatieproces, dat aanleiding heeft gegeven tot necrose van de tenen van de rechter voet. Amputatie van de tenen was noodzakelijk in een periode, waarin klager reeds bekend was met diabetes mellitus. Met name ten gevolge daarvan ontwikkelde klager jaren nadien verdere vasculaire problematiek. Gezien de uitkomsten van het duplexonderzoek en het angiografisch onderzoek was een amputatie geïndiceerd. Deze verliep zonder problemen. De genezing was prima en na enkele weken kon klager weer lopen met behulp van een onderbeenprothese.

5. De overwegingen van het college

Verweerder brengt naar voren dat bij klager op 6 maart 2008 sprake was van een subkritische ischemie en daarom bestond op dat moment geen indicatie de onderzoeken direct de daaropvolgende dag/dagen (met een urgentieverklaring) uit te (laten) voeren. Het college is van oordeel dat dit ook niet tot een ander resultaat zouden hebben geleid. De bloedvoorziening in het rechter been en de rechter voet van klager was immers al langere tijd bijzonder slecht.

Verweerder had naar het oordeel van het college dan ook geldige argumenten op grond waarvan het aanbrengen van een bypass bij klager niet tot de reële mogelijkheden behoorde. Zo blijkt uit de foto van de rechter voet dat daar vrijwel geen bloedtoevoer meer mogelijk was. De voetarcaden waren bijna totaal afgesloten en vooral dat laatste is een contra-indicatie voor een bypass. De bloedvoorziening in de vaten van het rechter been van klager was eveneens slecht en bij het falen van een bypass zou het uiteindelijke resultaat slechter zijn uitgevallen dan na de amputatie, zo zegt ook prof. dr. F. Het college acht het daarom juist dat verweerder bij klager niet is overgegaan tot het aanbrengen van een bypass.

Verweerder heeft in verband met de - naar verweerder erkent - zeer beperkte statusvoering ter zitting een nadere toelichting gegeven. Op grond van deze toelichting en de aantekeningen in de status, acht het college het aannemelijk dat met klager in de eerste week van april 2008 is gesproken over de (de risico’s van) een bypass in relatie tot een amputatie.

Het college komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat verweerder niet tekort is geschoten in de zorg voor klager. De klacht is ongegrond en zal worden afgewezen.

6. De beslissing

Het college:

- wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. A.C. Oosterman-Meulenbeld als voorzitter, mr. J.M.P. Drijkoningen als lid-jurist, dr. O.J. Repelaer van Driel, dr. C. van der Heul en J.N. Voorhoeve als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C.W.M. Hillenaar als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2011 in aanwezigheid van de secretaris.